Oecumene op maandag

“Vernieuwing PKN biedt katholiek perspectief”

[Onderstaande opiniebijdrage stond in het Nederlands Dagblad van donderdag 23 april 2015]

Vandaag spreekt de synode van de Protestantse Kerk (PKN) over de toekomstverkenning Kerk naar 2025. Protestanten en katholieken staan voor dezelfde uitdagingen. Vernieuwing van de kerk zou voor beiden samen een zegen kunnen zijn.

Ecclesia semper reformanda, de kerk moet zich voortdurend hervormen. Deze uitspraak – veelal abusievelijk aan Luther toegeschreven, en vorig jaar door de paus nog aan de kerkvaders, maar afkomstig van de zeventiende-eeuwse gereformeerde Nederlandse theoloog Jodocus van Lodenstein – geldt voor alle christelijke kerken.

‘Ook de protestantse kerken zijn aan hervorming toe’, zei kardinaal Koch, de Oecumeneminister van het Vaticaan, onlangs met het oog op de 500e verjaardag van de Reformatie.

Nu, beter kon hij het niet krijgen. De PKN doet wat mij betreft in haar nota Kerk naar 2025: een verkenning zozeer haar best dat vele andere kerken – waaronder de mijne – er nog een puntje aan kunnen zuigen.

ballast

Natuurlijk kan ik in de nota een paar paragrafen aanwijzen waar mijn katholieke wenkbrauwen een beetje fronsen. Maar afgezien van de bloedgroepverschillen die er tussen ons nu eenmaal bestaan, voel ik me erg thuis bij de bemoedigende toon van het document en de uitdagingen die het onder ogen durft te zien.

‘Wat is schip en wat is wellicht ‘ballast’?’, vraagt de nota zich af. Die ene, fundamentele zin deed me denken aan een vaststelling van paus Benedictus XVI. Hij was in 2011 op bezoek in Duitsland en ontmoette in Erfurt, in de voormalige kloosterkerk waar Luther ooit tot priester gewijd werd, afgevaardigden van de lutherse en gereformeerde kerken. Hij zei dat katholieken, lutheranen en gereformeerden samen ‘voor de vraag staan wat blijvend geldig is, en wat veranderen kan of moet’.

In de Nederlandse Rooms-Katholieke Kerk woedt op dit moment de discussie in hoeverre kerkgebouwen ook ballast zijn. Ook de PKN-nota spreekt over het huidige ‘netwerk van parochiale gemeenten dat heel Nederland “afdekt’’, en dat dit wellicht in de toekomst niet haalbaar blijft.

uitkomst

In sommige gevallen zullen ‘huiskerken’ uitkomst bieden: ‘Naast plaatsen van samenkomen en vieren zal de kerk de vorm krijgen van leefgemeenschappen, van gelovigen die op verschillende wijzen dagelijks het leven met elkaar delen en zich eventueel houden aan regels die het samenzijn vorm geven.’

Ook de Katholieke Kerk staat voor deze uitdaging. Het zou goed zijn als we samen, protestanten en katholieken, erover durven na te denken of deze leefgemeenschappen – vooral op het platteland – in oecumenisch verband niet veel draagkrachtiger, levendiger, uitnodigender kunnen zijn. Zulke groepen zouden gesteund kunnen worden vanuit beide kerken.

‘Er is een breed gedeeld besef dat de inrichting van de kerk eenvoudiger en flexibeler moet worden, om zo energie vrij te maken voor de basics van kerkzijn’, zegt de nota verder. Paus Franciscus schreef zijn Evangelii Gaudium dat de parochie – of gemeente – als vorm van kerk-zijn niet kaduuk is, op voorwaarde dat ‘zij heel verschillende vormen kan aannemen’, en dat die vormen ‘de missionaire creativiteit van de herder en de gemeenschap vereisen’.

Vanuit katholiek oogpunt het meest in het oog springende punt is het voorstel een regionale ‘predikant met persoonlijk gezag en “bisschoppelijke gaven’’’ aan te stellen. Deze uitdrukking staat niet in de nota, maar werd door scriba Arjan Plaisier in het ND gebruikt.

bisschop

Natuurlijk moeten we oppassen daar direct de term ‘bisschop’ op te plakken. Sommige protestanten zullen zich daarbij ongemakkelijk voelen. Bovendien denken velen daarbij dan ook direct aan de wijze waarop het bisschopsambt op dit moment in de Katholieke Kerk vorm krijgt. Daarom spreekt de nota over ‘toezicht’ (in het Grieks episkopè, waarvan het woord bisschop is afgeleid).

Maar in de geschiedenis heeft dit ambt vele vormen aangenomen. In het tweede millennium werd het bisschopsambt vooral ‘van bovenaf’ georganiseerd, maar in het eerste millenium gebeurde dat vooral ‘van onderop’.

De uitoefening van een persoonlijk en ministerieel gezag in een protestantse kerk kan niet alleen de PKN meer ‘smoel’ geven in een door media geregeerde samenleving, maar biedt tegelijkertijd oecumenische perspectieven. Reeds het Lima-rapport van de Wereldraad van Kerken uit 1982 riep alle kerken op bisschoppen aan te stellen.

niet in marmer

Zover is het nog niet in de PKN. Maar wanneer de synodeleden vandaag over deze vraag gaan nadenken, doen ze er misschien goed aan te bedenken dat de reformatoren de kerk wilden hervormen naar het model van de vroege kerk.

Door nieuwe vormen voor dit toezichtsambt uit te vinden, wordt niet alleen de oecumene gediend.

Het herinnert katholieken ook eraan dat de huidige vorm van uitoefening van dit ambt niet in marmer gebeiteld is, en dat nieuwe vormen mogelijk en wellicht nodig zijn.

Staan we voor een periode van kruisbevruchting tussen katholieken en protestanten?

“Het wonder van de eenheid is al begonnen” – Paus Franciscus en de oecumene

Overeen - Communicatieblad van de Katholieke Vereniging voor Oecumene

Overeen – Communicatieblad van de Katholieke Vereniging voor Oecumene

Voor Overeen, het communicatieblad van de Katholieke Vereniging voor Oecumene, schreef ik onderstaande analyse van de relatie tussen paus Franciscus en de oecumene. Om het blad in zijn geheel te lezen (met vele interessante artikelen!), of om lid te worden van de KVO (en zo het blad automatisch te ontvangen!): KLIK HIER
Abusievelijk word ik aan het eind van het artikel als “ds. Hendro Munsterman” gepresenteerd. Maar laat allen gerust zijn: ik ben nog steeds geen protestants predikant, slechts een eenvoudige rooms-katholieke theoloog. 😉

Aan het begin van zijn pontificaat werd door sommige commentatoren wel getwijfeld aan de oecumenische gezindheid van de Argentijnse bisschop van Rome. Kon iemand uit LatijnsAmerika wel gevoel hebben voor de zoektocht naar kerkelijke eenheid met oosters-orthodoxen en protestanten?
Zij hadden er niet mee gerekend dat Latijns-Amerika al helemaal niet meer zo katholiek is als het wel geweest is. In een land als Argentinië zijn vele verschillende vormen van het christendom te vinden: naast de sterk groeiende evangelicale kerken zijn er ook lutherse, anglicaanse, orthodoxe Kerken. En met meerdere kerkleiders van deze kerken had Jorge Bergoglio diepe vriendschappelijke banden.

Aanvaarding van alle gaven

Oecumene betekent volgens paus Franciscus

“niet de onderwerping van de één aan de ander, noch de absorptie van de één door de ander, [maar] vooral de aanvaarding van alle gaven die God aan eenieder gegeven heeft, ter manifestatie aan de gehele wereld van het grote geheim van de verlossing door Christus de Heer door de Heilige Geest”.

Deze uitspraak deed hij op zondag 30 november, feestdag van de heilige Andreas, tijdens de orthodoxe Heilige Liturgie in Istanbul, in aanwezigheid van oecumenisch Patriarch Bartholomeüs. Het is een heropname van een zin uit zijn programmatische apostolische exhortatie Evangelii Gaudium:

“Het gaat er [bij de oecumene] niet alleen om informatie te krijgen over de ander om hem beter te leren kennen, maar te oogsten wat de Geest in hen ook als een geschenk voor ons heeft gezaaid” (EG 246).

De anglicaanse bisschop Greg Venables met Jorge Bergoglio, de toenmalige rooms-katholieke aartsbisschop van Buenos Aires, nu paus Franciscus

In het licht van deze uitspraken krijgt een gebeurtenis uit eind 2009 een bijzondere betekenis. Vlak nadat paus Benedictus XVI door de publicatie van de apostolische constitutie Anglicanorum Coetibus een ordinariaat voor anglicanen die naar de rooms-katholieke Kerk wilden overstappen had gecreëerd, nam de toenmalige aartsbisschop van Buenos Aires contact op met zijn anglicaanse collega Greg Venables: “Hij belde me op om samen te ontbijten en vertelde me overduidelijk dat het ordinariaat nogal onnodig was en dat de Kerk ons als anglicanen nodig heeft”.

Tussen Franciscus en Benedictus XVI bestaat geen tegenstelling. Ook Benedictus sprak over de Kerk als communio in verscheidenheid. Het ordinariaat was voor hem een mogelijkheid om binnen de RK-Kerk een nog grotere verscheidenheid toe te laten die de Kerk zou verrijken. Maar veel wijst erop dat paus Franciscus andere accenten zet. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een andere zin uit Evangelii Gaudium, waar hij schrijft dat

“in de dialoog met de orthodoxe broeders wij, katholieken, de mogelijkheid hebben iets meer te leren over de betekenis van de bisschoppelijke collegialiteit en hun ervaring van synodaliteit. Door middel van een uitwisseling van gaven kan de Geest ons steeds meer leiden tot de waarheid en het goede” (EG 246).

Zou het kunnen zijn dat de huidige paus bang is, dat veel van de rijkdom die in andere kerken bestaat buiten ons blikveld raakt als we te snel inzetten op de opname van deze christenen binnen de RK-Kerk?

Het gedeelde geloof

Tijdens een ontmoeting met de oecumenische Ark Community zei hij dat al onze kerken

“uitmuntende theologen” hebben, maar dat we “niet moeten wachten tot zij overeenstemming in alle punten hebben bereikt”.

En:

“we zondigen tegen de wil van Christus, omdat we ons op onze verschillen concentreren, maar onze gedeelde doop is belangrijker dan onze verschillen”.

Jongeren in Taizé

In de reeds bovengenoemde toespraak in Istanbul wees Franciscus op de orthodoxe, protestantse en katholieke jongeren die samenkomen rond de gemeenschap van Taizé en die de kerken oproepen tot eenheid. En hij stelde daar vast dat

“zij dit niet doen omdat zij de verschillen die ons scheiden negeren, maar omdat ze in staat zijn er overheen te kijken; zij zijn in staat om het essentiële dat ons reeds verenigt te begrijpen”.

Zo lijkt Franciscus niet alleen meer dan Benedictus XVI de nadruk te leggen op het gezamenlijke dat ons reeds verbindt, maar in diezelfde toespraak ging hij nog een stap verder:

“Ik wil eenieder die hier aanwezig is ervan verzekeren dat de Katholieke Kerk,teneinde het doel van de kerkelijke eenheid te kunnen bereiken, geen enkele conditie wil opleggen, behalve die van de gezamenlijke geloofsbelijdenis, en dat wij bereid zijn om samen te zoeken – in het licht van de leer van de Schrift en de ervaring van het eerste millennium – naar wijzen waarop we de noodzakelijke kerkelijke eenheid in de huidige omstandigheden kunnen garanderen: het enige dat de Katholieke Kerk verlangt, en waarnaar ik streef als bisschop van Rome, “de Kerk die voorgaat in de liefde”, is de gemeenschap met de Orthodoxe Kerken.”

Hier laat Franciscus blijken dat wat hem betreft de volledige gemeenschap tussen de Rooms-katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerken vanuit katholiek oogpunt binnen handbereik is. Daarmee geeft hij ook aan dat hij bereid is om aan het pausambt een andere, nieuwe én tegelijkertijd traditionelere, invulling te geven.

Heel stiekem moest ik denken aan het beroemde oecumeneplan van de theologen Rahner en Fries die in 1982 schreven dat de eenheid van de christenen nu reeds mogelijk was. Afgelopen maand publiceerde het Italiaanse tijdschrift Civiltà Cattolica (met imprimatur van het Vaticaan door de jezuïeten uitgegeven) een uit 1984 daterend artikel van dezelfde Jorge Bergoglio. Daarin schrijft hij over de mogelijkheid, zelfs de noodzaak, voor een grote theologische en ecclesiale diversiteit in de éne Kerk van Christus.

Kende hij de publicatie van Rahner en Fries van twee jaar daarvoor? In ieder geval ligt de visie van Franciscus op de mogelijke eenheid met de orthodoxie sterk in het verlengde van dit plan. De vraag ligt open hoeveel mogelijkheden Franciscus hier ook voor de oecumene met de niet-orthodoxe Kerken ziet.

Video-boodschap van paus Franciscus, opgenomen op het mobieltje van de evangelicale bisschop Tony Palmer, met wie hij sinds jaar en dag bevriend was.

Video-boodschap van paus Franciscus, opgenomen op het mobieltje van de evangelicale bisschop Tony Palmer, met wie hij sinds jaar en dag bevriend was.

In een videoboodschap aan zijn inmiddels overleden vriend en evangelicale bisschop Tony Parker, zei paus Franciscus: “het wonder van de eenheid is reeds begonnen”.Voortbouwend op alles wat zijn voorgangers – van Paulus VI tot Benedictus XVI – hebben gezegd en gedaan, laat Franciscus dit wonder van de eenheid verder groeien. Op zoek naar ongebaande wegen.

Een rooms-katholieke kerkleraar die zelf nooit rooms-katholiek was

AP2835747_LancioGrande

Armeens-katholieke patriarch met de bisschop van Rome

Gisteren, zondag 12 april, vond in de Sint-Pietersbasiliek in Rome een uitzonderlijke gebeurtenis plaats. De media richtten logischerwijze al hun aandacht op het gebruik van het woord “genocide” door de paus om de massale slachting van Armeniërs door de Turkse staat tijdens de Eerste Wereldoorlog te beschrijven en op de diplomatieke spanningen die dat inmiddels met Turkije heeft opgeroepen.

Maar er was meer bijzonders te melden. Met name vanuit oecumenisch oogpunt was de plechtige eucharistieviering in de Sint-Pieter van groot – niet slechts symbolisch – belang. In aanwezigheid van de president van de Republiek Armenië, van kerkelijke leiders van de Armeens-apostolische Kerk én van de Armeens-katholieke Kerk werd namelijk door paus Franciscus de 10e eeuwse mysticus Gregorius van Narek tot kerkleraar van de rooms-katholieke Kerk uitgeroepen.

Gregorius was echter niet katholiek. Hij heeft zijn hele leven behoord tot een Kerk die niet in gemeenschap met de kerk van Rome stond, en was dus feitelijk een “ketter en schismaticus” (om de beladen termen uit het oude kerkelijk recht van 1917 nog maar eens te citeren). Hoe kan een niet-katholiek toch kerkleraar van de rooms-katholieke Kerk worden?

Artikel in het Nederlands Dagblad van 11 april 2015.

Artikel in het Nederlands Dagblad van 11 april 2015.

In het Nederlands Dagblad van zaterdag 11 april schreef ik al over het belang en de betekenis van deze bijzondere stap. In deze “oecumene op maandag” meer achtergronden en uitleg.

De gespleten Kerk in Armenië

In het huidige Armenië bestaat zowel een Armeens-apostolische Kerk als een Armeens-katholieke Kerk. Gregorius van Narek was lid van de eerste. Maar het is dankzij de tweede dat hij nu kerkleraar is. Allereerst dus maar een poging om wat zicht te krijgen op de Armeense kerkelijke situatie.

De Armeens-apostolische Kerk behoort met haar 7 miljoen leden tot wat over het algemeen de “oriëntaals-orthodoxe Kerken” of “oud-orthodoxe Kerken” genoemd wordt. Met deze term wordt een vijftal Kerken en kerkgemeenschappen aangeduid die het concilie van Chalcedonië (451), of soms zelfs het concilie van Efeze (431), niet erkennen.

Het gaat daarbij om de Assyrische Kerk van het Oosten (vroeger ook wel “nestorianen” genoemd), de Syrisch-orthodoxe Kerk (vroeger ook wel “jacobieten” genoemd), de Armeens-apostolische Kerk, de Koptisch-Orthodoxe Kerk van het patriarchaat van Alexandrië en de Ethiopisch-orthodoxe Kerk. [1]

De kerkscheiding tussen deze Kerken en de byzantijnse en westerse Kerken hadden in eerste instantie vooral politieke en culturele redenen. Deze Kerken maakten namelijk geen deel uit van het Romeinse rijk. Toen dus de Romeinse Keizer opriep/besloot tot een oecumenisch concilie, voelden zij zich niet betrokken of uitgenodigd. Voor een deel kwam dat ook door het feit dat zij op cultureel en/of spiritueel vlak inmiddels andere wegen waren gegaan dan hun christelijke geloofsgenoten binnen het Romeinse Rijk. Het duurde echter tot 555 dat de Armeense Kerk officiëel de besluiten van Chalcedonië verwierp en zich definitief van de romeinse Rijkskerk afscheidde.

Een erkenning achteraf van het concilie van Chalcedonië werd bovendien bemoeilijkt door het culturele isolement waarin deze Kerken zich lange tijd bevonden – mede veroorzaakt door de minderheid die zij vormden in door een moslim-meerderheid bewoonde landen.

Maar met de andere Kerken erkennen zij de canon van het Oude en Nieuwe Testament en onderschrijven zij de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel. [2] Met de byzantijns-orthodoxe en westerse katholieke Kerken hebben zij bovendien de episcopale structuur en ambtsopvolging behouden.

Gedurende de afgelopen decennia zijn deze Kerken in een vruchtbare oecumenische dialoog getreden met zowel de orthodoxe Kerken als met de rooms-katholieke Kerk. Paus Johannes Paulus II besteedt twee mooie paragrafen in zijn oecumene-encycliek Ut Unum Sint aan deze dialoog en stelt daarin vast dat “Oecumenische contacten wezenlijke verhelderingen mogelijk (hebben) gemaakt ten aanzien van de traditionele tegenstellingen betreffende de christologie, in die mate dat we samen het geloof hebben kunnen belijden dat we gemeen hebben” (UUS 63). Verschillende van deze dialogen hebben zelfs vastgesteld dat de (schijnbare) tegenstellingen uit het verleden (grotendeels) op misverstanden hebben berust.

In 1996 ondertekende Johannes Paulus II samen met de Armeens-apostolische katholikos Karekin I een gezamenlijke verklaring waarin uitdrukkelijk gesteld werd dat christologische verschillen niet langer reden tot scheiding tussen beide Kerken zijn. Ondanks dat het nog niet tot een volledige eenheid gekomen is – mede door de vraag hoe de Armeens-apostolische Kerk zich dan tot de Orthodoxe Kerken zou verhouden – kunnen volgens het huidige rooms-katholieke kerkelijke recht rooms-katholieke gelovigen in een Armeens-apostolische eucharistieviering de communie ontvangen.

Het meest bijzondere van deze vaststelling is wel dat de actieve acceptatie van een conciliair dogma (in zijn eigen bijzondere verwoording) niet wezenlijk geacht wordt voor het belijden van hetzelfde geloof.

De Armeens-katholieke Kerk

In 1439 zag de katholieke Kerk zich in staat om een kerkvereniging met de Orthodoxe Kerken, maar ook met de Armeniërs en de Jacobieten te sluiten, maar dit was geen lang leven beschoren. Enerzijds omdat de termen waarin deze kerkelijke eenheid beschreven werd slechts uitsluitend westers en scholastiek waren, maar ook omdat deze Kerken slechts door een paar vertegenwoordigers aanwezig waren. Bij hun terugkomst in Armenië bleek het verzet in hun Kerken groter dan verwacht. Deze vereniging “mislukte omdat het slechts het werk van theologen was en psychologisch in de clerus, het monnikendom en het volk van het Oosten geen wortels had” [3].

Paus Franciscus groet de Armeens-apostolische Katholikos Karekin II

In de 18e eeuw gingen tenslotte toch enkele Armeense bisschoppen over tot een blijvende kerkelijke eenheid met de rooms-katholieke Kerk. Zo ontstond de Armeens-katholieke Kerk. Op dit moment heeft zij zo’n 470.000 gelovigen, waarvan er zo’n 325.000 in Armenië zelf verblijven. Vanwege historische overwegingen zetelt de patriarch van de Armeens-katholieke Kerk, Bedros XIX, op dit moment in Beiroet (Libanon). In Venetië bestaat verder een Armeens-katholieke kloosterorde (de Mechitharisten).

Het is dan op verheugend dat tijdens de eucharistieviering met paus Franciscus zowel het hoofd van de Armeens-apostolische Kerk, de katholikos van Etschmiadzin, Karekine II, als ook die van de Armeens-katholieke Kerk, Nerses Bedros XIX, broederlijk aanwezig waren. Ook de Armeens-apostolische katholikos van Antélias (Libanon), Aram I was aanwezig.

Hoe kan een “ketter” toch “kerkleraar” worden?

Gregorius van Narek

Gregorius van Narek

Gregorius van Narek (geboren in 950 in Andzevatsik in Armenië, gestorven rond 1005 in een klooster in Narek in het huidige Turkije) wordt in de Armeens-apostolische Kerk als een uitzonderlijke heilige beschouwd. Zijn mystieke gedichten worden o.a. tijdens de vastenliturgie gebeden. Toen dus Rome in de 18e eeuw met een deel van de Armeense christenen in “volledige kerkgemeenschap” trad, nam het automatisch de heiligen van de Armeens-apostolische Kerk van dat moment over. Hij is nooit door een paus heiligverklaard, maar in zekere zin “als heilige geadopteerd”.

En nu dus, dank zij deze 18e eeuwe adoptie, ook kerkleraar. Dat de Armeens-apostolische Kerk deze “adoptie” niet als “recuperatie” ziet, maar zich er zelfs over verheugt, mag een teken zijn van de goed oecumenische betrekkingen.

Een kerkleraar is voor de rooms-katholieke Kerk iemand die een bijzondere betekenis voor de geloofsleer heeft. In deze lijst van inmiddels 36 kerkleraren staan inmiddels vier vrouwen (Theresa van Avila, Catharina van Siena, Thérèse de Lisieux en Hildegard von Bingen), en twee Oosterse christenen: Sint Ephraïm de Syrier die in 1920 door Benedictus XV werd toegevoegd en nu dus de Armeniër Gregorius van Narek. Het is echter de allereerste kerkleraar die zelf nooit katholiek was.

De vraag is daarmee gesteld of andere niet-katholieke christenen in de toekomst ook door de rooms-katholieke Kerk als kerkleraar kunnen worden aangemerkt. En daarmee een tweede vraag: zouden deze andere Kerken zo’n pauselijke geste met even open armen ontvangen?

Overigens: het klooster waar Gregorius ooit als monnik leefde werd tijdens de Armeense genocide geheel verwoest. Op dit moment staat op dezelfde plek een moskee.

NOTEN

[1] Zie: Johann-Adam Möhler-Institut (red.), Kleine Konfessionskunde (Paderborn 1996), 102-106.

[2] Met de Orthodoxe Kerken verwerpen zij het Filioque.

[3] Klaus Schatz, Allgemeine Konzilien – Brennpunkte der Kirchengeschichte (Padernborn 2008), 156.

Paus over oecumene in het vliegtuig tussen Sri Lanka en de Fillipijnen

Paus Franciscus bezocht de afgelopen dagen Sri Lanka en de Fillipijnen. Deze beide bezoeken werden gekenmerkt door aandacht voor armoede, het gezin, interreligieuze dialoog.

Paus met journalisten in het vliegtuig tussen Colombo en Manilla – 15/1/2015

Voor de oecumene was tijdens beide bezoeken weinig plaats. Vertegenwoordigers van de verschillende christelijke kerken waren uitgenodigd voor de ontmoetingen met de leiders van de andere godsdiensten – zowel in Sri Lanka als op de Fillipijnen – maar de prioriteit lag overduidelijk elders.

Twee uitspraken uit het interview met journalisten in het vliegtuig van Colombo naar Manilla (15 januari) verdienen het echter op deze blog genoemd te worden.

Bartholomeüsnacht

Als antwoord op de vraag van een Franse journalist naar een reactie op de terroristische aanslagen door moslimextremisten in Parijs, wees de paus wees op de Parijse Bartholomeüsnacht (1572), waar meerdere honderden protestanten door katholieken werden uitgemoord. Na te hebben vastgesteld dat we vaak verwonderd kijken naar hoe mensen met het beroep op hun geloof andere mensen uitmoorden, herinnerde hij eraan dat ook in de eigen christelijke traditie verschillende van zulke misdaden gepleegd zijn.

Niet naar de hel

In datzelfde interview herinnerde hij tevens aan de eerste keer in zijn leven dat hij in levende lijve protestanten had gezien en dat hij een paar dagen vantevoren ook aan vertegenwoordigers van het Leger des Heils had verteld. “Ik was vier of vijf jaar en ik liep met mijn oma op straat. Aan de overkant liepen twee vrouwelijke heilssoldaten met die hoed die ze vroeger droegen. En ik vroeg m’n grootmoeder: “zijn dat nonnen?” En ze antwoordde: “Nee, dat zijn protestanten. Maar ze zijn goed.” Het was de eerste keer dat ik op een positieve manier heb horen praten over iemand met een ander geloof, een protestant. In die tijd zei men immers tijdens de katechese dat die allemaal naar de hel gaan”.

De paus in Turkije: een bijgedragen steentje of een omslagpunt in de oecumene?

Paus Franciscus in Turkije

Paus Franciscus in Turkije

Er stonden nogal wat thema’s op de agenda van het driedaagse bezoek van paus Franciscus aan Turkije: interreligieuze dialoog, godsdienstvrijheid, vluchtelingenopvang, de plaats van de kleine katholieke minderheid in Turkije, enz. Maar de oorspronkelijke aanleiding was een oecumenische: de uitnodiging van Bartholomeüs I om het feest van de heilige apostel Andreas in Istanboel (Constantinopel) te komen vieren.

De oecumenische patriarch van Constantinopel wordt beschouwd als opvolger van deze apostel Andreas en als ere-primaat van de gezamenlijke orthodoxe kerken. Andreas en Petrus waren volgens de evangeliën broers van elkaar. De opvolger van deze Andreas ontving de opvolger van deze Petrus. De Westerse en de Oosterse Kerk ontmoetten elkaar.

.

Getemperde verwachtingen

Het feit dat beide kerkleiders elkaar treffen is niet uitzonderlijk. Het was al de vierde ontmoeting tussen Bartholomeüs en Franciscus: “Wat er historisch aan is, is dat dit soort vieringen en ontmoetingen niet historisch meer zijn”, becommentarieerde vooraf Mgr. Gollnisch, directeur van de Franse stichting L’Oeuvre d’Orient.

Voorafgaand aan het bezoek had patriarch Bartholomeüs te kennen gegeven dat men niet al te hoge oecumenische verwachtingen van het pausbezoek moest hebben. De verklaring die hij en de paus zouden gaan ondertekenen zou weliswaar een belangrijke mijlpaal in de betrekkingen tussen beide Kerken zijn, maar men zou “geen spectaculaire gestes” moeten verwachten. De teleurstelling rond de onlangs mislukte theologische dialoog tussen beide Kerken in Amman (Jordanië), vooral vanwege onwil van de Russisch-Orthodoxe Kerk, zat immers nog vers in het geheugen.

Maar alweer wist paus Franciscus iedereen, ondanks de getemperde verwachtingen, te verrassen.

.

Steentje of omslag ?

De woordvoerder van het oecumenisch patriarchaat, de protopresbyter Dositheos Anagnostopulos vertelde tegen de Duitstalige redactie van Radio Vaticaan dat de eerste steen voor de hereniging van de beide Kerken door Johannes XXIII gelegd was. Hij was in de woelige jaren ’30 nuntius in Turkije en had eerste betrekkingen met de toenmalige patriarch Athenagoras aangeknoopt.

En hij vervolgde met de vaststelling dat “de drie andere pausen die ons hier bezocht hebben [Paulus VI, Johannes Paulus II en Benedictus XVI, HM], telkens een klein steentje hebben bijgedragen aan deze grote puzzle voor het toekomstige herstel van de Kerk”. Op de vraag wat paus Franciscus dan als steentje kon bijdragen antwoordde hij: “het eenvoudig christelijke, het mensenvriendelijke, het collegiale, het broederlijke”.

Maar dit steentje van paus Franciscus zou wel eens de sluitsteen kunnen zijn. Anagnostopulos erkent dit ook: “Het hoofdprobleem is het primaatschap van de bisschop van Rome. Hoe moeten we dit begrijpen, 950 jaar na het schisma? Als we dat eenmaal geklaard hebben, dan zal alles andere – zo geloof ik – vanzelf langzaam opgelost”. [Voor een beschrijving van deze problematiek, zie een vorige Oecumene op maandag: “En wat doen we met de paus?“]

Heeft de italiaanse krant La Stampa dan ook gelijk wanneer dit bezoek het “omslagpunt in de oecumene” betekent? Vanuit rooms-katholiek oogpunt wel, zoals we zullen zien. De vraag is echter hoe de orthodoxe Kerken op deze nieuwe houding kan reageren.

.

De pauselijke drie-akter

Om wat helderder zicht te krijgen op de oecumenische reikwijdte van wat er nu feitelijk in Istanboel gebeurd is, zetten we kort alle belangrijke uitspraken en symbolische handelingen van de paus op een rijtje.

Paus Franciscus en Patriarch Bartholomeüs

Paus Franciscus en Patriarch Bartholomeüs

Zaterdag 29 november – oecumenisch avondgebed – In Phanar, de historische wijk van Istanboel waar het oecumenisch patriarchaat zetelt, nam de paus deel aan een oecumenisch avondgebed. [1] Hij gaf daar een korte toespraak tot patriarch Bartholomeüs [eigen vertaling uit het Italiaans in voetnoot 2]. Het meest opvallende in deze toespraak is het gebruik van de term “zusterkerk” in de tweede zin.

In een in het jaar 2000 door de Congregatie voor de Geloofsleer, onder het voorzitterschap van de toenmalige kardinaal Ratzinger, gepubliceerde nota werd vastgelegd dat deze term inderdaad voor de orthodoxe Kerken gebruikt kan worden, maar slechts tussen particuliere Kerken. Dat betekent dus dat de “Kerk van Rome” (bedoeld wordt het bisdom Rome, en niet de gehele rooms-katholieke Kerk) een zusterkerk is van de “Kerk van Constantinopel” (en dus niet van de gehele Orthodoxie). In de slotzin biedt de paus bovendienzijn goede wensen aan de patriarch, aan de aanwezigen “en aan de Kerk van Constantinopel” aan. Volgens deze nota is de universele Kerk (d.w.z. de gehele rooms-katholieke Kerk) immers geen zusterkerk van de andere Kerken, maar de moederkerk van alle afzonderlijke particuliere Kerken (= bisdommen). [3]

Uit beide zinnen blijkt dus dat hij zich hier niet als universeel paus en hoofd van de rooms-katholieke wereldkerk, presenteert, maar als “bisschop van Rome”. Overigens: hij richt zich ook niet tot de orthodoxie als geheel, maar slechts tot de “Kerk van Constantinopel”. Sommige andere Orthodoxe Kerken – waaronder vooral de Russisch-Orthodoxe Kerk – zien een toenadering met de rooms-katholieke Kerk vaak met argwaan tegemoet. Door de nadruk te leggen op de locale Kerken van Rome en Constantinopel, en niet op de universaliteit van beide Kerken, laat de paus dus niet alleen zien dat hij begrip heeft voor de moeilijkheden die de Orthodoxie met de huidige rooms-katholieke invulling van het pausschap heeft, maar ook dat hij respect heeft voor de schroom die er bij sommige orthodoxen leeft.

Maar toen gebeurde er iets bijzonders. Nadat de paus gevraagd had om zegen over zichzelf en over de Kerk van Rome stapte hij op de patriarch af en boog zijn hoofd om gezegend te worden. Wat velen echter niet is opgevallen, is dat Bartholomeüs de paus zijn zegen weigert. Hij was zonder enige twijfel verrast. Het is niet slechts een ongebruikelijk gebaar van een paus, maar een revolutionnair gebaar met grote theologische gevolgen.

Paus Franciscus en Oecumenisch Patriarch Bartholomeüs

Paus Franciscus en Oecumenisch Patriarch Bartholomeüs

In 1975 knielde paus Paulus VI al in een spontaan gebaar voor metropoliet Méliton, de afgevaardigde van patriarch Athenagoras, om hem de voeten te kussen. Het symbolische gebaar van Franciscus ging nog een stap verder: Franciscus wilde laten zien dat de Kerk van Rome niet boven de andere Kerken staat. Rome kan zich door Constantinopel laten zegenen. Een ecclesiologische revolutie.

Waarom weigert de patriarch dan zijn zegen? Deze zich vernieuwende rooms-katholieke ecclesiologie moet toch koren op de molen zijn van de orthodoxe Kerken die de bisschop van Rome inderdaad niet teveel als “bisschop boven de andere bisschoppen” willen zien, maar juist en vooral als “bisschop onder de andere bisschoppen”, “(westers) patriarch onder alle andere patriarchen”? De enige reden voor deze weigering is zonder twijfel de intern-orthodoxe verdeeldheid. Een zegen zou voor vele andere orthodoxe gelovigen, kerken en kerkleiders te ver gaan.

En dus kwam er een kus, een veelzeggende orthodoxe kus, op het hoofd van het hoofd van de rooms-katholieke Kerk.

Zondag 30 november – deelname van de paus aan de Orthodoxe Heilige LiturgieWat de paus symbolisch uitdrukte door de zegen te vragen, sprak hij duidelijker uit in de indrukwekkende toespraak die hij gaf tijdens de orthodoxe eucharistieviering van zondagochtend, op het feest van de Heilige Andreas. [Een eigen vertaling uit het Italiaans staat in voetnoot 4]

Paus Franciscus maakte duidelijk dat voor de rooms-katholieke Kerk oecumene “niet de onderwerping van de één aan de ander, noch de absorptie van de één door de ander” betekent: “Het betekent vooral de aanvaarding van alle gaven die God aan eenieder gegeven heeft, ter manifestatie aan de gehele wereld van het grote geheim van de verlossing door Christus de Heer door de Heilige Geest.”

Deze uitdrukking herinnert aan een zin uit de apostolische exhortatie Evangelii Gaudium (de vreugde van het Evangelie) van Franciscus over het doel van de oecumene: “Het gaat er niet alleen om informatie te krijgen over de ander om hem beter te leren kennen, maar te oogsten wat de Geest in hen ook als een geschenk voor ons heeft gezaaid” (n° 246). [5]

Maar de paus ging in Istanboel nog een stap verder: “Ik wil eenieder die hier aanwezig is ervan verzekeren dat de katholieke Kerk, teneinde het doel van de kerkelijke eenheid te kunnen bereiken, geen enkele condities wil opleggen, behalve die van de gezamenlijke geloofsbelijdenis, en dat wij bereid zijn om samen te zoeken – in het licht van de leer van de Schrift en de ervaring van het eerste millenium – naar wijzen waarop we de noodzakelijke kerkelijke eenheid in de huidige omstandigheden kunnen garanderen: het enige dat de katholieke Kerk verlangt, en waarnaar ik streef als bisschop van Rome, “de Kerk die voorgaat in de liefde”, is de gemeenschap met de Orthodoxe Kerken.”

En hier komt paus Benedictus XVI stiekem de hoek om kijken. In 1987 schreef deze dat de rooms-katholieke Kerk van de Orthodoxe Kerken niets anders hoeft of mag te verwachten dan wat gedurende het eerste millennium het gebruik was. In heldere taal betekent dit dat de bisschop van Rome een ere-primaat uitoefent over de gehele universele Kerk van zowel het Oosten als het Westen, maar dat dit primaatschap hem geen concrete macht en zeggenschap geeft over de verschillende autonome kerken.

481Turkey PopeWanneer men de tekst van Franciscus leest en herleest, dan blijkt steeds duidelijker dat de paus dit concrete voorstel op tafel heeft gelegd. Hij gaat er kennelijk van uit dat er geen kerkscheidende verschillen in geloof en kerkorde meer bestaan. oor de paus zijn de tussen katholieken en orthodoxe bestaande verschillen van liturigische, spirituele en canoniek-rechterlijke aard geen aanleiding meer om als Kerken gescheiden te blijven. Hij baseert zich daarbij op de teksten van het Tweede Vaticaans Concilie (met name op UR 15).

En het Ratzinger-voorstel kan zo het sluitstuk van de kerkelijke eenwording zijn. Dit kan ook omdat paus Franciscus zelf de rooms-katholieke Kerk zodanig hervormd dat het steeds meer synodale trekken gaat vertonen. In de hierboven aangehaalde paragraaf 246 van Evangelii Gaudium zegt hij dat ook in alle helderheid: “in de dialoog met de orthodoxe broeders hebben wij, katholieken, de mogelijkheid iets meer te leren over de betekenis van de bisschoppelijke collegialiteit en hun ervaring van synodaliteit. Door middel van een uitwisseling van gaven kan de Geest ons steeds meer leiden tot de waarheid en het goede”.

Binnen de volledige gemeenschap die er dan tussen de katholieke en orthodoxe kerken bestaat, bestaat er echter ook een grote pluriformiteit: op liturgisch, kerkrechterlijk, spiritueel en theologisch gebied. Maar zoals paus Franciscus geregeld aangeeft, is deze pluriformiteit een enkel bezwaar voor een dieperliggende, volledige kerkelijke eenheid. Ook binnen de huidige rooms-katholieke Kerk bestaat er een uiterst grote diversiteit.

De Italiaanse krant La Stampa vatte het als volgt samen: “De woorden van paus Franciscus suggereren dat de huidige opvolger van Petrus gelooft dat de gemeenschap tussen katholieke en orthodoxe christenen nu al mogelijk is, zonder de noodzaak enige theologische of kerkrechtelijke condities te stellen aan zijn orthodoxe broeders. De belangrijkste reden is dat de orthodoxe kerken ‘echte sacramenten hebben, en vooral – krachtens de apostolische successie – het priesterschap en de eucharistie”, zoals de paus het Tweede Vaticaans Concilie citeerde.”

Deze indruk wordt nog versterkt door het feit dat paus Franciscus wees op de orthodoxe, protestantse en katholieke jongeren die samenkomen rond de gemeenschap van Taizé en die de Kerken oproepen tot eenheid: “ Zij doen dit niet omdat zij de verschillen die ons scheiden negeren, maar omdat ze in staat zijn er overheen te kijken; zij zijn in staat om het essentiële dat ons reeds verenigt te begrijpen.” Zowel Bartholomeüs als de paus hebben grote waardering voor Taizé [het zou mij persoonlijk niet verbazen als de paus Taizé in zijn geplande bezoek aan Frankrijk in 2015 opneemt: het programma staat nog niet vast!]. Broeder Roger, de stichter van Taizé is zijn hele leven protestants gebleven (hij was predikant), maar maakte ook zelf de gang naar een volledige gemeenschap met “de Kerk van Rome”, zonder zijn oorspronkelijke kerkelijke thuis te verafloochenen of de banden ermee door te snijden.

De grote vraag is echter of de orthodoxe kerken deze stap durven te zetten. Franciscus heeft de bal uitdrukkelijk aan hun kant gelegd.

zondag 30 november – gezamenlijke verklaring – De beide kerkleiders gaven aan het eind van de dag een gezamenlijke verklaring uit [Eigen Nederlandse vertaling van het oecumenische gedeelte in voetnoot 6]. Maar het meest wezenlijke was inmiddels al gezegd en gedaan.

Ratzinger en Rahner

Karl Rahner en Joseph Ratzinger

Karl Rahner en Joseph Ratzinger

Kardinaal Ratzinger gaf ooit de volgende definitie van het doel van de oecumene: “Kerken moeten Kerken blijven en tegelijkertijd één Kerk worden”. [7] De theologen Rahner en Fries trokken daaruit in 1987 de conclusie dat de eenheid van de grote christelijke Kerken – orthodox, katholiek, protestants – dan inderdaad nu reeds mogelijk was. Zij legden daartoe een uitgebreid en concreet plan op tafel om die eenheid concreet vorm te geven. En één van de grote kritikasters van het plan was de toenmalige kardinaal Ratzinger.

Met betrekking tot de orthodoxie lijken Ratzinger en Rahner zich in paus Franciscus met elkaar verzoend te hebben.

Patriarch Bartholomeüs bereidt op dit moment een panorthodox concilie van alle orthodoxe Kerken voor. Dit concilie staat gepland voor 2016. De patriarch heeft tijdens het pausbezoek uitdrukkelijk kennis gegeven van zijn wens om rooms-katholieke waarnemers bij dit concilie te hebben. We beleven spannende oecumenische tijden.

————————————–

VOETNOTEN

[1] Eerder die dag, tijdens de katholieke eucharistieviering waarin de paus was voorgegaan, had hij ook al uitvoerig gepreekt over de kerkelijke eenheid. Hij sprak daar de volgende woorden :

De Heilige Geest is de Geest van eenheid, maar dat is niet hetzelfde als eenvormigheid. Slechts de Heilige Geest is in staat om tegelijkertijd diversiteit en veelvormigheid, als ook eenheid aan te steken. Wanneer wij veelvormigheid pogen te creëren, maar in onze eigen en exclusieve zienswijzen zijn opgesloten, dan creëren we scheiding. Wanneer we pogen deze eenheid door onze eigen menselijke ontwerpen pogen te bereiken, dan eindigen we in uniformiteit en homogeniteit. Maar wanneer we onszelf laten leiden door de Geest, dan kunnen rijkdom, veelvuldigheid en diversiteit nooit conflicten veroorzaken, want de Geest spoort ons aan tot de ervaring van diversiteit in de gemeeenschap van de Kerk”.

Deze woorden hebben vast een oecumenische betekenis, maar zijn zonder twijfel in eerste instantie bedoeld voor de katholieke gemeenschap in Turkije zelf, die in vier verschillende riten is verdeeld, die het soms moeilijk met elkaar kunnen vinden. [Zie mijn interview met de in Istanboel wonende italiaanse dominicaan Claudio Monge in het Nederlands Dagblad van 29 oktober 2014.]

[2]

Uwe Heiligheid, geliefde Broeder,

De avond brengt altijd gemengde gevoelens met zich mee van enerzijds dankbaarheid voor de eindigende dag en anderzijds met een met onrust gevuld vertrouwen als de avond valt. Vanavond is mijn hart vervuld met dankbaarheid tot God die mij in staat stelt hier in gebed te zijn met Uwe Heiligheid en met de zusterkerk, na een intense dag van mijn apostolisch bezoek. Tegelijkertijd is wacht mijn hart op de dag die we liturgisch reeds begonnen zijn: het feest van de heilige apostel Sint-Andreas, de stichter en patroon van deze Kerk.

Door de woorden van de profeet Zacharia, geeft de Heer ons tijdens dit avondgebed, opnieuw het fundament dat ons in staat stelt om van vandaag naar morgen te gaan, de stevige rots waarop wij samen in vreugde en hoop op we zijn; deze funderende rots is de belofte van de Heer: “Zie, ik zal mijn volk uit de landen van het Oosten en het Westen redden (…), in trouw en gerechtigheid” (8, 7.8).

Inderdaad, mijn eerbiedwaardige en geliefde Broeder Bartholomeüs, terwijl ik uitdrukking geef aan mijn oprechte “grazie” voor Uw broederlijke ontvangst, voel ik dat onze vreugde groter is omdat het haar oorsprong van elders heeft; het is niet in ons, niet in onze inzet en inspanningen – hoewel die noodzakelijk zijn – maar in ons gedeelde vertrouwen in de trouw van God die de basis legt voor de herbouw van zijn tempel die de Kerk is (vlg. Zach. 8, 9). “Want daar zal vrede gezaaid worden” (Zach. 8, 12); dat zal het zaad van de vreugde zijn. Dat is vrede en vreugde die de wereld nie kan geven, maar die de Heer Jezus aan zijn leerlingen heeft beloofd en, als Verrezene aan hen heeft geschonken in de kracht van de Heilige Geest.

Andreas en Petrus hoorden deze belofte; zij ontvingen deze gave. Zij waren bloedbroeders, maar de ontmoeting met Christus heeft hen in broeders in geloof en in naastenliefde omgevormd. In deze vreugdevolle avond, tijdens dit avondgebed, wil ik hier de nadruk op leggen: zij werden broeders in hoop, een hoop die niet teleurgesteld wordt. Welk een genade, Uwe Heiligheid, om broeders in de hoop van de Verrezen Heer te zijn! Welk een genade – en welk een verantwoordelijkheid – om samen in deze hoop te wandelen, gesteund door de voorspraak van de heilige apostelen Andreas en Petrus! En te weten dat deze hoop niet teleurgesteld kan worden omdat het niet op onszelf of op onze armoedige inspanningen is gefundeerd, maar in de trouw van God.

Met deze vreugdevolle hoop, gevuld met dankbaarheid en onrustig verlangen, biedt ik Uwe Heiligheid, aan alle aanwezigen, en aan de Kerk van Constantinopel, mijn hartelijke en broederlijke wensen aan voor het feest van uw heilige Patroon.

En ik vraag u om een gunst: mij te zegenen, en de de Kerk van Rome.”

[3] Over de verhouding tussen universele Kerk en de plaatselijke Kerk is een jarenlange discussie gevoerd tussen de toenmalige kardinalen Ratzinger en Kasper. Over de oecumenische consequenties van dit debat meer in een volgende “oecumene op maandag”.

[4]

Uwe Heiligheid, geliefde broeder Bartholomeüs,

Als aartsbisschop van Buenos Aires heb ik regelmatig deelgenomen aan de viering van de Goddelijke Liturgie van de orthodoxe gemeenschappen in die stad, maar vandaag schenkt de Heer mij de uitzonderlijke genade om aanwezig te zijn bij de viering van het feest van de heilige apostel Andreas, de eerst-geroepene, de broeder van Petrus, patroon van het Oecumenisch Patriarchaat, in deze patriarchale Kerk van Sint-Joris.

Ontmoetingen, het elkaar in de ogen kijken, en het uitwisselen van de vredeskus, zijn wezenlijke elementen op de weg naar het herstel van de volledige kerkelijke eenheid waar wij allen op wachten. Dit alles gaat vooraf, en begeleidt dat andere wezenlijke element op de weg, namelijk de theologische dialoog. Een werkelijke dialoog is altijd een onmoeting met mensen met een naam, een gezicht, een verhaal. Niet slechts een uitwisseling van ideeën.

Dit geldt vooral voor ons christenen, omdat voor ons de Waarheid te vinden is in de persoon van Jezus Christus. Het voorbeeld van Sint-Andreas, die met een andere leerling de uitnodiging van de Goddelijke Meester aannam – “Kom en zie”, en “die dag bleven zij bij hem” (Joh. 1, 39) – laat ons duidelijk zien dat het christelijk leven bestaat uit een persoonlijke ervaring, een omvormende ontmoeting met Hem die ons liefheeft en ons wil redden. Ook de christelijke boodschap wordt verspreid dankzij mensen die Christus liefhebben en niet op kunnen houden de vreugde geliefd en gered te zijn, te verspreiden. Ook hier is het voorbeeld van de apostel Andreas verhelderend. Na Jezus naar zijn huis te zijn gevolgd en tijd met hem te hebben verbracht, “ging Andreas eerst naar Simon en zei tegen hem: ‘We hebben de Messias gevonden’ (dat betekent Christus). Hij bracht hem naar Jezus” (Joh 1, 40-42). Het is dus duidelijk dat zelfs de ontmoeting tussen christenen niet aan deze logica van de persoonlijke ontmoeting kan ontsnappen.

Het is dus geen toeval dat de weg van verzoening en vrede tussen katholieken en orthodoxen geïnaugureerd werd door een ontmoeting, een omhelzing tussen onze eerbiedwaardige voorgangers, de Oecumenische Patriarch Athenagoras en Paus Paulus VI, die vijftig jaar geleden in Jeruzalem plaatshad. Uwe Heiligheid en ikzelf hebben dat onlangs willen herdenken toen wij elkaar in diezelfde stad ontmoetten, waar de Heer Jezus Christus stierf en verrees.

Door een gelukkig toeval vindt dit bezoek een paar dagen na de viering van de vijftigste verjaardag van de afkondiging van het decreet van het Tweede Vaticaans Concilie over de zoektocht naar de eenheid van alle christenen, Unitatis Redintegratio, plaats. Het is een fundamenteel document waarmee een nieuwe weg voor de ontmoeting tussen katholieken en hun broeders en zusters van andere Kerken en kerkelijke gemeenschappen.

In dat decreet erkend de katholieke Kerk in het bijzonder dat de orthodoxe Kerken “echte sacramenten bezitten, vooral, krachtens de apostolische successie, het priesterschap en de Eucharistie, waardoor zij zeer nauw met ons verbonden blijven” (n° 15). Daaruit laat het decreet volgen dat het van het grootste belang is, uit trouw aan de volheid van de christelijke traditie en om de verzoening tussen de Oosterse en Westerse christenen te bewerken, de rijke erfenis van de Oosterse Kerk te behouden en te bevorderen – niet slechts met betrekking tot de liturgische en spirituele tradities, maar ook haar canonieke disciplines die deze Kerken ordenen, zoals die door de heilige Vaders en Concilies zijn erkend (vgl. n° 15-16).

Ik denk dat het belangrijk is het respect voor dit principe te onderstrepen als door beide partijen geaccepteerde essentiële voorwaarde voor het herstel van de volledige gemeenschap. Dat betekent niet de onderwerping van de één aan de ander, noch de absorptie van de één door de ander. Het betekent vooral de aanvaarding van alle gaven die God aan eenieder gegeven heeft, ter manifestatie aan de gehele wereld van het grote geheim van de verlossing door Christus de Heer door de Heilige Geest. Ik wil eenieder die hier aanwezig is ervan verzekeren dat de katholieke Kerk, teneinde het doel van de kerkelijke eenheid te kunnen bereiken, geen enkele condities wil opleggen, behalve die van de gezamenlijke geloofsbelijdenis, en dat wij bereid zijn om samen te zoeken – in het licht van de leer van de Schrift en de ervaring van het eerste millenium – naar wijzen waarop we de noodzakelijke kerkelijke eenheid in de huidige omstandigheden kunnen garanderen: het enige dat de katholieke Kerk verlangt, en waarnaar ik streef als bisschop van Rome, “de Kerk die voorgaat in de liefde”, is de gemeenschap met de Orthodoxe Kerken. Deze gemeenschap zal altijd de vrucht van de liefde zijn “die in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest die ons geschonken is” (vgl. Rom 5, 5), een broederlijke liefde uitdrukking geeft aan de geestelijke en overstijgende band die ons als leerlingen van de Heer bindt.

In de huidige wereld komen sterke stemmen op die we niet kunnen negeren en die onze Kerken oproepen om onze identiteit als leerlingen van de Heer Jezus Christus in al zijn diepte te leven.

De eerste van deze roepstemmen is die van de armen. Er zijn teveel vrouwen en mannen in deze wereld die lijden aan ernstige ondervoeding, hoge werkloosheid, het stijgende aantal werkloze jongeren en de toename van sociale uitsluiting, die aanleiding kunnen geven tot criminele activiteiten en zelfs tot rekrutering door terroristen. We kunnen niet onverschillig blijven voor de stemmen van deze broeders en zusters. Zij vragen niet slechts materiële hulp van ons – hoe nodig dat in vele omstandigheden ook is – maar vooral onze hulp om hun menselijke waardigheid te verdedigen om zo zelf weer de geestelijke energie terug te kunnen vinden die hen in staat stelt weer acteurs van hun eigen verhaal te worden. Zij roepen ons op om te vechten, in het licht van het Evangelie, tegen de structruele oorzaken van armoede: ongelijkheid, gebrek aan waardig werk, land en onderdak, en de ontkenning van hun civiele- en arbeidsrechten. Wij als christenen zijn samen geroepen om de globalisering van de onverschilligheid die nu overal lijkt te heersen te verslaan, en een nieuwe beschaving van liefde en solidariteit te bouwen.

Een tweede roepstem komt van de slachtoffers van conflicten in vele delen van de wereld. We horen deze stem heel goed, omdat sommige buurlanden gekenmerkt worden door een gruwelijke en onmenselijke oorlog. Ik denk in het bijzonder met medeleven aan slachtoffers van de onmenselijke en zinloze aanslag die deze dagen op biddende moslims in een moskee in Kano, Nigeria. Het verstoren van de vrede van een volk, het plegen of toestaan van elke vorm van geweld, vooral wanneer dat tegen de zwakkeren en weerlozen gericht is, is een zware zonde tegen God, want een ontkenning van de aanwezigheid van Gods beeld in de mens. De stem van de slachtoffers dwingt ons om het pad van de verzoening tussen katholieken en orthodoxen te vervolgen. Hoe kunnen we immers geloofwaardig het evangelie van de vrede die van Christus komt verkondigen, als er tussen ons rivaliteit en strijd blijft bestaan? (vgl. Paulus VI, Evangelii nuntiandi, 77).

Een derde stem die ons uitdaagt is die van de jongeren. Er zijn vandaag de dag helaas zoveel jonge mensen die leven zonder hoop, overdonderd door wantrouwen en berusting. Vele van deze jongeren, beïnvloed door de dominante cultuur, zoeken de vreugde dan alleen in materiële bezittingen en in het beantwoorden aan de emoties van het moment. Deze nieuwe generaties zullen nooit de ware wijsheid bereiken en de hoop levend kunnen houden, wanneer wij niet in staat zijn om het werkelijke humanisme dat uit het Evangelie afkomstig is en uit de millennia-oude ervaring van de Kerk. Het zijn vandaag vooral de jongeren die ons oproepen om vooruitgang te maken op de weg naar de volledige gemeenschap. Ik denk bijvoorbeeld aan de vele orthodoxe, katholieke en protestantse jongeren die samenkomen tijdens de ontmoetingen van de gemeenschap van Taizé. Zij doen dit niet omdat zij de verschillen die ons scheiden negeren, maar omdat ze in staat zijn er overheen te kijken; zij zijn in staat om het essentiële dat ons reeds verenigt te begrijpen.

Geliefde broeder, bijzonder geliefde broeder, we zijn reeds op weg, onderweg naar de volledige gemeenschap en we kunnen nu al de sprekende tekenen van deze gemeenschap – ook al is zij nog incompleet – ervaren. Dit troost ons en ondersteunt ons in de voortzetting van de tocht. Wij vertrouwen erop dat deze weg wordt ondersteund door de voorspraak van de apostel Andreas en door zijn broeder Petrus, die door de traditie als stichters van de Kerken van Constantinopel en Rome worden beschouwd. We vragen God om deze grote gave van de volledige eenheid en de mogelijkheid deze te verwelkomen in ons eigen leven. En laten we nooit vergeten te bidden voor elkaar.

[5] In soortgelijke zin sprak paus Johannes Paulus II in zijn encycliek Ut Unum Sint sprak over “uitruil van gaven” tussen de verschillende christelijke kerken.

[6]

Wij, paus Franciscus en Oecumenisch Patriarch Bartholomeüs I, drukken onze diepe dank uit aan God voor de gave van deze nieuwe ontmoeting die ons in staat stelde om, in de aanwezigheid van de Heilige Synode, de geestelijkheid en de gelovigen van het Oecumenisch Patriarchaat, het feest van Sint-Andreas te vieren, de eerst-geroepene en broeder van de apostel Petrus. Onze herinnering aan de apostelen, die de Blijde Boodschap als eerste aan de wereld verkondigden door hun prediking en hun getuigenis als martelaren, versterkt in ons het verlangen om door te gaan op de weg die ons in staat stelt om, in liefde en waarheid, de obstakels die ons scheiden te overwinnen.

Ter gelegenheid van onze ontmoeting in Jeruzalem afgelopen mei, waarin wij de historische omarming tussen onze eerbiedwaardige voorgangers paus Paulus VI en de Oecumenische Patriarch Athenagoras herdachten, tekenden we een gezamenlijke verklaring. Vandaag, op de gelukkige gelegenheid van deze verdere broederlijke ontmoeting, willen we opnieuw onze gezamenlijke intenties en bedoelingen bevestigen.

We geven uitdrukking aan onze oprechte en ferme wil, om in gehoorzaamheid aan de wil van onze Heer Jezus Christus, onze inspanningen ter bevordering van de volledige eenheid van alle christenen te intensifiëren, en vooral tussen katholieken en orthodoxen. We steunen ook de theologische dialoog van de Gemeenschappelijke Internationale Commissie, die precies 35 jaar geleden door de Oecumenische Patriarch Dimitrios en paus Johannas Paulus II hier in Phanar werd opgericht, en die zich op dit moment bezighoudt met de moeilijkste vragen die onze kerkscheiding gekenmerkt heeft, en die bijzondere aandachtige en gedetailleerde studie nodig hebben. Om deze redenen bieden we de steun van ons krachtig gebed als herders van de Kerk, onze gelovigen vragend ons in gebed te begeleiden “dat allen één zullen zijn, opdat de wereld gelove” (Joh 17, 21).

[Volgen twee paragrafen over de huidige situatie in Irak, Syrië en het Midden-Oosten, als ook over de relaties met de Islam]

[7] Geciteerd in: Karl RAHNER en Heinrich FRIES, Einigung der Kirchen – Reale Möglichkeit, Freiburg, Herder, 1987, p. 129.

50 jaar katholieke oecumene: nieuwe impuls nodig

Onderstaand artikel stond (lichtelijk ingekort) in het Nederlands Dagblad van vrijdag 21 november.

vatican-council-iiOp 21 november 1964, vandaag precies 50 jaar geleden, bevestigde het Tweede Vaticaans Concilie definitief de bekering van de Rooms-Katholieke Kerk tot de oecumenische beweging. Op die dag werden twee belangrijke documenten over de kerk (Lumen Gentium) en de oecumene (Unitatis Redintegratio) plechtig afgekondigd.

De verjaardag van deze beide teksten biedt aanleiding tot dankbaarheid voor de ingeslagen weg. Maar deze dankbaarheid mag een zekere ongerustheid niet verbloemen.

ketters en scheurmakers

Tot dan toe leek alles zoveel gemakkelijker en helderder. Het kerkelijk wetboek uit 1917 had maar twee woorden over voor christenen die buiten de Rooms-Katholieke Kerk stonden: ketters en scheurmakers.

Paus Pius XI maakte in 1928 duidelijk dat deelname aan de oecumenische beweging – die in protestantse kring op gang was gekomen – geen optie was. De enige oplossing lag volgens hem in ‘de terugkeer van de dissidenten naar de enige en ware kerk van Christus, die zij op jammerlijke wijze hebben verlaten’.

Zijn opvolger Pius XII zette die lijn voort: hij bevestigde het verbod op deelname van katholieken (zowel leken als priesters) aanaan oecumenische bijeenkomsten zonder uitdrukkelijke toestemming van de Heilige Stoel.

paus Johannes XXIII

paus Johannes XXIII

Maar toen kwam, als donderslag bij heldere hemel, paus Johannes XXIII uit de koker van het conclaaf van 1959. Deze reeds oude bisschop van Venetië had als nuntius in Ankara de oosterse orthodoxie leren kennen. Later, als nuntius in Parijs, had hij kennis gemaakt met oecumenische openingen op theologisch (Yves Congar) en spiritueel (Paul Couturier) gebied. Hij had ook de protestantse kloostergemeenschap van Taizé toegestaan enkele malen per dag de rooms-katholieke dorpskerk van het Bourgondische plaatsje te gebruiken.

Een paar dagen nadat hij verrassend een concilie had aangekondigd, gaf hij aan hoezeer de oecumene tot het hart ervan behoorde: ‘We zullen niet proberen aan te tonen wie er gelijk of ongelijk had. We willen slechts zeggen: laten we elkaar ontmoeten en verzoenen.’

Rome en Genève

De grote verschuiving die binnen de katholieke theologie heeft plaatsgevonden, is de erkenning dat de ‘Kerk van Christus’ niet eenvoudigweg samenvalt met de Rooms-Katholieke Kerk.

In 1950 noemde paus Pius XII beide nog ‘een en dezelfde werkelijkheid’. Maar het concilie sprak uit dat vele elementen van de kerk van Christus buiten de zichtbare grenzen van de Rooms-Katholieke Kerk te vinden zijn.

Johannes Calvijn

Johannes Calvijn

Hier is de invloed van het denken van Calvijn duidelijk merkbaar. De Franse reformator uit Genève sprak in de zestiende eeuw over de vestigia ecclesiae, sporen van de kerk. Ondanks alle kritiek die hij op de Kerk van Rome had, bleef Calvijn tot het eind toe volhouden dat er binnen de Rooms-Katholieke Kerk personen of zelfs gemeenten zijn die tot de ware kerk behoren.

Het concilie nam deze gedachte vanuit rooms-katholiek perspectief op. Niet-katholieke christenen zijn door hun doop onlosmakelijk met Christus verbonden. Zij staan alleen al daardoor, en ook door vele andere elementen die tot de kerk van Christus behoren, in een – helaas nog onvolledige – gemeenschap met de Rooms-Katholieke Kerk.

nieuwe wegen

Vijftig jaar later is er veel gedaan. Op plaatselijk niveau weten gemeenten en parochies elkaar te vinden om samen te bidden, te leren en de armen te dienen – al is hier en daar wat de klad erin gekomen en lijken sommigen zich liever op eigen kerkelijk erf terug te trekken. Op nationaal en internationaal niveau is veel theologische arbeid verricht: hele boekenkasten kunnen gevuld worden met de resultaten van de vele oecumenische dialogen die gevoerd werden en worden, bilateraal en multilateraal.

Uit al die dialogen blijkt dat de ‘terugkeeroecumene’ definitief niet meer tot het gedachtegoed van de Rooms-Katholieke Kerk behoort. Individuele niet-katholieke gelovigen die tot de RK-Kerk toetreden worden met open armen ontvangen en als katholieken zijn we blij de rijkdom van ons geloof met hen te kunnen delen. Maar dat kan geen alternatief voor het zoeken naar de eenheid onder zijn leerlingen waar Christus zelf om vroeg.

Met verbazing stel ik dan ook vast dat sommige katholieken – waaronder ook bisschoppen en priesters – liever hun tijd en energie lijken te steken in het ‘bekeren’ van individuele protestanten of orthodoxen tot de Catholica, dan in het gepassioneerd zoeken naar de kerkelijke eenheid waartoe de Katholieke Kerk zich sinds het concilie verplicht weet.

Misschien zei paus Franciscus daarom onlangs dat we ‘zondigen tegen de wil van Christus, omdat we ons blijven concentreren op onze verschillen, terwijl onze gedeelde doop vele malen belangrijker is dan deze verschillen’.

Hij voegde daar zelfs aan toe dat ‘we ieder in onze eigen kerk uitmuntende theologen hebben’, maar dat we ‘niet op hen moeten wachten om tot overeenstemming te komen’.

broeder Alois van Taizé tijdens de Europese jongerenontmoeting te Straatsburg, 30 december 2013

broeder Alois van Taizé tijdens de Europese jongerenontmoeting te Straatsburg, 30 december 2013

Broeder Alois, de prior van de oecumenische gemeenschap van Taizé, sprak eind december zijn ongeduld uit, tegenover kerkleiders en in aanwezigheid van enkele duizenden jongeren: ‘Komt er niet een moment dat we de moed moeten hebben om samen onder hetzelfde dak samen te komen, zonder te wachten tot alle theologische formules volledig geharmoniseerd zijn? Is het niet mogelijk onze eenheid in Christus uit te drukken, vanuit de overtuiging dat de nog bestaande verschillen ons niet scheiden? Laten we met andere christenen alles doen wat mogelijk is, en laten we niets meer doen zonder met de anderen rekening te houden’.

creativiteit

Wie durft nog ongebaande wegen te gaan? Geheel in de geest van paus Franciscus riep broeder Alois op ‘nieuwe concrete stappen te zetten op de weg van verzoening tussen de verdeelde christenen’.

In buurlanden als Duitsland, Zwitserland en Frankrijk worden vandaag in een groot aantal bisdommen en steden oecumenische vieringen gehouden ter gelegenheid van deze 50e verjaardag. Ook staan in vele plaatsen studiedagen en lezingen gepland. Diverse bisschoppenconferenties hebben brieven geschreven over de actualiteit van beide conciliedocumenten. In Nederland is het opvallend stil.

In plaats van een taart met vijftig kaarsjes wens ik vandaag dat in mijn Katholieke Kerk – ook in Nederland – een nieuwe oecumenische wind mag waaien met wat meer moed, wat meer luisteren naar de Geest, wat meer creativiteit. <

Utrecht ontmoet Rome

Afgelopen donderdag 30 october 2014 werd de Internationale Oud-Katholieke Bisschoppenconferentie (IBK) in Rome ontvangen door de paus, en door de Pauselijke Raad voor de Eenheid van de christenen en haar voorzitter, de Zwitserse kardinaal Kurt Koch.

Dit bezoek, ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de Oud-Katholieke Unie van Utrecht [voor een beknopte beschrijving, zie voetnoot 1] is met recht historisch te noemen.

Bernd Wallet, aartsbisschop Joris Vercammen en paus Franciscus

Bernd Wallet, aartsbisschop Joris Vercammen en paus Franciscus

De oud-katholieke aartsbisschop van Utrecht (als aartsbisschop van Utrecht vanwege zijn ambt voorzitter van de IBC), Joris Vercammen werd begeleid door de zes andere bisschoppen die deeluitmaken van de ICB: de bisschop van Haarlem (Dirk Jan Schoon) en de bisschoppen van de Oud-Katholieke Kerken van Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, Tsjechië en Polen. De bisschoppenconferentie werd begeleid door Bernd Wallet, als priester verbonden aan de Utrechtse Gertrudiskathedraal en persoonlijk secretaris van aartsbisschop Vercammen. [Zie het interview met hem in een vorige oecumene op maandag]

Tijdens dit bezoek aan Rome hield Vercammen een openbare lezing aan het Centrum Pro Unione, onder de titel “A Challenging Relationship – The International Roman-Catholic/Old-Catholic Dialogue’s Contribution to Ecumenism“.[2] Verder vond er een oecumenische Evensong plaats in de engelstalige katholieke parochie te Rome, waaraan ook andere oecumenische groeperingen in Rome deelnamen. Ook was Vercammen te gast in het Anglicaanse centrum te Rome.

Aartsbisschop Joris Vercammen in het centrum "Pro Unione" te Rome / (c) Pro Unione

Aartsbisschop Joris Vercammen in het centrum “Pro Unione” te Rome / (c) Pro Unione

Maar het hoogtepunt vormde natuurlijk de privé-audiëntie bij de bisschop van Rome, paus Franciscus. De toespraak van de paus staat hieronder (vet gedrukt) weergegeven, met tussendoor verklarend commentaar. Daarna volgt de toespraak van Joris Vercammen (eveneens vet gedrukt met verklarend commentaar).

 —————

TOESPRAAK VAN PAUS FRANCISCUS TOT DE OUD-KATHOLIEKE INTERNATIONALE BISSCHOPPENCONFERENTIE VAN DE UNIE VAN UTRECHT

[Het betreft een eigen Nederlandse vertaling van het Italiaanse origineel dat HIER te vinden is]

Toespraak paus tot de IBC

Toespraak paus tot de IBC

Van harte groet ik de leden van de Oud-Katholieke Bisschoppenconferentie van de Unie van Utrecht. Uw bezoek biedt ons de mogelijkheid om samen na te denken over ons gezamenlijk oecumenische onderweg-zijn.

Dit jaar markeert de vijftigste verjaardag van de afkondiging van het decreet Unitatis Redintegratio [het oecumene-decreet, HM] van het Tweede Vaticaans Concilie. Dit luidde een nieuw tijdperk van de oecumenische betrekkingen in, en de voortdurende inzet van de katholieke Kerk naar het zoeken van de eenheid van de leerlingen van Christus.

Voor ons allen speelt de Internationale rooms-katholieke/oud-katholieke dialoogcommissie een belangrijke rol in het zoeken naar een steeds grotere trouw aan het gebed van de Heer, “opdat allen één zijn” (vgl. Joh. 17,21). Het is mogelijk gebleken om bruggen van wederzijds begrip en praktische samenwerking te bouwen. Convergenties en overeenstemming zijn gevonden, en verschillen werden nauwkeurig geïdentificeerd en in een nieuwe context geplaatst.

Commentaar: Deze Internationale rooms-katholieke/oud-katholieke dialoogcommissie startte in 2003, op initiatief van de IBC en de Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Eenheid van de Christenen een dialoogronde, nadat in 1998 de rooms-katholieke Kerk de dialoog met de oud-katholieke Kerken op een lager vuurtje had geplaatst vanwege de beslissing van sommige oud-katholieke Kerken om ook vrouwen tot het priesterambt toe te laten.

417bGIgiOFL._SY300_In 2009 publiceerde deze commissie een belangrijk rapport, “Kerk en kerkelijke gemeenschap” over de huidige stand van zaken binnen de dialoog. De door de commissie gevolgde methode is die van de “gedifferentieerde consensus”. Dit betekent dat voor alle afzonderlijke verschillen tussen beide Kerken gekeken wordt of deze al dan niet een “kerkscheidend karakter” hebben. Niet alle verschillen zijn immers reden tot kerkscheiding; een legitieme pluraliteit bestaat nu al in beide Kerken, en kan ook in een verhoopte vereende Kerk bestaan.

Het rapport stelt vast dat er een groot aantal “convergenties en overeenstemming” (zoals de paus het noemt) zijn: oud-katholieken en rooms-katholieken delen hetzelfde kerkbegrip (n° 36), zij delen de overtuiging dat de bisschop een centrale plaats inneemt in de lokale kerk (n° 37) en zij belijden beiden dat zowel de plaatselijke bisschoppen als de universele gemeenschap verantwoordelijkheid dragen voor de eenheid van de Kerk (n° 38). Deze grote mate van overeenkomst staat in contrast met bijvoorbeeld met de protestantse Kerken waar het kerkbegrip veelal het grootste struikelblok is in de dialoog.

Het meest opvallende is echter de vaststelling dat de in 1870 door het Eerste Vaticaans Concilie afgekondige dogma’s van de pauselijke onfeilbaarheid en de universele jurisdictie “niet meer het gewicht hebben van een meningsverschil dat oorzaak van scheiding is”, op voorwaarde dat “de paus niet uit de communio-structuur wordt losgemaakt” (n° 39).

Terwijl we ons enerzijds verheugen over de voortgaande stappen naar een diepere gemeenschap in geloof en leven, betreuren we tegelijkertijd dat in de loop van de tijd nieuwe meningsverschillen zijn ontstaan. De theologische en ecclesiologische vragen die gedurende onze scheiding hebben begeleid zijn nu moelijker te overwinnen als gevolg van de toenemende afstand van onderwerpen die het kerkelijk ambt en ethische vragen betreffen.

Commentaar: Binnen dit geheel van fundamentele overeenstemming bestaan er ook tussen beide Kerken verschillen die een volledige kerkelijke eenheid in de weg staan. Het document noemt een viertal gebieden: a) de ecclesiologie (het theologische denken over de Kerk), b) de beide laatste mariale dogma’s van 1854 (Onbevlekte Ontvangenis) en 1950 (Tenhemelopneming), c) de wijding van vrouwen, en tenslotte d) een aantal vragen van kerkrechtelijke aard.

a) M.b.t. de ecclesiologie spreekt het document niet direct over kerkscheidende, maar over “openstaande vragen”: “Deze betrefen vooreerst de verhouding tussen enerzijds de zelfstandigheid die een lokale Kerk of een gemeenschap van lokale Kerken toekomt bij de uitoefening van haar zending en bij de keuze van haar bisschoppen, en anderzijds het primaat van de paus, dat wat dit betreft in de Rooms-katholieke visie ‘de volledige, hoogste en universele macht over de Kerk’ insluit” (n° 44). Het document lijkt te willen aanduiden dat de verschillen op dit punt, wanneer zij opgehelderd kunnen worden, een volledige gemeenschap niet in de weg hoeven te staan.

b) Een struikelpunt blijven echter de beide mariale dogma’s uit de 19e en 20e eeuw: “Over deze kwestie moet nog op een dieper niveau worden gedebatteerd. Dan zal bliken of deze duiding [zoals die in het Duitse document Communio Sanctorum verwoordt wordt door rooms-katholieke theologen] van de beide Mariadogma’s de Oud-katholieken ertoe kan brengen om hun afwijzing van deze dogma’s te heroverwegen”. De commissie voegt eraan toe dat dit “voor de inhoud van het dogma van 1950 dit aanzienlijke makkelijker lijkt te zijn dan voor het dogma van 1854” (n° 54).

Aartsbisschop Vercammen met de (vrouwelijke) pastoor van de Gertrudiskathedraal te Utrecht en de (mannelijke) priester die ook aan de kathedraal verbonden is.

Aartsbisschop Vercammen met de (vrouwelijke) pastoor van de Gertrudiskathedraal te Utrecht en de (mannelijke) priester die ook aan de kathedraal verbonden is.

c) Een bijzonder lastige kwestie is de wijding van vrouwen in inmiddels het merendeel van de Oud-Katholieke Kerken. Hoewel beide Kerken “in wezen hetzelfde standpunt over de sacramentele ordo van de Kerk huldigen” (n° 56), is het oud-katholieke besluit  om vrouwen tot het ambt te wijden een “innovatie in de voor het overige op de oude Kerk georiënteerde kerkelijke discipline”. Deze “innovatie” wordt door de rooms-katholieke Kerk, evenals door de Orthodoxe Kerken uitdrukkelijk afgewezen.

De tekst wijst op de tekst van de Congregatie voor de Geloofsleer van 1976, Inter insignoris, en naar de apostolische brief van Johannes Paulus II uit 1995, Ordinatio sacerdotalis, waarin hij schrijft dat “de Kerk geen enkele volmacht heeft vrouwen de priesterwijding toe te dienen” (n° 4). De tekst noemt verder de beroemde brief van paus Paulus VI. Er zou ook verwezen kunnen worden naar de toespraak die kardinaal Kasper gaf voor de anglicaanse Lambethconferentie op 30 juni 2008, toen de Anglicaanse Kerk (die in volledige kerkelijke gemeenschap staat met de Kerken van de Unie van Utrecht) op het punt stond om vrouwelijke bisschoppen toe te staan.

De oud-katholieke Kerk legt in het document uitvoerig uit waarom zij tot deze beslissing is gekomen (n° 63-73). Wel moet aangetekend worden dat de Amerikaanse “Poolse Nationale Katholieke Kerk”) in 2003 uit de Unie van Utrecht gestapt is omdat de andere Kerken vrouwen tot het ambt hebben toegelaten. De vraag naar de vrouw in het priesterambt is dus niet slechts kerkscheidend tussen de rooms-katholieke en de oud-katholieke Kerk gebleken, maar ook kerkscheidend tussen de oud-katholieke Kerken onderling.

d) Tenslotte komen een aantal meer kerkrechtelijk aspecten aan bod zoals de vraag naar de (rooms-katholieke) kerkrechtelijke positie van voormalig rooms-katholieke gelovigen en geestelijken die naar een oud-katholieke Kerk overstappen, de vraag naar gehuwde priesters of bisschoppen (een vraag die als niet-kerkscheidend wordt gekenmerkt), en de plaats van de tot priester gewijde vrouwen in een toekomstige volledige gemeenschap.

In de toespraak van de paus worden deze punten allemaal niet genoemd. Duidelijk is dat hij tussen de regels door duidelijk de priesterwijding van vrouwen op het oog heeft. Maar hij spreekt ook over “ethische kwesties”. Het document uit 2009 maakt van deze zaken geen melding. Maar te denken valt zeker in de eerste plaats aan de inzegening van homorelaties door de Oud-Katholieke Kerk (in Nederland sinds 2006). Hier is echter geen sprake van een huwelijkssacrament. De OK-Kerk behoudt het sacrament van het huwelijk voor aan hetero-paren.

De uitdaging voor katholieken en oud-katholieken is dan ook om te volharden in een substantieve theologische dialoog en samen op weg te zijn, gezamenlijk te bidden, en in een diepere geest van bekering toe werken naar alles wat Christus wil voor zijn Kerk. In onze scheiding waren er aan beide kanten zware zonden en menselijke fouten. In een geest van wederzijdse vergeving en nederig berouw moeten we nu ons verlangen naar verzoening en vrede sterken. De weg naar eenheid begint met de omvorming van het hart, de innerlijke bekering (vgl. UR 4). Het is een geestelijke weg van ontmoeting naar vriendschap, van vriendschap naar broederschap, van broederschap naar gemeenschap. En gedurende die weg is veranderling onvermijdelijk. We dienen altijd bereid te zijn om te luisteren, en de ingevingen van de Heilige Geest – die ons tot de volledige waarheid leidt – te volgen (vgl. Joh. 16,12).

De volledige ICB, samen met paus Franciscus

De volledige IBC, samen met paus Franciscus, kardinaal Kurt Koch en andere genodigden

Ondertussen zijn er in Europa, dat zo verward is over haar eigen identiteit en roeping, vele gebieden waarin katholieken en oud-katholieken samen kunnen werken in deen poging om op de diepe geestelijke crisis te reageren die individuele mensen en de samenleving als geheel beinvloedt. Er is een dorst naar God. Er is een diep verlangen om een zin van het leven te ontdekken. Er is een dringende noodzaak aan een geloofwaardig getuigenis van de waarheid en waarden van het Evangelie. Hier kunnen we elkaar ondersteunen en aanmoedigen, in het bijzonder in de parochies en plaatselijke gemeenschappen. In feite ligt de ziel van de oecumene in de “verandering van het hart” en de “heiligheid van het leven, samen met het openbare en private gebed voor de eenheid van de christenen” (UR 8). Door het bidden voor en met elkaar zullen onze verschillen worden opgenomen en overwonnen in gehoorzaamheid aan de Heer en zijn Evangelie.

Ik ben me er voortdurend van bewust dat de “heilige taak om alle christenen te verzoenen in de eenheid van de éne en enige Kerk van Christus de menselijke inspanningen en mogelijkheden overstijgt” (UR 24). Onze hoop is geworteld in het gebed van Christus zelf voor de Kerk. Laten we ons dan nog dieper in gebed verzinken zo dat onze inspanningen voortdurend ondersteund en begeleid worden door de goddelijke genade.

———————————–

TOESPRAAK VAN JORIS VERCAMMEN, OUD-KATHOLIEK AARTSBISSCHOP VAN UTRECHT EN VOORZITTER VAN DE OUD-KATHOLIEKE INTERNATIONALE BISSCHOPPENCONFERENTIE T.G.V. HET BEZOEK AAN PAUS FRANCISCUS

[Het betreft een eigen vertaling van een nog ongepubliceerde, in het Engels uitgesproken toespraak – met dank aan het secretariaat van aartsbisschop Vercammen voor het ter beschikking stellen van de tekst.]

Heilige Vader,

Het feest van Sint Willibrord in het jaar 1966 was een historische. Op 7 november van dat jaar, kwam de rooms-katholieke aartsbisschop van Utrecht, Bernard kardinaal Alfrink, naar de kathedraal van zijn broeder, Andreas Rinkel, de Oud-Katholieke aartsbisschop van Utrecht om daar een door Augustin kardinaal Bea – voorzittter van het Secretariaat voor de Bevordering van de Eenheid van de Christenen – geschreven brief voor te lezen. In zijn brief onderstreepte kardinaal Bea de bereidheid van Rome om een dialoogproces met de Oud-Katholieke Kerk van Nederland aan te gaan, en met de andere kerken van de Oud-Katholieke Unie van Utrecht. Dit moest een open dialoog worden, vrij van alle eerdere voorwaarden. Het enthousiasme was groot. Het was een historisch moment.

Commentaar: Binnen de Oud-Katholieke Unie van Utrecht wordt het bisdom Utrecht als de “moederkerk” beschouwd. De Utrechtse aartsbisschop is dan ook de voorzitter van de Internationale Bisschoppenconferentie. Dit heeft historische gronden. Toen na de afkondiging van de dogma’s van de pauselijke onfeilbaarheid en universele jurisdictie in 1870 meerdere Duitse rooms-katholieken volgens hun geweten niet meer binnen hun Kerk konden blijven, maar een nieuwe kerkelijke structuur zochten en oprichtten, bleek er geen enkele bisschop met hen mee te willen gaan.

Ondanks het protest van vrijwel het gehele Duitse en Oostenrijkse episcopaat (aangevuld met enkele Franse bisschoppen), bleven de Duitse katholieke bisschoppen, eenmaal thuis, de RK-Kerk en de uitspraken van het Concilie trouw. Het Concilie werd overigens voortijdig afgebroken vanwege de uitgebroken Frans-Duitse oorlog. Meerdere van de bisschoppen waren overigens al eerder vertrokken uit onvrede met de voorgestelde “nieuwe leer”.

Omdat er geen bisschop beschikbaar was voor de wijding van priesters en bisschoppen van deze Alt-Katholiken (zij die de “oude Kerk” trouw bleven), werd een beroep gedaan op de Oud-Katholieke bisschop van Utrecht, die zich in de apostolische lijn bevond. Zo wijdde Hermann Heykamp in augustus 1873 de Duitser Josef Hubert Reinkens, die door de oud-katholieke synode was gekozen. Reinkens werd onmiddellijk door Rome geëxcommuniceerd. Deze wijdingen worden door de rooms-katholieke Kerk als “geldig, maar ongeoorloofd” gezien: sacramenteel geldig (want staande in de apostolische lijn), maar ongeoorloofd (want buiten de gemeenschap met de katholieke wereldkerk en dus met de bisschop van Rome)

Sinsdien is er veel werk verzet door veel mensen aan beide kanten. Daardoor is onze verhouding met de rooms-katholieke Kerk in al onze landen verbeterd. Veel energie is gestoken in zowel de bilaterale dialogen op zowel nationaal als ook op internationaal niveau. Hier moet de voortdurende inzet van de Internationale dialoogcommissie genoemd worden. Op initiatief van Walter kardinaal Kasper en mijn voorganger aartsbisschop Antonius Jan Glazemaker, werd hiermee in 2003 begonnen, en dit heeft geresulteerd in een document dat geprezen is om zijn theologische diepgang en zijn pragmatische benadering van de vragen die ons nog scheiden.

Het document stelt vast dat het conflict tussen onze gemeenschap en de Roomse Kerk “een binnen-katholiek probleem vormt” (n° 2) en concludeert dat het “ook de kenmerken van een familieruzie in zich draagt” (n° 87). In ieder geval is ons meningsverschil een intern-katholieke aangelegenheid. Terwijl het goede nieuws van dit document is dat we elkaar als leden van dezelfde familie erkennen, is het slechts nieuws dat er nog nog enkele heel belangrijke onderwerpen zijn die ons scheiden. Veel werk blijft nog te doen. We zijn daarom verheugd dat Kurt kardinaal Koch de huidige fase van de Internationale Rooms-Katholieke/Oud-Katholieke dialoog heeft uitgenodigd deze uitdagende vragen te onderzoeken.

Toespraak van aartsbisschop Joris Vercammen tot paus Franciscus

Toespraak van aartsbisschop Joris Vercammen tot paus Franciscus

En nu, in 2014, 48 jaar na dat memorabele jaar 1966, zijn alle oud-katholieke bisschoppen van de Unie van Utrecht voor het eerst in de geschiedenis hier, bij u, Heilige Vader. Gedurende 125 jaar hebben de oud-katholieke bisschoppen geprobeerd om als waarachtig katholieke bisschoppen hun katholieke kerken te leiden in openheid tot de gehele oecumene. In de Utrechtse Verklaring, 125 jaar geleden getekend, blijven we de unieke plaats van de bisschop van Rome – de paus – in het geheel van de Kerk erkennen. Sindsdien hebben we in de oud-katholieke ecclesiologie gepoogd te onderzoeken hoe dit ambt het primaatschap over al de wereldwijde Kerken kan hebben, als een persoonlijk teken van de eenheid waaraan alle lokale Kerken deelhebben.

In onze ecclesiologie leggen we de nadruk op het feit dat het ambt van de bisschop van Rome geen universele jurisdictie heeft. Integendeel, wij geloven dat de bisschop van Rome als primus inter pares een grotere morele autoriteit zou hebben wanneer hij binnen de synodaliteit van de gezamenlijke bisschoppen ingebed zou zijn. We zijn ervan overtuigd dat uw ambt een uiterst belangrijke rol dient te spelen in de oecumenische ontwikkelingen die nodig zijn om elke lokale Kerk te helpen het Evangelie in de moderne wereld te verkondigen. We blijven dankbaar voor de uitnodiging tot de gezamenlijke overweging over de rol van de bisschop van Rome zoals die reeds door paus Johannes Paulus II in Ut Unum Sint was gedaan, en die uwe Heiligheid in zijn exhortatie Evangelii Gaudium (n° 32) herhaald hebt. We doen ons best om aan deze hoogst belangrijke vraag bij te dragen.

Commentaar: De Duitse Evangelischer Erwachsenenkatechismus (protestantse katechismus voor volwassenen  uit 1975) stelt veelzeggend vast dat “tot nu toe de niet-roomse Kerken geen geloofwaardig model hebben gepresenteerd met betrekking tot de wijze waarop de eenheid van de Kerk op zichtbare wijze vorm zou kunnen krijgen”. [3]

Met betrekking tot de plaats van de bisschop van Rome staan de Oud-Katholieken in zekere zin dicht bij de Anglicaanse en Orthodoxe Kerken. Zij zien een reëele plaats en functie voor de bisschop van Rome weggelegd, maar willen die functie sterker in de synodaliteit van alle bisschoppen verankerd zien. [M.b.t. de discussie tussen rooms-katholieken en orthodoxen over dit onderwerp, zie een vorige bijdrage van oecumene op maandag]

De oud-katholieke deelnemers aan de Internationale Rooms-Katholieke/Oud-Katholieke dialoog hebben hun visie op het pausambt binnen een verenigde Kerk onder woorden gebracht in de nummers 83-86. In het kort komt het erop neer dat de bisschop van Rome in het geval van onenigheden binnen de Unie van Utrecht om raad en bijstand gevraagd kan worden. Hij zou ook wanneer er grote problemen ontstaan een verzoeningsproces op gang mogen brengen. Over de mogelijkheid om concreet, feitelijk en effectief de eenheid te kunnen dienen, en de daartoe aan hem geschonken middelen blijft het rapport echter erg onhelder en vaag. De ervaring binnen de Orthodoxe Kerken is een leerschool: wanneer primaatschap niet inhoudt dat de eenheid ook werkelijk en effectief gediend kan worden door middel van persoonlijke interventie, dan ligt verdeeldheid al snel op de loer. Kunnen Oud-Katholieken de Rooms-Katholieke Kerk niet dienen met een duidelijker visie op synodaliteit? En kunnen Rooms-Katholieken hun Oud-Katholieke zusters en broeders niet dienen met een helderder visie op wat “primaatschap” werkelijk inhoudt in een universele, complexe, gediversifeerde kerkelijke werkelijkheid?

In de oud-katholieke ecclesiologie verwijzen we naar de Oude Kerk die ons inspirerende richtlijnen geeft om de Kerk in onze tijd vorm te geven. Als post-tridentijnse werkelijkheid proberen we, samen met anderen, deze ecclesiologische traditie te vertegenwoordigen in de Westerse Kerk waartoe wij behoren.

Als Oud-Katholieken zien we onszelf als erfgenamen van de idealen van die toegewijde katholieken die zichzelf gedurende de laatste eeuwen in conflict met Rome bevonden hebben, vanwege ontwikkelingen in het geheel van de katholieke Kerk. Zij wilden niet van Rome gescheiden worden, maar zij vonden zichzelf afgescheiden van de Kerk die zij liefhadden. Op hun schouders staand, hebben we hun spiritualiteit geërfd die gekarakteriseerd wordt door een diep geloof in Gods genade, het geheel van het gedoopte volk oproepend om deel te hebben aan Gods engagement voor de verlossing van ieder mens. 

Wij zien deze spiritualiteit weerkaatst in een synodaal-episcopale structuur van elke lokale katholieke Kerk, die een praktijk van kritische openheid voor de ontwikkelingen in de mensengemeenschap impliceert. Deze dubbele solidariteit met God en met de mensheid staat in het hart van het oud-katholieke charisma.

Samenwerkend met al onze broeders en zusters in alle Kerken, pogen we op bescheiden wijze bij te dragen tot de katholiciteit van de Kerk, die gave van Gods solidariteit is, in praktijk gebracht door het Volk Gods. Deze katholiciteit verlangt een conversio ad Dominum van ons allen.

Als Ierse missionaris werd de heilige Willibrord naar het Europese vasteland gestuurd om diens evangelisatie te organiseren. In 698 kwam hij naar Rome om tot “aartsbisschop van de Friezen” gewijd te worden, en daarom wordt hij als eerste bisschop van Utrecht beschouwd. Hij had werkelijk de steun van de Zetel van Rome nodig voor de taak die hem door de Heer was opgedragen. Voor ons betekent onze aanwezigheid hier vandaag een duidelijke uitdrukking van onze gehechtheid aan de Zetel van Rome, aan u, Heilige Vader, en aan uw voortdurende bijdrage aan de Kerk en haar wereldwijde katholiciteit. Wij bieden Uwe Heiligheid nederig deze verplichting aan, in het oprechte vertrouwen dat onze solidariteit met de Kerk van Rome haar katholiciteit zal versterken.

De oud-katholieke bisschoppen, onder begeleiding van kardinaal Kurt Koch, dalen af naar de graven van Petrus en Paulus [(c) Bernd Wallet)

De oud-katholieke bisschoppen, onder begeleiding van kardinaal Kurt Koch, dalen af naar de graven van Petrus en Paulus [(c) Bernd Wallet)

Commentaar: De Oud-Katholieke bisschoppen bezochten afgelopen week ook de graven van Petrus en Paulus. Alle rooms-katholieke bisschoppenconferenties gaan één keer in de vijf jaar (soms met wat vertraging) naar Rome op een Ad Limina bezoek. Dit bezoek Ad Limina Apostolorum (een pelgrimstocht “naar de graven der apostelen”) is een bijzonder gebeuren, want het drukt de verbondenheid van de wereldwijde bisschoppen met de Kerk van Rome uit.

Het feit dat de Oud-Katholieke bisschoppen – mede dankzij de inspanningen van kardinaal Kurt Koch – ook een bezoek aan de graven van Petrus en Paulus konden brengen, drukt de overtuiging van de Oud-Katholieke Kerk uit dat de bisschop van Rome een bijzondere plaats binnen de Kerk van Christus inneemt, hoewel over de contouren van dit bijzondere ambt zoals gezegd nog meningsverschillen tussen rooms-katholieken en oud-katholieken bestaan.

Heilige Vader, we bidden dat onze Heer uw ambt mag zegenen. En u mag u verzekerd weten van onze gebeden voor uw taak, volgende week, op het feest van Sint Willibrord!

—–

VOETNOTEN

[1] Hieronder staat een korte beschrijving van deze Unie van Utrecht zoals die in een vorige bijdrage van oecumene op maandag te lezen was:

“Op 24 september 1889 tekenden vijf Oud-Katholieke bisschoppen (drie uit Nederland, één uit Duitsland en één uit Zwitserland) de zogenaamde “Verklaring van Utrecht”. Later voegden de Oud-Katholieke Kerken van Kroatië en Tsjechië erbij, evenals de Pools-Nationale Kerk van Amerika en Polen.

De Nederlandse Oud-Katholieke Kerk ontstond in 1723 toen de jezuïeten de toenmalige apostolisch vicaris van Utrecht – de RK-Kerk had eeuwenlang in Nederland geen bisschoppen en viel onder direct gezag van Rome – zo ongeveer van ketterij (jansenisme) beschuldigden. De Nederlandse clerus pikte dit niet en koos zelf, zonder medeweten en instemming van Rome, een nieuwe bisschop van Utrecht. Daarmee ontstond de Roomsch Katholieke Kerk van de Oud-Bisschoppelijke Clerezie.

Een groot deel van de gelovigen bleef echter trouw aan Rome, maar het duurde tot 1853 voordat Rome weer een aartsbisschop in Utrecht benoemde. Toen waren er dus plotseling twee. Eén in gemeenschap met Rome, en de andere die zich ook “Roomsch Katholiek” noemde, maar buiten Rome om.

Die toestand verbeterde niet in 1854 en 1870 toen door Pius IX en het Eerste Vaticaans Concilie de dogma’s van de Onbevlekte Ontvangenis, de Pauselijke Onfeilbaarheid en de Universele jurisdictie van de paus werden afgekondigd.

In Duitsland was er vooral protest tegen beide laatste dogma’s. Een meerderheid van de Duitse bisschoppen had zich er er weliswaar tijdens het concilie tegen verzet, een aantal van hen had het concilie zelfs voortijdig verlaten, maar eenmaal thuis onderwierpen ze zich en duldden geen enkel verzet.

Het non possumus kwam van de kerkhistoricus Ignaz von Döllinger. Hij zag in beide dogma’s een breuk met de vroege Kerk: door beide dogma’s was de paus voor hem feitelijk de bisschop in alle bisdommen geworden.

Hij werd een jaar later geëxcommuniceerd, maar binnen twee jaar was er – tegen zijn wil in – een Duitse oud-katholieke beweging op gang gekomen waarvan de synode in 1873 een zekere Joseph Rupert Reinkens tot bisschop kiest. Probleem: door wie moest hij gewijd worden? Men wendde zich dus tot de Oud-Katholieke kerk in Nederland, en de toenmalige Oud-Katholieke aartsbisschop van Utrecht, Herman Heykamp, wijdde de Duitser tot bisschop van de Duitse Alt-katholische Kirche. Inmiddels was ook het protest tegen de roomse dogma’s in Duitstalig Zwitserland opgekomen – met name in het Fricktal. In 1873 wijdde de Duitser Reinkens de Zwitser Eduard Herzog tot bisschop. En zo konden in 1889 deze drie Oud-Katholieke Kerken hun volledige communio bevestigen, met Heykamp, Reinkens en Herzog onder de vijf ondertekenaars, naast de Nederlandse bisschoppen van Haarlem en Deventer.

Op dit moment is de OKK in Nederland een kleine, maar groeiende Kerk. De groei zit hem vooral in de “opvang van ontheemde katholieken”, maar ook van protestanten. Vele van deze nieuwe Oud-Katholieken zien in deze Kerk een heilzame mix tussen de schoonheid van het katholicisme, met name in de liturgie, en een groot “democratisch gehalte” zoals dat in de protestantse traditie vorm krijgt.”

[2] Het beroemde centrum Pro Unione in Rome werd tijdens het Tweede Vaticaans Concilie gesticht en door de Franciscanen geleid ter bevordering van de oecumene.

 [3] Evangelischer Erwachsenenkatechismus, Gütersloh, 1989, p. 907.

Hervormingsdag: een mini-Luther-test

Hervormingsdag!

Vandaag is het 497 jaar geleden dat – volgens de overlevering – Maarten Luther zijn 95 stellingen op de kerkdeur van Wittemberg spijkerde. Daarom een kleine Luther-test.

Van wie zijn onderstaande twee citaten:

(Latijns origineel: “Si quis dixerit, hominem suis operibus, quæ vel per humanæ naturæ vires, vel per Legis doctrinam fiant, absque divina per Christum Jesum gratia posse justificari coram Deo: anathema sit”)

 

(Latijns origineel: “Contra veniarum apostolicarum veritatem qui loquitur, sit ille anathema et maledictus.”

 

 

Heb je al gestemd? Zo ja, hier is dan de oplossing:

 

Het eerste citaat (“Wanneer iemand zegt dat de mens door zijn eigen werken, gerechtvaardigd kan worden, hij zij vervloekt””) komt uit canon 1 van het decreet over de Rechtvaardigingsleer van het Concilie van Trente. Velen zullen dit citaat aan Luther hebben toegeschreven, en inderdaad zou Luther dit ook zo gezegd kunnen hebben. Maar het Concilie van Trente, het “katholieke antwoord op de Reformatie” is het met betrekking tot het meest wezenlijke met de Hervormers eens – en omgekeerd.

 

Het tweede citaat (“Wie de waarheid van de pauselijke aflaat weerspreekt, hij zij veroordeeld en vervloekt”) is stelling 71 uit de beroemde stellingen van Maarten Luther. De augustijner monnik was in het begin helemaal niet uit op het afschaffen van de pauselijke aflaten an sich. Hij vond slechts dat deze verkeerd begrepen en misbruikt werden.

 

Een simpel tegenover elkaar stellen van Luther en de RK-Kerk blijkt niet mogelijk. Luther was “katholieker”, en de RK-Kerk “protestantser” dan menigeen wil(de) denken.

 

Blijf deze blog volgen in de aanloop van de viering van 500 jaar Reformatie!

De oecumenische erfenis van paus Paulus VI

Paus Paulus VI

Paus Paulus VI

Gisteren, zondag 19 october 2014, is paus Paulus VI door paus Franciscus in Rome zaligverklaard. Deze paus is wereldwijd vooral bekend omdat hij als opvolger van Johannes XXIII het Tweede Vaticaans Concilie tot een goed einde bracht. Verder denken velen bij zijn naam aan de encycliek Humanae Vitae (over geboorteregeling). In Nederland is hij door sommigen geprezen, door anderen verguisd, vanwege de benoeming van enkele bisschoppen “van meer behoudende signatuur” (Mgr. Simonis in 1970, Mgr. Gijssen in 1972).

Deze “oecumene op maandag” wil een blik werken op de grote oecumenische erfenis van paus Paulus VI. Een erfenis die tot op de dag van vandaag ontelbare vruchten draagt.

Het Tweede Vaticaans Concilie

Toen Giovanni Battista Montini, in 1963 tot paus werd gekozen en de naam Paulus VI aannam, was het Tweede Vaticaans Concilie in volle gang. Als aartsbisschop van Milaan had hij de gelovigen opgeroepen om niet alleen katholieken, maar ook “schismatieken, protestanten, anglicanen, moslims, heidenen en atheïsten” lief te hebben.

In februari 1963 schreef hij in zijn bisdomblad:

Hoe kunnen we de gescheiden christenen verenigen? Zovele jaren zijn inmiddels voorbijgegaan! We hebben zoveel fouten gemaakt! Er waren zoveel controverses! Hoe kunnen we die moeilijkheden overkomen? […] Om de weg naar de vereniging van alle christenen in de Ene Kerk te banen [moeten we] meer ruimte maken voor liefdadigheid, offers brengen waar het mogelijk is, tegelijkertijd geduldig wachten en ondernomen pogingen aanmoedigen.”

Deze “man van dialoog” werd dan ook tijdens het conclaaf van 1963 gezien als een waardige opvolger van paus Johannes XXIII die aan het Concilie vanaf het eerste begin een dialoog-karakter wilde geven.

Aan het begin van de tweede sessie van het Concilie – de eerste sessie na zijn verkiezing tot paus – noemde paus Paulus VI in de openingstoespraak de oecumene één van de doelstellingen én de geestelijke noodzaak waarvoor het Concilie was bijeengeroepen. [1]

Paus Paulus VI tijdens het Tweede Vaticaans Concilie

Paus Paulus VI tijdens het Tweede Vaticaans Concilie

Vlak na zijn aantreden tot paus schreef hij in zijn eerste encycliek Ecclesiam suam, waarin hij meerdere alinea’s aan de oecumenische dialoog wijdde: “De Katholieke Kerk zal nooit ophouden zich door gebed en boetedoening voor te bereiden op de langverhoopte [oecumenische] verzoening”.

Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie was één van de belangrijke oecumenische vragen wie vanuit rooms-katholiek opzicht de naam “Kerk” mocht dragen. Wat betreft de orthodoxe Kerken, met hun geldige bisschoppelijke en priesterlijke ambten, was er geen twijfel mogelijk. Maar de Kerken die uit de Reformatie waren voortgekomen kregen in het eerste schema van Unitatis Redintegratio (het oecumenische decreet van het Concilie) de naam “gemeenschappen” toebedeeld.

Meerdere concilievaders bekritiseerden dit onderscheid omdat het volgens hen de oecumenische vooruitgang niet zou helpen. Paulus VI sprak aan het begin van de tweede sessie van het Concilie (1963) over gemeenschappen “die zich met de naam Kerk sieren”. Tijdens de daaropvolgende sessies (1964 en 1965) wendde hij zich tijdens meerdere toespraken tot de oecumenische waarnemers met de woorden “O Ecclesiae”. [2]

De uiteindelijke tekst liet uiteindelijk alles open. Het spreekt over “de Kerken en kerkelijke gemeenschappen in het Westen”. In het document Dominus Iesus uit 2000 heeft de Congregatie voor de Geloofsleer, in haar interpretatie, deze openheid aangescherpt en spreekt nog slechts over “kerkelijke gemeenschappen”. 

Johannes XXIII had op 5 juni 1960 het “Secretariaat voor de Eenheid der Christenen” opgericht. Dit was bedoeld als voorbereidingscommissie voor het Concilie. Paulus VI vormde vlak na het einde van het Concilie dit secretariaat, in 1966, om tot een permanent lid van de Pauselijke Curie. [3]

Dialoog met de orthodoxe Kerken

Op 5 januari 1964 ontmoetten de paus en de oecumenisch patriarch van Constantinopel elkaar tijdens een historische ontmoeting in Jeruzalem.[Voor historische archiefbeelden van dit bezoek, zie HIER.) Hiermee werd hij de eerste bisschop van Rome sinds de 9e eeuw die een bezoek bracht aan “het Oosten”. Moskou en Athene bekeken dit alles echter met argusogen.

Paulus VI ontmoet Patriarch Athenagoras in Jeruzalem

Paulus VI ontmoet Patriarch Athenagoras in Jeruzalem

En een jaar later, tijdens het Tweede Vaticaans Concilie werden de wederzijdse excommunicaties tussen de Oosterse en Westerse Kerk opgeheven. Dit gebeurde op plechtige wijze door paus Paulus VI en door de afgevaardigde van de oecumenisch patriarch van Constantinopel Athenagoras, de metropoliet Meliton.

Hoewel de opheffing van deze banvloek de kerkelijke eenheid niet herstelde, wilde men een belangrijk obstakel naar de volledige eenheid tussen beide Kerken uit de weg ruimen, en de gebeurtenissen uit 1054 definitief tot het verleden te laten behoren. Het was een “gebaar van rechtvaardigheid en wederzijdse vergeving”.

Een gemeenschappelijke verklaring werd op 7 december 1965 tegelijkertijd in Rome (door kardinaal Willebrands tijdens een plechtige sessie van het Concilie) en in de Orthodoxe kathedraal van Phanar te Istanbul (door de secretaris van de Heilige Synode) voorgelezen. [4]

In 1967 bracht de paus een bezoek aan Constantinopel, en de patriarch bracht een paar maanden later een bezoek aan het Vaticaan. [5] Paulus VI schreef in zijn brief van 8 februari 1971 aan Patriarch Athenagoras dat de beide Kerken zich reeds op “bijna volledige wijze” met elkaar in kerkelijke gemeenschap bevinden.[6] Het symbolische hoogtepunt was het bezoek van een vertegenwoordiger van het oecumenisch patriarchaat te Constantinopel aan het Vaticaan in 1975, waarhij Paulus VI de voeten van de bezoeker kuste.

De oecumenische dialoog met de Anglianen

Reeds als aartsbisschop van Milaan, in 1957 dus tijdens het pontificaat van Pius XII, hat Paulus VI een groep anglicaanse priesters en bisschoppen ontvangen. Daaruit volgde een briefwisseling met de anglicaanse aartsbisschop van Cantorbury, Geoffrey Fisher.

Paulus VI schenkt de Anglicaanse aartsbisschop van Cantorbury George Ramsey zijn eigen bisschopsring

Paulus VI schenkt de Anglicaanse aartsbisschop van Cantorbury Michael Ramsey zijn eigen bisschopsring

Als paus, een jaar na de sluiting van het Tweede Vaticaans Concilie ontmoette hij in het Vaticaan de opvolger van Fisher, Michael Ramsey. Dit was het eerste officiële bezoek van een Anglicaanse kerkleider sinds het schisma in de 16e eeuw [7].

Tijdens dit bezoek sprak Ramsey lovende woorden over de oecumenische bijdrage van Paulus VI aan de oecumene. De paus antwoordde met de veelzeggende woorden: “Als u ons huis binnentreedt, dan treedt u uw eigen huis binnen; we zijn verheugd onze deur en ons hart voor u te openen”. [8]

Maar nog tijdens zijn bezoek publiceerde de Congregatie voor de Geloofsleer een stevige veroordeling van gemengde huwelijken. Paulus VI en aartsbisschop Ramsey antwoordden daarop door de oprichting van een speciale commissie die deze problematiek bij de horens moest vatten. Dit leidde uiteindelijk tot de “Verklaring van Malta”. Deze verklaring was de allereerste “gemeenschappelijke verklaring” van twee Kerken sinds de Reformatie in de 16e eeuw.

In 1970 publiceerde Paulus VI de nieuwe regels rond de gemengde huwelijken in zijn Motu Proprio Matrimonia mixta. Sindsdien is het mogelijk, met dispensatie van de plaatselijke bisschop, om een voor de rooms-katholieke Kerk geldig huwelijk te sluiten in bijvoorbeeld een protestantse Kerk.

Een jaar na deze historische ontmoetting van 1966 richtten ze samen ARCIC (Anglican-Roman Catholic International Commission) op. Deze commissie bestaat uit 9 rooms-katholieke en 9 anglicaanse leden en heeft als taak om de dialoog tussen de beide Kerken te voeren en de verschillende kerkscheidende onderwerpen te onderzoeken. [Over ARCIC binnenkort meer op deze blog.]

Paulus VI hechtte veel waarde aan de contacten met de Anglicaanse Kerk. Hij noemde haar “onze geliefde zusterkerk”, een beschrijving die in latere leerstellige documenten onder het pontificaat van Johannes Paulus II sterk afgewezen werd.

Dialoog met de protestantse Kerken

Persoonlijk heeft Paulus VI zich niet in het bijzonder met de dialoog met de protestantse Kerken beziggehouden. Wel zijn tijdens zijn pontificaat, en dus met zijn uitdrukkelijke toestemming, verschillende internationale dialogen opgestart: waaronder met de lutheranen (1964), de methodisten (1965), gereformeerden (1969).

Ook gaf hij in 1967, op aandringen van kardinaal Bea (het toenmalige hoofd van het Secretariaat voor de Eenheid van de Christenen), enthousiast toestemming tot de katholieke bijdrage aan oecumenische bijbelvertalingen, met name in samenwerking met protestants exegeten.

Het bezoek aan de Wereldraad van Kerken

Aan het eind van het Tweede Vaticaans Concilie werd ook de samenwerking met de Wereldraad van Kerken opgestart, ondanks het feit dat de rooms-katholieke Kerk geen lid van de Wereldraad was. De Nederlandse secretaris-generaal van de Wereldraad, Willem Visser ’t Hoofd, had in september 1960 al in het geheim een ontmoeting met kardinaal Bea. Leden en medewerkers van de Wereldraad namen ook als oecumenische waarnemers aan het Concilie deel.

In 1965 besloot Paulus VI tot de oprichting van een gezamenlijke werkgroep tussen de rooms-katholieke Kerk en de Wereldraad van Kerken. Deze werkgroep moest alle mogelijke gebieden tot samenwerking in kaart brengen. De werkgroep kwam drie jaar later met een lange lijst, waaronder zaken als sociale gerechtigheid, ontwikkeling van de Derde Wereld, honger en armoede. Verder kwam men tot overeenstemming om samen jaarlijks de Gebedsweek voor de Eenheid van de Christenen te vieren.

Op 19 juli 1968 kwan in Uppsala (Zweden) de Algemene Vergadering van de Wereldraad van Kerken bijeen. Paulus VI noemde dit publiekelijk “een teken des tijds” (een uitdrukking die ook tijdens het Tweede Vaticaans Concilie veelvuldig gebruikt was), en stuurde een boodschap met pauselijke zegen: “Moge de Heer al uw werk voor de zaak van de Eenheid der Christenen zegenen”. Vanaf dat moment mochten ook rooms-katholieke deelnemers aan de verschillende comités deelnemen.

Aankomst van Paulus VI bij de Wereldraad van Kerken in Genève

Aankomst van Paulus VI bij de Wereldraad van Kerken in Genève

Op 12 juni 1969 bracht paus Paulus VI, tijdens een officieel staatsbezoek aan Zwitserland, ook een bezoek aan de Wereldraad van Kerken in Genève. De toenmalige voorzitter van het Secretariaat voor de Eeinheid van de Christenen, de Nederlandse kardinaal Willebrands, voegde dit historische bezoek, tegen de zin van Paulus VI en zonder dat deze ervan op de hoogte was, in het officiële programma van het pausbezoek in.

In de opening van zijn toespraak sprak Paulus VI de historische woorden “Nu ben ik onder u. Mijn naam is Petrus.” Daarmee gaf hij aan dat vanuit rooms-katholiek oogpunt aan het primaat van de bisschop van Rome niet getornd kan worden. Maar hij voegde daar meteen aan toe dat “wij daardoor niet van u geïsoleerd willen zijn, noch om tussen ons het wederzijdse begrip, de samenwerking, de broederlijkheid en uiteindelijk het herwinnen van de eenheid onmogelijk te maken”.

Paulus VI noemde zijn ambt “het grootste obstakel voor de eenheid van de christenen”. In zijn eerste encycliek Ecclesiam suam had hij deze overtuiging overigens ook al gedeeld, en in 1967 tijdens een toespraak herhaald.

Sommige waarnemers waren echter door deze inleidende alinea zozeer teleurgesteld dat ze niet meer hoorden hoe Paulus VI sprak over een werkelijke, hoewel nog onvolledige, eenheid tussen alle gedoopten, en dus ook tussen alle lidkerken van de Wereldraad en de rooms-katholieke Kerk.

Met betrekking tot een eventueel lidmaadschap van de rooms-katholieke Kerk van de Wereldraad, bleef Paulus VI terughoudend. Hij vond de vraag nog niet voldoende gerijpt om daarover een beslissing te kunnen nemen en volgens hem was noch een positief, noch een negatief antwoord op dat moment noodzakelijk. [9]

De oecumenische erfenis

De bijdrage van Paulus VI aan de oecumenische beweging kan moeilijk overschat worden. Het begin van dit oecumenische engagement ligt wellicht in de ontmoeting tussen Montini en de Franse dominicaan Yves Congar in 1946. Congar biedt hem zijn baanbrekende oecumenische studie Chrétiens desunis aan, één van de publicaties waarvoor hij overigens in 1953 een leerverbod door het Vaticaan kreeg opgelegd. [10]

In 1977 noemde hij tijdens een toespraak de oecumene “de meest geheimzinnige en meest belangrijke” onderneming van mijn pontificaat. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking tijdens één van de woensdagcatecheses uit 1966:

Het Concilie, en eerder al de gehele christelijke traditie, zegt ons dat de gelovigen door de doop in de Kerk zijn opgenomen (…) Betekent dat dat allen die gedoopt zijn, zelfs wanneer ze van de katholieke eenheid gescheiden zijn, zich in de Kerk, in de ware Kerk, in de Ene Kerk bevinden? Ja. Dat is precies één van de grote waarheden van de katholieke traditie, door het Concilie meerdere keren bevestigd”. [11]

Begrafenis van Paulus VI - kist met evangeliarium

Begrafenis van Paulus VI – kist met evangeliarium voor het altaar

De oecumenische betekenis van Paulus VI werd door Yves Congar als volgt samengevat:

Paulus VI heeft niet slechts een dood gekend die aan zijn leven beantwoordde: zoals hij het altijd gewild heeft, heeft hij zijn laatste adem uitgeblazen met de woorden ‘Onze Vader, die in de hemel zijt”. Hij heeft een begrafenis gekregen die het diepst van zijn ziel vertolkte. Ik herinner me: een kist op de grond. Op de kist: een tiara? Hij had die tiara afgezet en hem weggeschonken voor de armen. Een mijter? Nee, zelfs geen stola, maar een opengeslagen Evangelieboek, waarvan een zachte bries de bladeren omsloeg. Paulus! Die naam die hij gekozen had… Het Evangelie, Jezus Christus, de absolute liefde van zijn leven in geloof. [12]

——

VOETNOTEN

[1] Walter Kasper trekt daaruit de conclusie dat dus “alle Concilieteksten in een oecumenisch perspectief gelezen moeten worden”: Walter Kasper, Wege der Einheit. Perspektiven für die Ökumene (Freiburg : Herder 2004), 17.

[2] De belangrijke paragraaf 15 van de Dogmatische Constitutie over de Kerk (Lumen Gentium) wordt uitgewerkt in het decreet Unitatis Redintegratio. Dit decreet werd aan het eind van de derde sessie in 1964 aanvaard en uitgevaardigd. Op de vraag of het van geringere autoriteit en betekenis is dan Lumen Gentium kan slechts een negatief antwoord worden gegeven wanneer men rekening houdt met de vaststelling dat dit decreet volgens de paus “ea doctrina, explicationibus completa in Schemate ‘De Oecumenismo’ comprehensis”.

[3] Op 1 maart 1989 kreeg het van Johannes Paulus II haar huidige naam : Pauselijke Raad voor de Eenheid van de Christenen.

[4] Voor de tekst van de verklaring: Tomos Agapès, Vatican-Phanar [1958-1970], Rome-Istanbul, 1971, p. 277-279.

[5] In 1973 bracht ook de koptische patriarch van Alexandrië, Shenouda III, een officieel bezoek aan Paulus VI. Tijdens dit bezoek tekenden beide kerkleiders een “Gemeenschappelijke verklaring” waarin zij hun christogische overeenstemming betuigden. Twee jaar eerder, op 27 october 1971, tekende Paulus VI een soortgelijke verklaring met de Syrisch-Orthodoxe Patriarch van Antiochië, Ignace Yacoub III.

[6] Tomos Agapès (614).

[7] Op 2 december 1960 had paus Johannes XXIII reeds Geoffrey Fisher ontvangen, maar daar ging het om een privé-audiëntie.

[8] Ramsey opende gedurende dit bezoek het “Anglican Center in Rome”, dat als doel heeft wederzijdse begrip te wekken.

[9] In 1972 neemt de rooms-katholieke Kerk, na jarenlang twijfelen (zoals blijkt uit de dagboeken van Willem Visser ’t Hooft) het besluit om het lidmaatschap van de Wereldraad niet aan te vragen. negatief op het idee tot toetreding. In 1975 geeft het Vaticaan daarvoor de volgende, niet al te heldere verklaring : Het lidmaatschap van de Wereldraad van Kerken kan voor veel rooms-katholieken reële pastorale moelijkheden veroorzaken, omdat dit lidmaatschap van een mondiale vereniging van Kerken gemakkelijk verkeerd begrepen kan worden. (in : Jacques Maury, Genève-Rome. W.A. Visser ’t Hooft, pionnier de l’oecuménisme, voorwoord door kardinaal Roger Etchegaray, en ds. Konrad Raiser (Parijs, Cerf 2001), 74.)

[10] Zie : Yves Congar, “L’œcuménisme de Paul VI”, in: Paul VI et la modernité dans l’Église. Actes du colloque de Rome (Rome : École Française de Rome, 1984), 807-820.

[11] “Audience générale du 1.6.1966, in: Documentation Catholique, n° 1474.

[12] Yves Congar, “L’oecuménisme de Paul VI”, 819.

Is het huwelijk nu wel of geen sacrament? En is dat erg?

Bruidspaar in het Vaticaan

Bruidspaar in het Vaticaan

In het Vaticaan is inmiddels de tweede week van de Buitengewonde bisschoppensynode over het Gezin begonnen. Eén van de behandelde thema’s is de plaats die hertrouwde gescheidenen binnen de rooms-katholieke Kerk kunnen, mogen of moeten krijgen. En die discussie spitst zich toe op de vraag of mensen die na een (burgerlijke) scheiding een nieuwe relatie aangaan, ook tot de “tafel van de eucharistie” toegelaten kunnen worden.

Vanuit de protestantse Kerken wordt er vaak wat meewarig gekeken naar al dit “rooms-katholiek gesteggel”. In de overgrote meerderheid van de huidige protestantse Kerken wordt de toegang tot de sacramenten niet bezwaard door het mislukken van een huwelijk en de beslissing om een nieuwe relatie aan te gaan – misschien wel inclusief een burgerlijk huwelijk. Deze “tweede huwelijken” kunnen vaak ook zonder problemen in een protestantse huwelijksviering ingezegend worden.

Over het algemeen wordt de oorzaak van dit onderscheid geduid door te constateren dat huwelijk binnen de rooms-katholieke traditie wèl als sacrament wordt begrepen, maar binnen de protestantse Kerken niet. [1]

Maar ligt dat eigenlijk wel zo simpel? Ook binnen de orthodoxe en oud-katholieke tradities is het huwelijk immers een sacrament, en daar wordt met de vraag naar scheiding en nieuwe relaties op een heel andere manier omgegaan. [Daarover volgende week meer] En mag je werkelijk stellen dat het huwelijk binnen de protestantse traditie volledig niet-sacramenteel is?

Deze “oecumene op maandag” doet een poging om wat helderheid in de discussie te verschaffen.

Het huwelijk bij Luther en Calvijn

In 1520, een jaar voor zijn definitieve veroordeling door de paus, schrijft Luther zijn beroemde Von der babylonischen Gefangenschaft der Kirche. Hij bestrijdt er het idee dat het huwelijk een sacrament zou zijn. [2]

Lutheren zijn vrouw Katherina von Bora

Lutheren zijn vrouw Katherina von Bora

Weliswaar is het huwelijk voor Luther “een afbeelding van de verhouding tussen Christus en de Kerk” (zie Ef 5), maar is het niet een door God ingesteld sacrament. Hij noemt dit een “uitvindsel van mensen”. Nergens in de Schrift leest Luther een “instelling” van het huwelijkssacrament door Christus.

Omdat ook in het Oude Testament en bij de heidenen gehuwd wordt, moet men volgens Luther aannemen dat het tot de “natuurlijke, wereldlijke ordening” behoort, en niet tot de sacramenten. Of anders gezegd: het huwelijk is weliswaar door God gesticht, maar van natuurlijke ordening: “Nergens [in de Bijbel] leest men dat iemand die een echtgenote neemt genade van God zal ontvangen”.

Johannes Calvijn denkt in dezelfde trant. Ook voor hem was het huwelijk niet meer dan een op God teruggaande grondvorm van menselijk leven, zonder geen direct verband hield met de “rechtvaardigingsgenade” en de “heilsordening”. [3]

Omdat het huwelijk dus geen sacrament is, valt het voor de reformatoren niet onder het kerkelijk, maar onder het civiele recht. Daarom noemt Luther het ook “ein weltlich Geschäft”. Een huwelijkssluiting gebeurt dus voor de burgelijke stand, waarover de beide echtgenoten in de Kerk Gods zegen vragen.

De reactie van het Concilie van Trente

Het reformatorische denken over het huwelijk wordt door het concilie van Trente weersproken. Tegenover een weliswaar door God gewild, maar toch menselijk huwelijk van de Reformatie, stelt het concilie een ander, “verhevener” idee van het huwelijk, waaraan de rooms-katholieke Kerk sindsdien trouw is gebleven.

In het decreet Tametsi [4] stelt het concilie dat Christus niet slechts wilde dat het huwelijk als doel had om de eenheid tussen Christus en zijn Kerk af te beelden, maar dat hij aan dit sacrament de werking heeft gegeven om de band tussen de beide echtgenoten op te nemen in, en deelgenoot te maken van, de door God in Christus geschonken genade. Het huwelijk beeldt de band tussen Christus en zijn Kerk niet slechts uit, maar neemt er ook (actief) aan deel.

Deze sacramentele kijk op het huwelijk heeft het sindsdien binnen de rooms-katholieke theologie een “heilig en definitief karakter” gegeven.

Onverzoenbaar?

In eerste instantie lijken beide posities diametraal tegenover elkaar te staan. Maar wie verder durft te kijken komt misschien tot de ontdekking dat de grenzen tussen beide theologische tradities misschien helemaal niet lopen waar we dachten dat ze liepen.

Binnen de oecumenische dialoog tussen katholieken en protestanten heeft het gesprek over de sacramentaliteit van het huwelijk inmiddels verrassende resultaten opgeleverd. Zo verrassend dat voor vele specialisten de op dit punt nog bestaande verschillen geen “kerkscheidend karakter” meer hebben.

Om tot die overtuiging te kunnen komen, laten we hier de vraag naar de sacramentaliteit van het huwelijk in twee deelvraag-gebieden uiteenvallen:

  • waarom erkennen de protestantse kerken slechts twee van de rooms-katholieke (en orthodoxe en oud-katholieke) sacramenten? En wat is de betekenis hiervan? Liggen hier mogelijkheden tot opening?

  • Wat is het eigene van het christelijk huwelijk? Kan het christelijk huwelijk binnen de protestanse traditie toch een “sacramenteel karakter” krijgen?

Zeven of twee sacramenten?

[A] Zeven rooms-katholieke sacramenten?

Hoe vreemd dit misschien voor vele gelovigen ook moge klinken: het aantal sacramenten is in de loop van de kerkgeschiednis aan nogal wat inflatie en deflatie onderhevig geweest. Het concilie van Trente stelde als reactie op de reformatie in de zestiende eeuw het aantal sacramenten definitief vast op zeven en dit getal is zonder twijfel niet zonder oog op de bijbelse symboliek gekozen.

In de voorafgaande eeuwen werd de klassieke definitie van een sacrament (een door God ingesteld, uitwendig teken van inwendig geschonken genade) door veel theologen slechts op de Doop en de Eucharistie toegepast. Andere theologen echter, met name in de middeleeuwen, rekten de term zodanig op dat soms ook rituelen als de voetwassing, het geven van aalmoezen of het knielen tijdens het gebed eronder vielen.

Tijdens de twaalfde eeuw pleitte bijvoorbeeld Lafranc voor vier sacramenten. Abelardus telde er vijf, Bernardus van Clairvaux tien en Petrus Damianus twaalf. Eén van die grote 12e eeuwse theologen is Hugo van Sint-Victor, wiens sacramententheologie onlangs nog door paus Benedictus XVI in de schijnwerpers is geplaatst. Zijn definitie van een sacrament [2], stelt hem in staat om een lijstje van bijna dertig sacramenten op te stellen. En bij nog andere theologen kan dit aantal tot wel zo’n veertig oplopen.

In dezelfde tijd dat het aantal van zeven zich langzaam uitkristalliseerde, ontwikkelde zich ook binnen de westerse theologie een overeenstemming over het wezen van een sacrament.

Rond 1160 levert Petrus Lombardus definitief de lijst van zeven kerkelijke riten die teken en werktuig van de goddelijke genade zijn en dus in strikte zin sacramenten genoemd kunnen worden. Deze lijst wordt daarna genoemd in de teksten van de concilies van Latranen IV (1215), Lyon II (1274), Florence (1439) en tenslotte in Trente (1547).

[B] Twee protestantse sacramenten?

De reformatoren hadden nogal wat kritiek op de sacramentenpraktijk in de 16e eeuwse westerse Kerk. Zij zagen daarin twee problemen. Enerzijds constateerden ze een onderwaardering van het Woord Gods in de sacramentenpraktijk. Had Augustinus immers niet gezegd dat “wanneer het Woord bij het element komt” iets een sacrament wordt? [5]

Anderzijds vonden zij dat de sacramenten te weinig plaats lieten aan het subjectieve engagement van de ontvanger. Ze werden vaak als een soort wondermiddelen, magische handelingen, toegediend en beleefd.

Omdat zij de Schrift weer als norma normans (de normerende norm) van het christelijk geloof in het centrum van alle theologie wilden plaatsen, bleven er uiteindelijk slechts twee sacramenten over: Doop en Avondmaal/Eucharistie. Deze twee sacramenten werden erkend als zijnde “door Christus ingesteld”, afgaand op de reformatorische interpretatie van de Schrift.

De andere sacramenten werden dus als “menselijke uitvindingen” terzijde geschoven, al moet gezegd worden dat er over de biecht en de (priester)wijding nog een tijdlang getwijfeld is.

Zo heeft Luther zelf heel lang het sacrament van de biecht niet van de lijst willen schrappen, en in de in 1530 door Melanchton geschreven Confessio Augustana wordt de biecht zelfs voluit en expliciet als sacrament erkend en wordt zelfs aanbevolen het gebruik van de privé-biecht in de protestantse parochies te onderhouden [dit is één van de belijdenisgeschriften van de PKN]. Calvijn erkende in 1562 de handoplegging bij de wijding als sacrament.

[C] Nogmaals: twee of zeven?

Houdt deze traditionele protestantse kritiek op de zeven rooms-katholieke sacramenten stand? Heeft Jezus werkelijk twee sacramenten ingesteld en zijn de andere vijf slechts “menselijke uitvindingen”?

In de middeleeuwse theologie werd de “instelling door Christus” veelal niet opgevat als een historisch bepaalde en gedateerde instelling door Jezus van Nazareth. De sacramenten waren voor deze middeleeuwse theologen vooral gefundeerd in het door Christus geschonken heil, in zijn dood op het kruis, in zijn verrijzenis en in de zending van de Geest. De “instelling door Christus” kon zo ook als post-paschale (= “na Pasen”) ontwikkeling gedacht worden.

Voor sommige sacramenten ontbrak het bijbelse “bewijs” voor een instelling door de “historische Jezus”. Maar wanneer deze hun oorsprong en basis in het heilswerk van Christus hebben én op een “goddelijk mandaat” (mandatum Dei) berusten, dan konden deze heilstekenen toch als sacrament gekenmerkt worden.

De moderne exegese lijkt de middeleeuwse – en dus katholieke – theologie hier bij te vallen. Het is moeilijk, zoniet onmogelijk gebleken om een duidelijk onderscheid te maken tussen wat de historische Jezus werkelijk zelf geleerd en geleefd heeft, en de context waarin de geschriften ontstaan zijn en dus met de referenties aan de concrete situaties van de jonge christelijke Kerken. Anders gezegd: sommige verhalen in het Nieuwe Testament beantwoorden soms minder aan wat Jezus werkelijk, letterlijk en historisch gezegd of gedaan heeft, dan aan de wijze waarop de jonge gemeenten, in de Geest van Jezus, en trouw aan zijn boodschap, hun geloof gestalte gaven.

In hoeverre kan men dan met zekerheid een historische “instelling” van doop en avondmaal veronderstellen? En mocht ooit blijken dat deze “historische instelling” misschien nooit heeft plaatsgevonden, zijn beiden dan ook geen sacrament meer? Deze problematiek wordt nog verscherpt door het feit dat zelfs in de evangelieën de “instelling van de doop” door de Verrezen Christus geschiedt.

Als dit waar is en aangenomen – en dat laatste is in het overgrote deel van de lutherse en gereformeerde kerken het geval –, dan zijn er ook voor protestanten misschien openingen om “sacramentaliteit” buiten de beide traditionele sacramenten te erkennen.

[D] Twee en vijf?

Tijdens de middeleeuwen hebben vooraanstaande theologen een onderscheid gemaakt tussen sacramenta maiora (of principalia) en sacramenta minora. Tot de twee “grote sacramenten” werden de doop en de eucharistie gerekend, tot de “kleine sacramenten” de andere vijf. Daaruit blijkt dat een gedifferentieerd kijken naar de zeven sacramenten niet slechts mogelijk, maar zelfs wenselijk is. [6]

Kardinaal Walter Kasper stelt dan ook uitdrukkelijk de vraag of dit scholastieke onderscheid behulpzaam kan zijn voor verdere dialoog. De twee sacramenta maiora in de rooms-katholieke traditie vallen precies samen met de beide sacramenten die de reformatorische tradities behouden hebben. Zij hebben binnen de zeven sacramenten een eigen, bijzondere status. [7]

En als het inderdaad (zoals hierboven onder [C] aangeduid) voor protestanten mogelijk is om “sacramentaliteit” buiten de twee sacramenten van doop en avondmaal te herkennen (en te erkennen), is het dan mogelijk om die sacramentaliteit aan de vijf katholieke sacramenta minora toe te kennen?

Een nieuwe blik op het christelijk huwelijk

In de beroemde Duitse studie Lehrverurteilungen – Kirchentrennend?, waarin een groep protestantse en katholieke theologen de actuele waarde van de 16e eeuwse kerkelijke veroordelingen (over en weer) onderzochten, werd ook naar het huwelijk gekeken.

De schrijvers ervan toonden overtuigend aan dat voor Luther het huwelijk weliswaar een “weltliches Geschäft” is, maar dat we daarin geen “profanisatie van het huwelijk” mogen lezen. Voor Luther is het huwelijk ook “heiliger Stand”. Het is inderdaad afbeelding van de wederkerige liefde en overgave tussen Christus en zijn Kerk. Het huwelijk staat bij Luther – evenals bij Calvijn – ook uitdrukkelijk in een christologische en ecclesiologische context. Het wordt “gedragen door de met aan haar goddelijke instelling verbonden zegen” (p. 146).

Al met al kan men vaststellen dat, ook wanneer men het huwelijk niet als “sacrament” gekenmerkt wordt, het toch gepaard gaat met een heilsbelofte die inhoudelijk dicht bij het katholieke begrip van “sacrament” staan.

De vraag is dus volgens deze studie meer een taalkundige dan een theologisch-inhoudelijke. Wanneer een strikt “sacramentenbegrip” wordt gehanteerd, die poogt om op bijbelse basis een “instelling door Jezus” als criterium te kunnen (en te moeten) aannemen dan komen slechts twee sacramenten in aanmerking. Wanneer echter een breder sacramentenbegrip geaccepteerd en gehanteerd wordt, en ook een “indirecte instelling” in de zich ontwikkelende jonge Kerk geaccepteerd wordt, dan is het legitiem om zeven sacramenten te erkennen.

Kardinaal Kasper vat het in de volgende vraag samen: “Kunnen de liturgische tekenen, die door katholieken sacramenten worden genoemd, door anderen als werktuigen van genade en van nieuw leven in Christus erkend worden?”. [8]

De term sacrament is daarbij van ondergeschikt belang. Het aantal van zeven ook [9]. De vraag gaat om de sacramentele werkelijkheid waaraan gedoopte vrouwen en mannen in Christus deel hebben.

Conclusie

Al deze overwegingen geven geen direct antwoord op de vraag of echtscheiding nu wel of niet bijbels of moraaltheologisch verantwoord is, en nog minder op de vragen naar tweede huwelijken en toelating tot de communie.

Wel laten ze zien dat de scheidslijnen tussen de protestantse en katholieke traditie op dit punt veel minder in marmer gebeiteld zijn dan veelal werd – en wordt – aangenomen.

Verder theologisch onderzoek is nodig. Verdergaande dialoog binnen onze kerken en tussen onze kerken ook. De Geest heeft vast nog het één en ander voor ons in petto.

———————————————-

[1] Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de lutheraan Nikolaus Schneider en de baptiste Valérie Duval-Poujol in de vorige bijdragen van “oeumene op maandag”.

[2] Zie WA 550-560.

[3] Inst. Christ. Rel. IV, c. 19.

[4] DCO 1534-1539.

[5] “Accedit verbum ad elementum, et fit sacramentum” (Tract. 80 in Jo. Cap. 3, in: Migne, PL 35, 1840), meerdere malen geciteerd door Luther, bijvoorbeeld in zijn Grote Katechismus (WA 30/I, 215,15; BSELK, 694-29).

[6] “Die Sakramentalität kommt den sieben einzelnen Heilszeichen allerdings in einer analogen Weise zu, so daβ sich die Sakramente in ihrer Bedeutung für das individuelle und das ekklesiale Leben voneinander unterscheiden als Grund- und Hauptsakramente (Taufe und Eucharistie) und (im Mittelalter gelegentlich sog.) sacramenta minora”. (Gerhard Ludwig MÜLLER, Katholische Dogmatik. Für Studium und Praxis der Theologie (Freiburg: Herder, 2005), 641).

[7] Walter Kasper, Harvesting the Fruits. Basis Aspects of Christian Faith in Ecumenical Dialogue (New York: Continuum 2009), 193. Een belangrijke constatering in dit verband is dat de protestantse theologie steeds minder huiverig is voor de katholieke spreek- en denkwijze van de “Kerk als sacrament”. Het sacramentele kerkbegrip maakt openingen naar een meer sacramentelere kijk op de werkelijkheid. Kasper stelt de vraag verder ook vanuit de ervaring dat binnen veel dialogen die de rooms-katholieke Kerk met andere kerken weliswaar vaak “sacramentele terminologie” gebruikt wordt, maar dat een definiëring ervan vaak ontbreekt.

[8] Ibid.

[9] ““Dogma ist allerdings nicht die Siebenzahl als solche, sondern die Sakramentalität der genannten Heilszeichen nach Maβgabe des spezifischen Sakramentenbegriffs (Einsetzung durch Christus, innere Gnade der Rechtfertigung und äuβeres Zeichen aus Wort und Element).” (Gerhard Ludwig MÜLLER, Katholische Dogmatik. Für Studium und Praxis der Theologie (Freiburg: Herder, 2005), 641)

Vrouw, protestant en deelnemer aan de bisschoppensynode

Valérie Duval-Pujol

Valérie Duval-Pujol

Valérie Duval-Poujol neemt als enige vrouwelijke “oecumenische waarnemer” aan de “buitengewonde bisschoppensynode over het gezin” die gisteren plechtig door paus Franciscus in Rome is geopend.

Van alle deelnemers is ze is misschien wel de meest opvallende: ze is baptist, vrouwbijbelwetenschapper en doceert bijbelexegese aan het de katholieke theologische faculteit van het prestigieuze Institut Catholique de Paris, dochter én vrouw van een predikant. De Franse protestantse krant Réforme noemt deze goedlachse jonge vrouw (1974) één van de veelbelovendste protestantse theologen uit het Franse taalgebied.

Een exclusief interview over haarzelf en haar verwachtingen van de synode.

[Dit interview is een samenwerking van “oecumene op maandag” met het Nederlands Dagblad dat vandaag delen van het interview in haar papieren editie publiceert]

————-

We weten dat de paus graag belt : hoe kwam hij aan je telefoonnummer ?

Hij heeft me jammer genoeg niet zelf gebeld, haha! Dat ging allemaal heel officieel. De Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Eenheid van de Christenen heeft een paar maanden geleden een officieel verzoek ingediend bij de Wereldbond van Baptisten (BWA) om een oecumenische waarnemer tijdens een synode te sturen. Het is de secretaris-generaal van de BWA, Neville George Callam, die mij gevraagd heeft.

Is dat niet opvallend? Frankrijk staat niet bekend als een erg “baptistisch land”.

Federation_BaptisteNee, dat is waar, maar ik ben al een tijdje actief binnen de BWA. Zo neem ik namens de baptisten deel aan de officiële internationale dialoog met de methodisten die nu één jaar bestaat.

Ze kennen me dus, en ze weten dat ik op oecumenisch vlak erg actief ben. Ik ben voorzitter van de oecumenische werkgroep van de Fédération Protestante de France [een overkoepelingsorgaan van meerdere franse protestantse kerken, HM]. Ik doceer aan een katholieke theologische faculteit, en ik was één van de vertalers van de nieuwe franse oecumenische bijbelvertaling. Verder wist men ook dat ik een paar publicaties over onderwerpen die het gezin betreffen op mijn naam heb staan.

Verder wilde men natuurlijk een theoloog, maar men wilde vooral ook eens een niet-engelstalige afgevaardigde, om te laten zien dat de baptisten vandaag overal op de wereld aanwezig en actief zijn: in Rusland, Nigeria, Oekraïene, Brazilië, enz. en dus ook Frankrijk.

BWA logoHet laat ook zien dat wij baptisten inmiddels open staan voor de oecumenische dialoog. We zijn niet christen op een kerkelijk eilandje. Ondanks alle verschillen zijn we broeders en zusters. Ik steek mijn eigen identiteit niet onder stoelen of banken: ik ben geen verborgen katholiek. Maar ik weet ook dat het Lichaam van Christus meerdere ledematen telt. En net als in elk gezin zijn er tussen zussen en broers soms spanningen, maar we zijn vooral broers en zussen.

De BWA is al twee keer eerder uitgenodigd als waarnemer bij een bisschoppensynode. Daaruit blijkt dat wij grote vooruitgang hebben geboekt. Vijftig jaar geleden waren we immers ook uitgenodigd als waarnemer bij het Tweede Vaticaans Concilie, en die uitnodiging hebben de baptisten toen afgeslagen.

Sindsdien hebben we elkaar beter leren kennen, en er zijn twee belangrijke dialoogdocumenten gepubliceerd. We zijn deze keer de enige federatie van evangelische – en pinksterkerken. Dat zegt iets over de kwaliteit van onze relaties.

Je bent dochter van een dominee, die bovendien psycholoog is. Met hem heb je ook meerdere boeken gepubliceerd, waaronder “Tien sleutels voor een gelukkig huwelijk”. In Nederland staan domineeskinderen er soms om bekend om een afkeer van het kerkelijk leven te ontwikkelen. Bij jou is dat niet het geval geweest. Je trouwt zelfs met een predikant!

"Tien sleutels voor het leven als echtpaar"

“Tien sleutels voor het leven als echtpaar”

Ik denk dat het er vooral mee te maken heeft of de ouders thuis proberen te leven wat ze zondag’s in de Kerk verkondigen. In mijn geval is het in ieder geval vooral aanstekelijk gebleken.

Met mijn vader heb ik de afgelopen jaren inderdaad ook meerdere boeken gepubliceerd op het snijvlak van theologie en psychologie.

Het feit dat je vader psycholoog is, heeft dat geholpen?

Haha! Ja, vast. Vanaf mijn tiende noemden ze me thuis “Freud”, omdat ik met m’n vader zo ongeveer alles en iedereen analyseerde. Bovendien heeft het ons gezin geholpen dat mijn ouders niet slechts als “predikantenechtpaar” bekend stonden.

Ze hadden meerdere verschillende activiteiten, en raakten dus niet afgescheiden van de werkelijkheid van alledag. Dat is belangrijk voor de doorgave van het geloof; de geloofwaardigheid van de Kerk hangt ervan af.

En natuurlijk wisten we via mijn vader ook dat het gezinsleven, het huwelijksleven niet altijd gemakkelijk was en dat hij vele mensen, stellen, gezinnen psychologisch begeleidde. Dat er ook een grote verscheidenheid bestaat in gezinssituaties. Dat heeft me vast geholpen om niet slechts een rooskleurig en naïef beeld van het gezinsleven te hebben.

Je bent één van de weinige vrouwelijke deelnemers die wèl getrouwd is, maar die zonder haar echtgenoot mag/moet komen. Is dat een compliment ? Of wilde je man niet mee ?

[Hardop lachend:] De uitnodiging was nominatief, persoonlijk. Dat gold voor alle oecumenische waarnemers en experts, maar niet voor de veertien uitgenodigde katholieke echtparen.

De kritiek die hier en daar te horen was op deze uitnodiging van echtparen kan ik echter wel enigszins begrijpen. Echtgenoten zijn niet slechts een “wederhelft” (une moitié). Dat behoort tot de mythologie, dat je “je wederhelft” zoekt enzo. In die zin ben ik wel blij dat ik als persoon, als individu kan praten.

[Zich bijna verontschuldigend:] Maar natuurlijk is de rooms-katholieke Kerk vrij in haar eigen keuzes!

Je hebt er zelf voor gekozen om geen predikant te worden.

Dat is een bewuste keuze: ik ben onderzoeker en docent.

Zelfs wanneer het predikantsambt bij de Franse baptisten sinds 10 jaar ook voor vrouwen openstaat?

Ja, dat is waar. Bijna in alle Europese landen overigens, maar in andere werelddelen maken baptisten andere keuzes.

Wat mezelf betreft: ik geloof erg in de diversiteit van charisma’s en roepingen. En dit is de mijne.

Bestaat er bij jullie dan ook zoiets als een eigen kerkelijk ambt van “leraar”, “doctor”, zoals bij Calvijn?

Het is waar dat de Franse baptisten – in tegenstelling tot andere landen – erg calvinistisch zijn, vooral als het over het zicht op de Kerk gaat. Dat geldt overigens ook voor de evangelische kerken hier.

Ben je daarom in Aix-en-Provence gaan studeren?

Ja. De baptisten sturen hun toekomstige predikanten niet naar de drie traditionele protestantse faculteiten [Parijs, Montpellier, Straatsburg, HM], maar ofwel naar de evangelische faculteit van Vaux-sur-Seine [in de buurt van Parijs] ofwel naar de faculteit Jean Calvin in Aix-en-Provence [een theologische faculteit met nauwe banden met de Theologische Universiteit in Kampen]. Ik heb dat laatste gedaan: ik kende de evangelische wereld al erg goed, en ik wilde de gereformeerde traditie wel eens leren kennen: waar men meer liturgische tradities heeft bijvoorbeeld, en zuigelingen doopt – in tegenstelling tot ons. Ik was daar vooral nieuwsgierig naar.

En later, uit diezelfde nieuwsgierigheid, heb ik mijn proefschrift aan de katholieke faculteit van Parijs geschreven.

Je doceert nu bijbelwetenschappen aan een katholieke instelling: is er een verschil tussen de protestantse wijze en de katholieke manier van bijbelexegese?

LOGO_ICPNee. Ik denk dat we sinds het Tweede Vaticaans Concilie op dezelfde golflengte zitten. De verschillen zitten hem niet zozeer tussen de verschillende kerken, maar tussen de door de exegeten toegepaste exegetische methodes – onafhankelijk van hun confessionele achtergrond.

En de plaats van de historisch-kritische methode in de evangelische en baptistische kerken?

Dat hangt erg van de landen en culturen af. In de Verenigde Staten heb je natuurlijk de beroemde Bible Belt waar men vaak op nogal op fundamentalistische wijze de Bijbel leest. Maar over het algemeen is men ook in onze kerken gewend geraakt aan tekstkritiek, het lezen van de bijbel in hun historische context, enz.

Op een gegeven moment moesten wij ook kijken hoe men toch van 5000 verschillende manuscripten tot één Bijbeltekst is gekomen. Daarom heb ik me ook met de Septuagint [het in het Grieks vertaalde Oude Testament, geschreven tussen de derde en de eerste eeuw voor Christus, volgens overlevering door 70 of 72 vertalers, HM] beziggehouden voor mijn proefschrift. Dat is de tekst van Paulus, van Jezus, van de joden uit hun tijd!

Wat mij betreft is de Septuagint het beste wapen tegen allerlei vormen van bijbels fundamentalisme: het was niet de Hebreeuwse Bijbel, maar de Griekse vertaling ervan die meerdere eeuwen lang de heilige tekst voor joden én christenen was.

Bovendien: ook in sommige katholieke milieus bestaat nog een zeker bijbelfundamentalisme – met name aan de basis, bij “gewone gelovigen” die denken dat hij regelrecht uit de hemel is gevallen.

Op de synode ga je als baptistisch exegeet over het gezin praten. In hoeverre kunnen de bijbelse teksten over huwelijk en gezin, van Jezus en Paulus bijvoorbeeld, op de huidige tijd overgeplaatst worden?

Dat is een grote vraag! Als je naar de Bijbel kijkt, vooral naar het Oude Testament, dan zie je overwegend huwelijksrelaties die we liever niet ten voorbeeld stellen! Gezinnen met rivaliteit, problemen, spanningen, stellen die het niet redden, overspel, enz. Dat begint al met Kaïn en Abel. Dat kan geruststellend zijn als het bij ons ook niet zo gaat als we wellicht gedroomd of gewild hadden. Het laat de moeilijkheid van het samenleven zien.

En dan komen we bij Jezus. Hij wijst ons weer op de basis, de fundamenten die we in de eerste hoofdstukken van Genesis vinden, die in zijn tijd teveel op de achtergrond waren geraakt.

Als we willen weten wat God met het gezin wil, en met de plaats van mannen en vrouwen, dan moeten we naar Genesis kijken, zegt Jezus ons. En wat we daar zien: het is dezelfde oorsprong, dezelfde roeping, dezelfde waardigheid, dezelfde zonde en dezelfde hoop.

Had Paulus dezelfde lezing? Dacht hij net zo als jij nu denkt?

Het probleem met Paulus is, dat onze vertalers ons vaak niet geholpen hebben. Zij waren kinderen van hun tijd en hebben de teksten van Paulus vaak “verhardt”. Als we bijvoorbeeld naar Romeinen 16, 7 kijken, dan zien we dat Paulus een “buitengewone apostel” groet, Junia. We weten dus dat hij een vrouwelijke medewerkster had, die hij bovendien als apostel groet. Vanaf de 13e eeuw heeft men deze voornaam Junia “vermannelijkt” in Junias. In veel van onze huidige bijbels staat dat er nog steeds.

Bovendien was ook Paulus een kind van zijn tijd, en we hebben concrete aanwijzingen die hij in bepaalde situaties geeft vaak voor de gehele mensheid van alle tijden gegeneraliseerd.

Wat mij betreft zijn Genesis 1 en 2 het fundament, van waaruit we Paulus moeten lezen, en niet andersom.

Je bent ongeveer in alles tegengestelde van de synodedeelnemers mèt stemrecht, rooms-katholiek, mannelijk, celibatair, ambtsdrager, oud…. vrouwelijk, gehuwd, leek, jong, baptist. Wat wil je hen gaan vertellen ?

Bisschoppensynode

Bisschoppensynode

[Lachend:] Ik heb maar vier minuten spreektijd. Maar dat geldt ook voor alle 114 voorzitters van de verschillende bisschoppenconferenties. Maar we nemen wel deel aan alle groepsgesprekken.

Wat ik ga zeggen gaat vooral over de verdediging van de meest kwetsbaren. Verder ook over het belang van het echtpaar. Dat is typisch baptistisch: we maken een groter onderscheid tussen het echtpaar en het gezin dan in de katholieke cultuur gebruikelijk is. Voor een gezin is een solide echtpaar noodzakelijk, en niet andersom.

Binnen het echtpaar hechten we grote waarde aan de gelijkheid van beide echtelieden. In de voorbereidende tekst voor de synode die het Vaticaan gepubliceerd heeft lezen we bijvoorbeeld dat die gelijkheid tussen beide echtelieden weliswaar beleden wordt, maar lang niet overal geleefd.

En natuurlijk zijn wij als baptisten erg blij met de ondertitel die over évangelisatie spreekt. Daar voelen we ons erg prettig bij, want dat raakt onze eigen identiteit: het gaat om de verkondiging van het Evangelie.

De afgelopen weken woedt er een strijd binnen de rooms-katholieke Kerk rond de toelating van hertrouwde gescheidenen tot de communie. Hoe gaat dat bij jullie?

Ja, ik heb die hele discussie vol belangstelling gevolgd – en het verbaast me hoezeer het een westerse discussie is.

Omdat het huwelijk bij ons – net als bij andere protestanten – geen sacrament is, hebben we ook geen “hierarchie van zonden”, waar echtscheiding erger zou zijn dan welke andere zonde dan ook. Er is altijd de mogelijkheid tot genade, en dus tot een nieuw begin. Dat gaat vaak gepaard met een intensieve pastorale begeleiding door de predikant, waar men de mogelijkheid krijgt om fouten, mislukkingen te benoemen – om zo een volgende mislukking te voorkomen. De zegening van een nieuw huwelijk is dus mogelijk, en dat gebeurt ook met enige regelmaat.

En als het gaat om andere “lastige onderwerpen” als homoseksualiteit, anticonceptie, abortus?

Valérie Duval-Poujol (photo: Jane Stranz - Fédération Protestante de France)

Valérie Duval-Poujol (photo: Jane Stranz – Fédération Protestante de France)

Als het over homoseksualiteit gaat, staan baptisten dicht bij de katholieke denkwijze – dat geldt overigens voor veel ethische vragen. Homoseksuelen worden geaccepteerd als leden, maar hun relaties worden niet gezegend.

Met betrekking tot voorbehoedsmiddelen hebben we een wat andere houding. Stellen nemen hierin hun eigen verantwoordelijkheid – en veel van de gezinnen in baptistische kerken nemen dan ook de pil of een andere wijze van anticonceptie.

Inzake abortus delen we dezelfde overtuiging als de katholieke Kerk.

In Frankrijk heerst er nu een hevige discussie over de identiteit van wat “mannelijk” en “vrouwelijk” is, naar aanleiding van de zogenaamde gender-studies. Wat vind je daarvan?

Ik denk dat deze vorm van wetenschap een goede vraag stelt, waar we als kerken nog maar eens goed over moeten nadenken. Genesis spreekt over de complementariteit van beide seksen. Maar welke complementariteit dan? Wat is cultureel bepaald, en wat komt uit de natuur voort? Dat moet – ook uit Bijbels perspectief – opnieuw doordacht worden.

De “Bisschoppensynode over het gezin” in oecumenisch perspectief

BisschoppensynodeKomende zondag (5 oktober 2014) begint in Rome op initiatief van paus Franciscus een twee weken durende “buitengewone, thematische Bisschoppensynode“. Als thema koos de paus: “De pastorale uitdagingen voor het gezin in de context van de evangelisatie“.

Elders op het internet is volop informatie te lezen, zowel over de hooggespannen verwachtingen bij sommigen (met name betreffende de eventuele mogelijkheid voor hertrouwde gescheidenen om tot de communie toegelaten te worden) als over de angsten en zorgen bij anderen (die vrezen dat de pastorale bekommernis van sommigen de kerkelijke leer zal relativeren of zelfs wijzigen).

Wat paus Franciscus er allemaal zelf van vindt weten we niet. Zowel de “hervormingsgezinden” als de “behoudenden” beweren hem aan hun kant te hebben.

En dan komt er ook nog de “clash between the cardinals” bij: verschillende kardinalen, maar ook andere bisschoppen, die zich in de aanloop naar de synode publiekelijk “om de oren slaan” om de beweging alvast de éne of de andere kant op te krijgen nog voordat het èchte werk in Rome begint.

hete hangijzers

De vraag naar de eventuele toelating van de hertrouwde gescheidenen tot de communie is echter slechts één van de thema’s die op de synode ter sprake komen. De lijst van onderwerpen in het voorbereidende werkdocument (instrumentum laboris) dat eind juni door het Vaticaan werd verspreid is indrukwekkend lang.

anticonceptieAlle “hete hangijzers” komen aan bod: anticonceptie, abortus, ongehuwd samenwonen, homoseksualiteit (inclusief “homohuwelijk”), “reageerbuisbaby’s” enz. Maar ook vragn van meer pastorale aard komen aan de orde: zoals die naar de begeleiding van tienermoeders of één-oudergezinnen, kerkelijke huwelijken voor ongelovigen of niet-praktiserende katholieken, gemengde huwelijken, de doorgifte van het geloof aan kinderen die bij homoseksuele stellen opgroeien, enz.

Het beloven dus twee hevige maar interessante weken te worden: in Rome, binnen theologische faculteiten, seminaries en andere opleidingscentra, binnen de muren van bisschopshuizen en -paleizen, aan de koffietafels van gewone pastorieën, in de meest uiteenlopende katholieke wandelgangen.

Ook de pers zal zich niet onbetuigd laten. Kranten, televisie, radio en internet gaan uitgebreid aandacht besteden aan deze synode, al was het alleen maar omdat het over thema’s gaat waarop journalisten en andere opiniemakers, sinds de publicatie van de encycliek Humanae Vitae (“over het menselijk leven en geboorteregeling”) in 1967 door Paus Paulus VI, zo graag op willen focussen.

Eén ding is zeker: door deze moeilijke theologische en pastorale thema’s op de agenda te zetten, laat paus Franciscus zien dat hij niet bang is: niet bang voor de publieke opinie, niet bang voor een open dialoog binnen de Kerk, en niet bang om te zijner tijd beslissingen te nemen. Want de synode doet aanbevelingen en de paus beslist.

Sterker: paus Franciscus heeft over een jaar een nieuwe synode gepland, dit keer een gewone (of algemene) synode, over hetzelfde thema. Het wordt dus een heel jaar discussie en dialoog op alle niveau’s van het rooms-katholieke kerkelijk leven. Al met al gaat de rooms-katholieke Kerk een spannend jaar tegemoet.

oecumenische thema’s

Vanuit oecumenisch perspectief is er nog niet of nauwelijks op de komende synode gereflecteerd. Het thema oecumene komt in het instrumentum laboris in het geheel voor, hoe wel er wel – zoals gebruikelijk – oecumenische waarnemers uit verschillende Kerken zijn uitgenodigd. Deze “oecumene op maandag” doet een voorzichtige, eerste poging.

Gedurende de eerste decennia van de oecumenische beweging ging het vaak om theologische (niet zelden ecclesiologische) onderwerpen. Maar net als binnen de interreligieuze dialoog staan ook in de oecumene ethische kwesties inmiddels hoog op de agenda.

Over sociale vraagstukken als armoede, oorlog/vrede of ecologie, maar ook over veel zaken betreffende de persoonsethiek is vaak een grote overeenstemming vast te stellen.Deze overeenstemming ontbreekt echter wanneer het over de seksuele ethiek gaat. Maar de scheidslijnen zijn vaak lastig vast te stellen en zijn om een drietal redenen uiterst complex.

lutherans and anglicans from different countries

Lutheraanse en Anglicaanse ambtsdragers uit verschillende culturen en werelddelen.

1) Allereerst bestaan binnen de verscheidene grote kerkelijke families vaak grote verschillen. Deze zijn soms uit culturele gronden te verklaren: zo kijken bijvoorbeeld Lutheranen uit Noord-Europa vaak anders tegen zaken als homoseksualiteit aan dan hun Afrikaanse geloofsgenoten.

2) Maar ook binnen eenzelfde Kerk en binnen éénzelfde cultuur kunnen grote verschillen bestaan: zo denken sommige meer behoudende Franse gereformeerden anders over “seks voor het huwelijk” aan dan hun “liberalere” mede-gereformeerden. Deze verschillen worden dan vaak bepaald door de verschillende wijzen waarop de Bijbel gelezen wordt: behoudende christenen lezen in de Bijbel (vooral in de nieuw-testamentische teksten) directe aanwijzingen voor de huidige seksuele moraal, terwijl hun liberale tegenhangers deze teksten in hun context willen lezen en verstaan, en daaruit soms de conclusie trekken dat ze niet meer direct op de huidige context van toepassing zijn.

3) Een derde complicerende factor is het verschil tussen kerkelijk leer en christelijk leven. In Kerken waarin een duidelijke seksuele moraal wordt gepredikt en geleerd, volgen vele van de gelovigen deze leer in meer of mindere mate. Binnen de rooms-katholieke Kerk – met name in westerse landen – is de kloof tussen leer en leven vaak groot. Veel rooms-katholieke vrouwen nemen zonder gewetensbezwaren “de pil”. En een nuchtere Zwitserse bisschop zei ooit dat een groot deel van de rooms-katholieke jongeren die aan de Wereldjongerendagen met de paus deelneemt waarschijnlijk een pak condooms in zijn bagage heeft meegenomen, zonder zich zorgen te maken over de vraag hoe zich dat verhoudt tot de officiële leer die diezelfde paus verkondigt.

Ondanks deze complexiteit, en misschien wel vanwege deze complexiteit, zou het toe te juichen zijn wanneer er ook vanuit de verschillende Kerken, in de verschillende landen en culturen, een opbouwende bijdrage geleverd wordt aan dit belangrijke thema dat de rooms-katholieke Kerk een jaar lang gaat bezighouden.

synode?

Digibron2011

Generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland, 24/25 april 2014

Het gebruik van de term ‘synode’ is in oecumenisch verband lastig. Voor rooms-katholieken is een synode een raadgevende vergadering. Binnen de orthodoxe en protestantse tradities is een synode juist een besluitvormende vergadering – wat in de rooms-katholieke traditie een concilie zou heten. [1]

Onder de term “Bisschoppensynode” verstaat de RK-Kerk een bijeenkomst van bisschoppen uit de verschillende delen van de wereld.

Naast 114 voorzitters van de nationale bisschoppenconferenties uit de hele wereld (uit Nederland gaat kardinaal Eijk, vanuit België mgr. Léonard), nemen 13 vertegenwoordigers van de Oosters-katholieke Kerken deel, 25 Vaticaanse curiemedewerkers, en 26 door de paus persoonlijk uitgenodigde bisschoppen en kardinalen (waaronder Walter Kasper, George Pell, Godfried Danneels).

38 deelnemers hebben geen stemrecht: het gaat daarbij om waarnemers en experts, dit keer in meerderheid leken, waaronder 14 echtparen.

De synode zal een aantal voorstellen doen die de paus over het algemeen al dan niet – naar eigen goeddunken – opneemt in een post-synodale apostolische exhortatie. [2]

protestantse verdeeldheid: Duitsland als voorbeeld

Iets meer dan een jaar geleden was het in de Evangelische Kirche in Deutschland [een verband van 20 Duitse lutherse en gereformeerde Kerken] flink raak over hetzelfde thema, het gezin in Kerk en samenleving.

Op verzoek van de EKD schreef een commissie onder voorzitterschap van de voormalige sociaal-democratische minister van gezinszaken Christine Bergmann een 160-pagina’s tellende tekst onder de titel “Zwischen Autonomie und Angewiesenheit. Familie als verlässliche Gemeinschaft stärken” (vert: Tussen autonomie en afhankelijkheid. Versterking van het gezin als betrouwbare gemeenschap”).

FamilienpapierEKDHet document deed de discussie hoog oplaaien, niet slechts binnen de protestantse kerkmuren, maar de hele breedte van het Duitse medialandschap bemoeide zich met de discussie.

De bijbelwetenschapper Friedrich Wilhelm Zorn uit Mainz was één van de vooraanstaande kritikasters. Volgens hem ging het document “ongedifferentieerd, oppervlakkig en onoverwogen zowel met het bijbelse getuigenis omtrent huwelijk en gezin, als ook met haar betekenis als houvast biedende instelling om”. Natuurlijk moeten ook volgens hem de bijbelse teksten “voor de huidige tijd uitgelegd worden, in sommige gevallen zelfs terzijde gelegd”. Anders loopt men het gevaar zich voor het karretje van vrome illusies en fundamentalistische pogingen gespannen te worden. Maar niet alles kan volgens hem en zijn mede-kritikasters zomaar gerelativeerd worden en aan het huidige tijdsgewricht aangepast worden.

Wat zei het document dan precies dat het zo’n heftige reactie uitlokte? Zo heftig dat de voorzitter van de EKD, Nikolaus Schneider, niet alleen verrast was, maar ook persoonlijk betroffen en zelfs geëmotioneerd.

In het document valt – samengevat en uit de kontekst getrokken – onder andere te lezen dat een “normatief begrip van het huwelijk als goddelijke instelling niet meer actueel is omdat het aan de breedte van het bijbelse getuigenis geen recht doet”. Tegenstanders vroegen zich af wat men dan met de zin “wat God verbonden heeft, scheidde de mens niet” moet doen?

Zo werd door de commissie het huwelijk met de woorden “liefde, trouw en engagement” beschreven en dus konden ook homoseksuele relaties onder dit aloude begrip vallen. De kritiek dat zo de waarde van het huwelijk naar beneden bijgesteld werd, pareerden Schneider en Bergmann met de overtuiging dat er van devaluatie geen sprake was maar dat juist andere, hetzij niet-heteroseksuele, hetzij niet huwelijkse relaties, naar boven opgewaardeerd worden.

Nikolaus Schneider, voorzitter van de Evangelische Kirche in Deutschland

Nikolaus Schneider, voorzitter van de Evangelische Kirche in Deutschland

De visie van het document op de trouwbeloften, op echtscheiding en de al-dan-niet verbreekbaarheid van het huwelijk, vat Schneider als volgt samen: we vragen tijdens de huwelijksviering “Willst Du?” (wil je?), niet “Wirst Du?” (zal je).

Onderwerpen als anti-conceptie en abortus ontbreken in het document.

Niet alleen binnen de EKD was er flinke kritiek, waaronder van meerdere lutherse bisschoppen. Ook de rooms-katholieke bisschoppen in Duitsland reageerden fel. Nikolaus Schneider verklaarde dat vanuit het feit dat het huwelijk binnen de rooms-katholieke traditie wèl, maar binnen de protestantse Kerken niét als een sacrament erkend wordt. Dat zou het volgens hem voor lutheranen gemakkelijker maken om met deze materie wat “flexibeler” om te gaan.

Terugkijkend op een dik jaar discussie in het Duitse protestantisme kan men vaststellen dat het inhoudelijk gaat om de vraag of het christendom zich aan de cultuur moet aanpassen of dat christenen een sterk getuigenis tegen de huidige cultuur moeten tonen. Beide groepen beroepen zich op het traditie-argument. De eerste groep zegt dat het christendom zich vanaf het begin aan de cultuur heeft aangepast, sinds Paulus die in zijn brieven slaven tot gehoorzaamheid oproept. De tweede groep beroept zich op het feit dat christenen altijd heroïsch verzet geleverd hebben als de heersende cultuur niet met christelijke, bijbelse waarden in overeenstemming was te brengen: van het romeinse Rijk tot het Derde Rijk.

de orthodox/rooms-katholieke alliantie

De orthodoxe Kerken zien in de rooms-katholieke Kerk een “betrouwbare bondgenoot tegen het oprukkende secularisme met bijgaand zedenverval”.

Zo sprak de Roemeens-Orthodoxe Metropoliet Daniel (Ciobotea) tijdens een oecumenisch congres in Freiburg (Duitsland) in 2000 over de “spanning tussen de christelijke ethiek van de Europese meerderheidskerken [behoren de protestantse Kerken in zijn optiek tot de “minderheidskerken”?] en de verschillende nieuwe ethische principes die op een geseculariseerd humanisme gefundeerd zijn, en die van verschillende kanten uit de bestuursgremiën van de Europese Unie opgedrongen worden – met name betreffen de gezinsethiek en seksuele moraal”. [3]

Deelnemers aan het Orthodox-katholieke Forum in Minsk (juni 2014)

Deelnemers aan het Orthodox-katholieke Forum in Minsk (juni 2014)

Afgelopen juni vond in Minsk (Witrusland) het “vierde katholiek-orthodoxe forum” plaats met als thema “Religie en culturele verscheidenheid: uitdagingen voor de christelijke Kerken in Europa”. [4] Er stonden nogal wat problemen op de agenda, vooral aan rooms-katholieke zijde: “Religie en culturele realiteiten in het hedendaagse Europa”, “de godsdienstvrijheid”, “de rol van de Kerk in de ondersteuning van de christelijke wetenschap”, de “noodzakelijkheid van de interreligieuze dialoog”, enz.

Maar van orthodoxe zijde werd vooral gehamerd op “de rol van menselijke en christelijke waarden in de moderne, multiculturele samenleving”, en werd veelvuldig gewezen op de “noodzaak van een morele heropbouw van Europa”. [5]

Ook in vele van de  van oudsher orthodoxe landen, neemt immers de secularisatie snel toe. Tijdens het Forum in Minsk werd met name vanuit het patriarchaat van Moskou gepleit voor een orthodox-katholieke alliantie om deze trend te weerstaan. Met name de Europese Unie met haar liberale politiek en inmenging in zaken als opvoeding en educatie moet het daarbij ontgelden. Homoseksualiteit, vrije pornografie, reageerbuisbevruchtingen en andere kwesties rond de bioethiek staan hier in het centrum van de aandacht en worden met argusogen bekeken. De beide Kerken staan hier op gezamenlijke bodem en ondanks alle verschillen in nuances, communicatie en vormgeving, bestaat hier zonder enige twijfel een grote overeenstemming.

een orthodoxe oplossing voor hertrouwde gescheidenen?

Een ander punt verdient echter bijzondere aandacht: de kerkelijke omgang met hertrouwde gescheidenen. Door sommige (meer “liberale”) katholieken wordt soms gewezen naar de orthodoxe praktijk als mogelijke oplossing voor de rooms-katholieke Kerk.

Orthodoxe huwelijksviering met liturgische kroning van de beide echtelieden

Orthodoxe huwelijksviering met liturgische kroning van de beide echtelieden

Inderdaad is het huwelijk in de Orthodoxe Kerken, net als in de RK-Kerk, een sacrament. [6] Maar er bestaat een belangrijk nuance-verschil. In de Orthodoxe traditie de zin en doel van het huwelijk vooral gezien wordt in de wederzijdse liefde, de gemeenschap en de hulp die beide echtgenoten elkaar bieden. In die verband biedt het huwelijk dus de mogelijkheid om persoonlijk in Christus verder te groeien. Het huwelijk is een “geestelijke weg”, een “zoektocht naar God”, een “geheimnis van eenheid en liefde”, een “anticipatie van het rijk Gods”. [7]

Binnen de rooms-katholieke traditie treedt sinds (christelijke) mensenheugenis de procreatie, het verwekken van nageslacht, meer op de voorgrond als wezenlijk onderdeel en doel van het huwelijk tussen man en vrouw. Wederzijdse liefde en solidariteit zijn vanzelfsprekend niet afwezig, maar maken an sich het huwelijk nog niet wat het is.

Sinds het Tweede Vaticaans Concilie wordt in de rooms-katholieke seksuele ethiek gepoogd beide “polen” beter met elkaar in evenwicht te brengen, maar paus Paulus VI ging in de beroemde encycliek Humanae Vitae verder dan het concilie door niet slechts te stellen dat het christelijk huwelijk open moet zijn voor het nieuwe leven en het verwekken van nageslacht, maar dat dit geldt voor elke afzonderlijke seksuele daad.

Dit nuanceverschil is wezenlijk voor het begrijpen van verschillen in omgang van beide tradities met op de klippen gelopen huwelijken.

In de rooms-katholieke traditie is echtscheiding niet mogelijk; “hertrouwde gescheidenen” bestaan dus feitelijk, canoniek-rechtelijk, gewoonweg niet. Een burgerlijke scheiding wordt door de Kerk niet erkend. Zogenaamde “nietigverklaringen” betekenen niets anders dan de kerkelijke vaststelling dat een gesloten huwelijk geen volwaardig huwelijk was omdat de voorwaarden ervoor afwezig waren (bijvoorbeeld doordat één van beide echtgenoten niet wilsbekwaam was, of onder druk van familie het “jawoord” gaf). In dat geval was er dus geen sprake van een huwelijk en kunnen beide (civiele) echtgenoten opnieuw (kerkelijk) trouwen.

(Civiel) gescheiden, (kerkelijk) getrouwde katholieken die dus (civiel) hertrouwen begaan dus in dit canoniek-rechtelijke denken overspel en zijn dus – tot de dood van de (ex-)echtgenoot van het ontvangen van de communie tijdens de eucharistie uitgesloten.

echtscheidingIn de Orthodoxe traditie wordt tegen deze materie anders – en in zekere zin minder juridisch – aangekeken. Ook hier is het huwelijk een sacrament en van goddelijke instelling. Het huwelijk wordt gezien als heilig en onverbreekbaar. De onverbreekbaarheid ervan is gebaseerd op de heiligheid ervan. Maar omdat wij leven in een door zonde getroffen, gebroken werkelijkheid, wordt dit heilige, onverbreekbare, perfecte huwelijk gezien als een (soms) onbereikbaar ideaal.

Zo is het sacramentele huwelijk voor de orthodoxie weliswaar uniek en onverbreekbaar, maar sluit het niet in alle gevallen – zoals Paulus het reeds uitdrukt – een tweede huwelijk uit. De Orthodoxe Kerk erkent dat er gevallen kunnen zijn waar het huwelijksleven geen inhoud meer heeft. Zij citeert dan graag de uitdrukking van de heilige Johannes Chrysostomos die zegt dat het in deze gevallen “beter is het huwelijk te breken dan zijn ziel te verliezen”. [8]

In deze gevallen kan de Kerk, de menselijke zonde veroordelend maar tegelijkertijd de barmhartigheid van Christus uitstralend, een tweede (en eventueel zelfs een derde) huwelijk toestaan. Dit wordt gezien als een pastorale houding t.a.v. de zwakke, zondige mens, die binnen de Orthodoxe theologie “economia” wordt genoemd. Tijdens de viering van het tweede (of derde) huwelijk worden enkele vreugdevolle elementen uit de liturgische huwelijksviering vervangen door boetedoening en gebeden om vergeving.

Persconferentie van paus Franciscus in het vliegtuig

Persconferentie van paus Franciscus in het vliegtuig

Sommige rooms-katholieken zien in deze economia een mogelijkheid om zowel aan de Bijbelse en kerkelijke traditie van het onverbreekbaarheid van het huwelijk trouw te blijven, terwijl het ook de mogelijkheid schept om vanuit pastoraal oogpunt openingen te zoeken naar het geluk van mensen.

Paus Franciscus heeft tijdens de persconferentie in het vliegtuig dat hem na de Wereldjongerendagen in Rio vanuit Brazilië naar Rome terugvloog op deze orthodoxe traditie gewezen, deze interessant genoemd, en aangegeven dat wat hem betreft deze oplossing nader onderzoek behoeft.

 

de nieuwe evangelicale/rooms-katholieke alliantie

Hoewel de evangelicale Kerken [9] in menig opzicht dichter bij de traditionele (lutherse en gereformeerde) protestantse Kerken staan, zien zij in de rooms-katholieke Kerk steeds meer een partner m.b.t. vraagstukken omtrente de seksuele ethiek.

Inderdaad komen rond vraagstukken als homoseksualiteit, “seks voor het huwelijk”, echtscheiding, e.d. de overtuigingen van de evangelicale Kerken en die van de RK-Kerk vaak sterk met elkaar overeen. Twee verschillen springen echter in het oog.

Paus Franciscus ontvangt een delegatie van evangelicale Kerken

Paus Franciscus ontvangt een delegatie van evangelicale Kerken

Allereerst bestaat er binnen de evangelicale beweging geen centraal leerambt zoals de rooms-katholieke Kerk dat kent. Dat geeft aan de plaatselijke gemeenten een grote vrijheid van het concreet vorm geven aan de christelijke overtuiging. Ook binnen de rooms-katholieke traditie bestaat er een zekere pastorale ruimte, maar deze refereert telkens aan het kerkelijk recht. [Afgezien van het feit dat een niet onaanzienlijk aantal parochiepriesters een kerkrechterlijk oogje dichtknijpen wanneer zij in de dagelijkse pastorale praktijk “irreguliere situaties” tegenkomen.]

Een ander belangrijk verschil is dat er inderdaad weliswaar veel overeenkomsten waar te nemen zijn rond de betreffende “heikele thema’s”, maar dat de fundering van meerdere van deze thema’s wezenlijk verschilt.

Christenen uit de evangelicale hoek argumenteren vrijwel uitsluitend vanuit de Schrift, en pogen die veelal zo letterlijk mogelijk te nemen. Een letterlijke lezing van de afwijzing van homoseksualiteit in de Bijbel heeft dan ook eeuwigheidswaarde en moet nageleefd worden. In verschillende evangelicale Kerken wordt daar vaak ook meer of minder pastoraal mee omgegaan, maar deze waarheid staat voor vrijwel de hele evangelicale wereld als een paal boven water.

In de rooms-katholieke traditie wordt er ook wel verwezen naar het bijbels getuigenis, maar wordt er vooral geargumenteerd vanuit de “natuurwet“. In de rooms-katholieke theologie wordt deze verstaan als de “door het verstand erkende orde”. Deze is weliswaar niet volledig ingeboren, maar het beginsel ervan wel. Deze natuurwet dringt zich dan ook logischerwijze niet slechts aan christenen op (want zij komt niet voort uit de goddelijke openbaring zoals die in de Schriften haar weerslag heeft gevonden), maar aan alle mensen. Vanuit deze natuurwet is bijvoorbeeld het huwelijk als vanzelfsprekend slechts toebehouden aan twee mensen van hetzelfde geslacht.

Tegenprotest tijdens een demonstratie tegen het Franse homohuwelijk in Parijs

Tegenprotest tijdens een demonstratie tegen het Franse homohuwelijk in Parijs

Zo woedde er in Frankrijk vorig jaar een hevige discussie rond het homohuwelijk (“Mariage pour tous“) dat de socialistische regering onder president Hollande mogelijk heeft gemaakt. Honderdduizenden Fransen gingen de straat op om daar tegen te protesteren. Onder de demonstranten waren opvallend veel rooms-katholieken te vinden. Maar ook de in Frankrijk sterk groeiende evangelicale Kerken waren vertegenwoordigd.

Deze laatste groep herkende zich echter niet in de wijze waarop de door rooms-katholieken gedomineerde organisatie La Manif pour tous die de grote demonstraties organiseerde, het openbare debat aanging. Er werd geen enkel bijbels argument gegeven: men beriep zich op filosofisch-anthropologische argumenten, freudiaanse of lacaniaanse psychologische overwegingen, of juridische principes.

Dat alles had niet alleen te maken met het feit dat bijbelse argumenten in het ontkerkelijkte Frankrijk, waar de uiterst strikte scheiding tussen Kerk en Staat vrijwel zèlf tot religie is uitgeroepen, niet overtuigend zijn en misschien zelfs contraproductief. Het had ook te maken met de wijze waarop katholieken zo’n discussie aangaan: in de wijsbegeerte en de psychologie vindt men partners die de natuurwet aannemen en/of impliciet ondersteunen. [10]

 

tenslotte

Natuurlijk is er nog veel meer over deze kwesties te zeggen. Eén van de onderwerpen die de oecumenische relaties tussen de Kerken niet altijd gemakkelijk maakt, is het begrip van beide sekses. In hoeverre is het sekseverschil bepalend voor de sociale en kerkelijke organisatie? Daarover een volgende keer meer (bijvoorbeeld n.a.v. de vraag naar de al-dan-niet-wenselijkheid van de priesterwijding van vrouwen zoals die in de Anglicaanse en Oud-Katholieke Kerken heeft vormgekregen).

De anglicaanse en rooms-katholieke delegatie tijdens het ARCIC III-overleg in Durban (Zuid-Afrika) in mei 2014

De anglicaanse en rooms-katholieke delegatie tijdens het ARCIC III-overleg in Durban (Zuid-Afrika) in mei 2014

Veel van deze verschillen lijken onoverbrugbaar. En inderdaad is in veel gevallen een soort “paradigmawisseling” nodig om tot overeenstemming te kunnen komen. Het is dan ook verrassend dat de huidige Anglicaans/Rooms-Katholieke dialoog (ARCIC III) zich met deze ethische verschillen bezighoudt en zelfs weet te melden dat een doorbraak te verwachten is. Men poogt een antwoord te vinden op de vraag hoe op universeel en locaal (dus cultureel bepaald) niveau op ethische problemen een verantwoorde oplossing te vinden is.

Zou dit ook consequenties kunnen hebben voor de andere dialogen tussen de verschillende Kerken?

 

 _______________________________

VOETNOTEN

[1] Zie: “Op weg naar een nieuw ‘Concilie van Nicea’?”

[2] Voor meer informatie, klik HIER]

[3] 4. Internationaler Kongress Renovabis, Konfrontation oder Kooperation – Ökumene in Mittel- und Osteuropa (Renovabis, Freising: 2000), 108.

[4] Deze ontmoetingen zijn een initiatief van de rooms-katholieke “Raad van Europese Bisschoppenconferenties” (CCEE), in samenwerking met het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel in overeenstemming met alle Europese orthodoxe Kerken.

[5] Dit was reeds de vierde bijeenkomst van het “Europees katholiek-orthodoxe forum”. Reeds de eerste ontmoeting in Trente (2008) ging over het thema “Het gezin: een zegen voor de mensheid”. Latere ontmoetingen werden op Rhodos (2010; over de verhouding tussen Kerk en Staat) en in Lissabon (2012; over armoede en de economische crisis) gehouden. Beide Kerken stuurden een delegatie naar het Forum; vanuit het Nederlandse taalgebied maakte aan rooms-katholieke de Antwerpse bisschop mgr. Johan Bonny deel uit van de afvaardiging.

[6] Terwijl in de RK-Kerk beide echtgenoten elkaar het sacrament toedienen en de priester of diaken daarvan de kerkelijke getuige is, is de bedienaar van het sacrament van het huwelijk in de Orthodoxe traditie de bisschop of de priester die het echtpaar zegent.

[7] Zie: Mgr Athenagoras Peckstadt, “Mariage, divorce et remariage dans l’Eglise orthodoxe: économie et accompagnement pastoral”, in: Marriage – Divorce – Remarriage, Challenges and Perspectives for Christians (Peeters Leuven), 2007, pp. 237-251.

[8] PG 51, 155.

[9] Ik gebruik hier het anglicisme “evangelicaal” i.p.v. “evangelisch” om verwarring met de “Evangelische Kirche in Deutschland” te voorkomen. In Nederland bestond tot 2004 overigens ook de “Evangelisch-Lutherse Kerk” die toen opging in de PKN.

[10] De franse opperrabbijn Gilles Bernheim – die enkele weken later zijn ambt moest neerleggen vanwege veelvuldig plagiaat – schreef wèl een bijdrage aan het debat dat op bijbelse argumenten gebaseerd was. Hij werd daarvoor overigens persoonlijk door Benedictus XVI bedankt. Dit is een teken dat de bijbelse argumentatie binnen de rooms-katholieke Kerk aan terrein wint. Zie ook het belangrijke document van de Pauselijke Bijbelcommissie over “de bijbelse wortels van het christelijk handelen“.

Getrouwd priester, zoon van een dominee: dubbel feest!

[Onderstaand interview is een bijzondere “oecumene op maandag” en werd gepubliceerd in samenwerking met de internetsite Nieuw W!J.]

 

Vandaag, op 24 september 2014, viert de Oud-Katholieke Kerk in Nederland (OKKN) het 125 jarig bestaan van de zogenaamde “Unie van Utrecht”. Daarmee verbond zij zich in 1889 met andere Oud-Katholieke Kerken (uit Duitsland en Zwitserland). Dit werd afgelopen weekend in Utrecht uitbundig, internationaal en oecumenisch gevierd.

Bernd Wallet in de Utrechtse Oud-Katholieke Sint-Gertrudiskathedraal

Bernd Wallet in de Utrechtse Oud-Katholieke Sint-Gertrudiskathedraal

Bernd Wallet is Oud-Katholiek priester aan de Gertrudiskathedraal in Utrecht (vlak tegenover Hoog Catharijne). Hij is bovendien secretaris van de aartsbisschop, Mgr. Joris Vercammen en verantwoordelijk voor de internationale contacten die de OKKN onderhoudt.

Maar hij is tevens zoon van dominee Barend Wallet, de man achter het ooit zo moeizame fusieproces van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk die samen sinds 2004 de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) vormen. De PKN vierde dit jubileum 10 dagen geleden. [Voor een beschrijving van de oecumenische betekenis van beide kerkelijke verjaardagen zie HIER].

Een gesprek met Bernd Wallet, die deze dagen twee feesten vierde: één in zijn eigen huidige Kerk en die van het lukken van zijn vader’s projet: het ontstaan van de PKN.

——

Gefeliciteerd! Heb je een beetje leuk feest gehad afgelopen weekend?

Jazeker! We hadden veel gasten. Uit oecumenisch verband, rooms-katholieken, protestanten, anglicanen, orthodoxen. Maar ook veel mensen uit landen waarvan ik niet eens wist dat ze met ons in communie staan. En dan hadden we natuurlijk Prinses Beatrix op bezoek, een symposium, een katholieke eredienst in de inmiddels protestantse Domkerk – wat ook nog wel wat werk opleverde.

 

Tien dagen geleden was er ook feest bij de protestanten. Heb je ondanks alle organisatie van jullie eigen feestelijkheden nog een beetje stilgestaan bij deze verjaardag van “10 jaar PKN”?

Allereerst natuurlijk op persoonlijk vlak, omdat mijn vader destijds jarenlang de voortrekker was van de kar van het Samen-op-Wegproces dat uiteindelijk tot de PKN heeft geleid. Bovendien zaten we toevallig afgelopen 14 en 15 september met de Oud-Katholieke bisschoppenconferentie in het Landelijk Dienstencentrum van de PKN. Dus we konden op maandagochtend ds. Karin van den Broeke, de praeses van de PKN, met hun jubileum feliciteren.

Tussen onze beide jubilea waren nog wel wat verschillen. De PKN had zich vooral op de plaatselijke gemeenten geconcentreerd, terwijl wij vooral internationale en oecumenische gasten hadden. Maar het was leuk, en toevallig, dat de PKN voor hun viering in Nijkerk hetzelfde evangelie als wij in Utrecht gekozen hadden.

 

Even terug naar je jeugd: je bent domineeszoon. Je vader, dominee Barend Wallet, was secretaris van het Samen-op-Weg-proces. Daarmee is hij meer dan 20 jaar bezig geweest. En dat was niet altijd gemakkelijk. Hij heeft ooit gezegd dat hij nogal wat slapeloze nachten heeft gehad door het getouwtrek, de spanningen, hij had het zelfs over manipulatie.

Ds. Barend Wallet

Ds. Barend Wallet

Hoewel zo’n proces natuurlijk altijd ingewikkeld is, was de frustratie inderdaad vaak erg groot. Vooral als je soms het treiteren en bedriegen van mede-christenen zag. Er zijn, ook door de Gereformeerde Bond en door haar secretaris Ir. Van der Graaf, soms spelletjes gespeeld waarvan je denkt: dat is zelfs een politieke partij nog onwaardig – laat staan een Kerk! Zelfs toen ter rechterzijde van de Bond de concrete plannen voor de Hersteld Hervormde Kerk [een afscheiding van de hervormden die niet in de PKN meewilden, HM] er al lagen, bleven ze aan tafel zitten om punten binnen te slepen, het proces te vertragen en dergelijke.

Mijn vader is een heel gematigd man. Hij kwam bovendien zelf uit de “bevindelijke hoek”, en wist dus waar de gevoeligheden bij o.a. de Gereformeerde Bond lagen.  Maar hij wilde mogelijkheden scheppen zodat iedereen, zowel de orthodoxere als de meer liberale  protestanten, zich thuis kon voelen en mee kon gaan in het fusieproces. Die ruimte was er overigens ook al binnen de Nederlandse Hervormde Kerk, waar hij predikant was.

 

En dacht je toen: al dat gedoe met synodes en met inspraak bij de protestanten, ik ga maar katholiek worden?

Haha! Nou, ik ben wel lid geworden van een katholieke Kerk met synodes en inspraak van gelovigen enzo. [Lachend:] Bovendien wil ik zelf ook wel graag wat inspraak hebben in de weg die mijn Kerk inslaat!

Iedereen heeft correctie nodig. Dat geldt ook voor de bisschoppen. En een kerksysteem waar één iemand met een kleine adviesraad zijn wil kan doordrukken hoort volgens mij niet bij een katholieke Kerk.

 

Men zegt wel eens dat de Oud-Katholieke Kerk mooie “mix” is van de protestantse Kerken en de rooms-katholieke Kerk. Voel je dat ook zo?

In de dagelijkse praktijk zijn we gewoon een Kerk, een parochie, een plaatselijke geloofsgemeenschap – in verbondenheid met de Kerk van alle eeuwen, en in verbondenheid met de brede oecumene.

Daarbij voelen we ons gewoon een katholieke Kerk. Maar we proberen wel positief naar de protestantse Kerken te kijken, en naar hun toe te komen – positiever in ieder geval dan het concilie van Trente [het rooms-katholieke antwoord op de Reformatie, HM] en de Contrareformatie hebben gedaan.

De invloed van de Reformatie is vooral in de inspraak van alle gelovigen te vinden. Verder zet de Reformatie de zondag weer centraal. Daar kunnen wij als Oud-Katholieken van harte in meegaan, maar wat ons betreft hoort de eucharistie daar onlosmakelijk bij. We hebben wel veel geestverwanten binnen de Protestantse Kerk in Nederland.

 

Waar voel je je nu theologisch het meest bij thuis: bij de rooms-katholieke traditie of bij de protestantse traditie?

Ach, je weet net zo goed als ik dat er heel veel verschillende rooms-katholieke stemmen zijn, waar weliswaar een soort mystieke eenheid achter te vinden is, maar die een grote pluraliteit laten zien. Het verschilt nogal per onderwerp naar welke kant onze “eerste liefde” uitgaat. Bovendien kijken we ook graag naar wat ons verbindt met anglicanen, en ook met orthodoxen waar we veel inspiratie vinden. Vanaf het begin poogden, met name de Duitse Oud-Katholieken, verbondenheid te zoeken, en theologische meningsverschillen te overbruggen.

 

Jullie noemen je “Oud-Katholiek”. Bedoelen jullie daarmee: Oud in de zin van trouw aan de vroege Kerk, aan de Kerk zoals die was en die zou moeten zijn?

Ja. “Oud” is bij ons in ieder geval geen statisch begrip. Voor ons is de “Oude Kerk” vooral iets dat voortdurend moet inspireren.

 

En toch hebben jullie beslissingen genomen die haaks staan op de praktijk van de vroege Kerk, ik denk met name aan de wijding van vrouwen tot het diakenambt, priesterambt en eventueel bisschopsambt. Zien jullie daar geen breuk?

12153

Bernd Wallet (rechts) begeleidt de Oud-Katholieke Aartsbisschop van Utrecht, Mgr. Joris Vercammen

Nee, ik zie het niet als een breuk, maar vooral als een aanvulling. In onze optiek zou het een breuk zijn als wij de kerkelijke ordening van bisschop, priester en diaken zouden loslaten. Vanaf het begin was het voor de gezamenlijke Oud-Katholieke bisschoppen duidelijk dat de Kerk van goddelijke oorsprong is, en dat het apostolische ambt één van de noodzakelijke elementen van kerk-zijn is. Dàt loslaten, zou een breuk zijn.

 

Wat vind je vader, die predikant in de PKN is, van dit soort katholiek-theologisch gepraat?

[Hardop lachend:] Ik denk niet dat daar zoveel verschil tussen ons zit. Wij steunen allebei de discussie die nu binnen de Wereldraad van Kerken en de Faith and Order-commissie plaatsvindt over een gezamenlijke visie op de Kerk. En in het verlengde van het Limarapport uit het begin van de jaren 1980 hoort het drievoudig ambt daar ook bij.

Bij mijn diakenwijding en priesterwijding stond hij er ook helemaal achter. Hij is soms ook bezorgd over ontwikkelingen in de Protestantse Kerk die nu juist de andere kant op gaan en steeds verder van de oud-christelijke visie op het ambt en de doorgave van het ambt komen te staan.

 

Je bent zelf een domineeskind, en je weet ook dat dat misschien niet altijd gemakkelijk is. Hoe doe je dat nu zelf? Je bent priester, je woont op de pastorie naast de Gertrudiskathedraal, je hebt een vrouw en kinderen. Heb je van de eventuele fouten van je ouders geleerd? Of juist gezien hoe het kan en moet?

218Mijn zus sloeg op een gegeven moment heel hard met beide vuisten op de tafel en schreeuwde: “Nu gaan we het een keer over iets anders hebben dan de Kerk!” Het bepaalde inderdaad wel veel in ons gezin.

[Lachend:] Ik denk dat het bij ons ook nog wel vaak over de Kerk gaat aan tafel. We wonen in inderdaad in een typische, haast traditionele pastorie en zit bovendien aan de Kerk vast. Er wordt dus met enige regelmaat aan de deur gebeld.

Maar de kinderen hebben er ook voordelen van: er komen ontzettend interessante mensen over de vloer, er zijn veel leuke dingen, activiteiten hiernaast. Bovendien hebben we veel oecumenische contacten. Zo zit onze oudste zoon op de rooms-katholieke kathedrale koorschool van de Catharinakathedraal. Geloof en Kerk spelen inderdaad wel een belangrijke rol.

 

En het dragen van een colaar, een “priesterboord”? Krijg je daar positieve of negatieve reacties op?

Ik doe het nu acht jaar. Toen ik Engeland pastoor was van een anglicaanse parochie was het verplicht – en ik ben het in Nederland gewoon blijven doen. Soms wordt er – ook in de Protestantse Kerk – op gewezen dat het “missionair” zou zijn, en dat ik soms ook zo. Maar het kan ook weerstanden oproepen. Ik voel me in de Nederlandse setting dan ook wel eens “bekeken”.

Met name in de tijd dat de grote misbruikschandalen in de rooms-katholieke Kerk naar buiten kwamen heb ik nogal wat verwensingen naar m’n hoofd gekregen. Dat was erg onplezierig – al kan ik wel tegen een stootje. En je vertegenwoordigt toch ergens ook de Kerk in al haar breedte.

 

Tenslotte: wat vind je nu van de discussie over het dragen van de collaar, “priesterboord” door steeds meer – ook vrouwelijke – protestantse dominees? Sommige rooms-katholieke priesters storen zich daar nogal aan, omdat zij daardoor in hun eigenheid niet meer herkenbaar zouden zijn.

Ach…. Leve de verwarring! Bovendien, het is een collaar. Het is geen “priesterboord”. En als je naar oudere prenten kijkt, dan draagt niemand een collaar – het is eigenlijk een heel recente ontwikkeling. Bovendien: in Engeland dragen ook de gereformeerde predikanten de collaar en zijn ze nauwelijks te onderscheiden van de anglicaanse clerus. Laat het toch een teken zijn van oecumenische verbinding in het geestelijk ambt.

OKKN en PKN : Feest in kerkelijk Nederland

“Er is één grote moederkerk, daaronder vallen allemaal kleine kutkerkjes met elk hun eigen afscheiding”. [De rooms-katholieke cabaretier Herman Finkers]

En ‘Oud-Katholiek’, dat klinkt ook niet erg ‘sexy’, hè?” [De Belgische theoloog en politicus Rik Torfs op de vraag waarom hij eigenlijk rooms-katholiek bleef bij alle kritiek die hij op zijn eigen Kerk had].

.

September 2014 is in kerkelijk Nederland een feestelijke maand. Zowel de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) als de Oud-Katholieke Kerk van Nederland (OKKN) hadden een feestje te vieren.

Beide feesten hebben een grote oecumenische betekenis: niet alleen omdat in beide gevallen verschillende Kerken bij elkaar kwamen, maar ook omdat beide Kerken belangrijke spelers zijn – en willen zijn – in de huidige oecumenische beweging.

[Lees ook het bijzondere “oecumene op maandag”-interview met Bernd Wallet die in zekere zin beide feesten in zich verenigt. Hij is Oud-Katholiek priester èn zoon van ds. Barend Wallet die aan de wieg stond van de PKN]

.

PKN

PKNOp 14 september vierde de PKN haar tienjarig bestaan. Dat was wel een beetje aan de late kant, want de eigenlijke verjaardag viel op 1 mei 2014. Misschien past dat wel een beetje bij de PKN: ook het samenkomen van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk liet jarenlang op zich wachten.

Alles begon met Pinksteren 1961. Negen hervormde en negen gereformeerde predikanten riepen hun kerken op om de breuken uit het verleden achter zich te laten, omdat “de gescheidenheid van de hervormde en de gereformeerde kerken niet langer geduld kan worden”. De oproep van de “Groep van 18” maakte veel los: hoop, maar ook nogal wat verzet.

Na een paar hoopvolle manifestaties verdween het elan van deze oproep weer snel. Jongeren uit beide Kerken kregen echter het verlangen naar eenheid weer op de agenda. In 1969 publiceerden zij een rapport waarin zij aandrongen om “Samen op Weg” te gaan naar een kerkfusie, “uiterlijk in 1980”. Zij hadden ook al een naam voor ogen: de Protestantse Kerk in Nederland.

.

Hobbelige weg

SOWAan dit “Samen-op-Weg-proces” (zo werd de hobbelige weg naar eenwording sindsdien genoemd) voegden zich later ook de Nederlandse lutheranen toe. Maar de weg bleek zo hobbelig dat het jaar 1980 niet gehaald werd – verre van dat. Het kostte veel energie, veel getouwtrek, veel moed en incasseringsvermogen. Eén van de hoofdrolspelers, ds. Berend Wallet, sprak zelfs over “manipulatie” binnen de Hervormde gelederen.

Daarbij ging het o.a. om vragen rond de Kerkorde, over de belijdenisgeschriften, over het behoud van identiteit van de kleinste van de drie Kerken (de lutheranen), over wie er wel of niet mee willen of mogen doen (Gereformeerde Bond, Remonstranten,… ), over de plaats die aan liberalen geschonken wordt, en de plaats die de orthodoxe vleugel mag innemen, enz.

Een symbolische – maar misschien daarom juist heel belangrijke – vraag betrof de naam van de gefuseerde Kerk. In 1993 koos men voor Verenigde Protestantse Kerk. Maar deze naam bleek echter niet het eeuwige leven beschoren.

Andere namen werden geopperd. Sommigen wilden liever Samen op Weg behouden. Anderen stelden Verenigde Hervormde Kerk in Nederland, of Verenigde Reformatorische Kerk voor. Of waarom ook niet Evangelische Kerk in Nederland? Vanuit Nederlands-Hervormde hoek werd aangedrongen op Verenigde Kerk der Hervorming in Nederland. En stiekum werd door enkelen zelfs Protestants Katholieke Kerk in Nederland geopperd. Maar dat was al helemààl een bridge too far.

Uiteindelijk duurde het tot 2002 tot er overeenstemming was bereikt. En toen kwam de naam Protestantse Kerk in Nederland uit de koker. Precies de naam die de protestantse jongeren in 1969 al voorgesteld hadden!

Het spannendste moment kwam echter op 12 december 2003. De spanningen liepen hoog op. De adrealine stroomde door de aderen van de afgevaardigden van de drie synodes die op diezelfde dag onafhankelijk van elkaar samenkwamen om over de fusie te stemmen. Met name de spanning rond de uitslag bij de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk was om te snijden, maar ook daar werd uiteindelijk het voorstel tot eenwording aangenomen – met 51 voor en 24 tegen.

En zo zag de PKN het licht op 1 mei 2004. Ds. Bas Plaisier werd haar eerste scriba.

.

PKN en de oecumene

Bij rooms-katholieken heerst soms het hardnekkige beeld dat protestanten hun tijd verliezen in onderling ruzie maken. Met als gevolg het grote aantal kerken en kerkverbanden waar niemand (in ieder geval de gemiddelde katholiek niet) het verschil nog tussen ziet. Het citaat van Herman Finkers is van dit vooroordeel een sprekend getuigenis. [Toegegeven: een minstens evengrote diversiteit bevindt zich binnen de RK-Kerk met haar ordes, congregaties, bewegingen, enz. Maar deze bevinden zich wel binnen één Kerk.]

Daarom is het samengaan van de drie belangrijke protestantse Kerken in Nederland een belangrijk getuigenis voor de oecumenische wind die zo aanstekelijk is gaan waaien dat ook protestantse Kerken niet meer anders konden dan één worden. De PKN is het resultaat van deze oecumene, maar zij ziet ditzelf niet als een eindpunt; zij is een tussenstap.

In de “Kerkorde en Ordinanties van de Protestantse Kerk in Nederland” neemt de oecumene een belangrijke plaats in: helemaal in het begin (artikel I), helemaal aan het eind (Ordinantie 14) en precies middenin (artikel XVI).

Er zou inhoudelijk veel te zeggen zijn over de oecumenische consequenties van deze drie passages. Op veel punten is er namelijk verheugende overeenstemming tussen de PKN en de RKK vast te stellen (bijvoorbeeld over de “oecumene als uitwisseling van gaven”, zoals Johannes Paulus II het uitdrukte, en die we in andere bewoordingen in Ordinantie 14 terugvinden).

Op bepaalde punten bestaat er nog onenigheid (bijvoorbeeld over de uitdrukking dat de PKN gestalte is van de éne, heilige, apostolische en katholieke Kerk van Christus). En verder zouden we misschien een aantal zaken nog verduidelijkt willen zien (bijvoorbeeld wat het betekent dat “het belijden van [de PKN] geschiedt in gemeenschap met de belijdenis van het voorgeslacht”, waaronder de Heidelbergse catechismus met de beroemde zin over de eucharistie als “paapse afgoderij”).

Het belangrijkste is echter dat de Nederlandse protestanten, ondanks alle hobbels en ondanks alle zweet en tranen, laten zien dat oecumene kan, dat de weg naar kerkelijke verzoening mogelijk is.

Inderdaad: het is slechts een tussenstap, maar het is een tussenstap waar ook katholieken zich over verheugen! Het laat zien dat oecumene een zaak van doorzetten is, van lange adem, van initiatief durven nemen, van verder durven kijken, van veel geduld ook…. maar vooral van vertrouwen op de Geest die ons vooruit duwt naar de eenheid waar Christus om bad en Paulus over sprak.

Scriba Arjen Plaisier

Scriba Arjan Plaisier

En katholieken verheugen zich ook over de wijze waarop ds. Arjan Plaisier, de huidige secretaris van het bestuur van de PKN, zich opstelt m.b.t. de oecumene. Zonder enige vorm van navelstaarderij kijkt hij naar verdere mogelijkheden om de Eenheid van de Kerk van Christus nabij te brengen.

Te denken valt aan de zeven brieven over het ambt die hij in april 2014 publiceerde, en waarvan er één uitdrukkelijk aan de Nederlandse rooms-katholieke bisschoppen was gericht. [Zie mijn commentaar in het Nederlands Dagblad]. Of aan zijn pleidooi voor meer en verdere samenwerking met de rooms-katholieke Kerk: “Kerkscheuringen kloppen niet. Vroeger waren we toch één kerk? En er is maar één lichaam van Christus, niet twee”. [Heeft hij hier eigenlijk van rooms-katholieke kant al een behoorlijk antwoord op gehad?]

Te denken valt ook aan zijn uitgestoken hand tijdens zijn preek op 14 september naar o.a. de Hersteld Hervormde Kerk en de voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland: “eenheid zoeken met andere christenen, ook met hen die niet [in de PKN] mee zijn gegaan”. Dit is precies het drama van de PKN: het doel was om drie kerken te verenigen, en uiteindelijk bleven het er drie. Sommige leden van de Nederlands Hervormde kerk stichtten namelijk een eigen kerk om niet in de PKN te hoeven opgaan, en aan Gereformeerde zijde gebeurde hetzelfde.

Het hoogtepunt van de Nederlandse oecumene aan het begin van de 21e eeuw ging gepaard met nieuwe afscheidingen. Wordt dus vervolgd…

.

Oud-Katholieke Unie van Utrecht

UU125Overmorgen, op 24 september vieren de Oud-katholieke Kerken het 125-jarig bestaan van de “Unie van Utrecht”. Maar omdat Oud-Katholieken hun tijd schijnbaar graag vooruit zijn, vierden ze het afgelopen zaterdag al.

Op 24 september 1889 tekenden vijf Oud-Katholieke bisschoppen (drie uit Nederland, één uit Duitsland en één uit Zwitserland) de zogenaamde “Verklaring van Utrecht”. Later voegden de Oud-Katholieke Kerken van Kroatië en Tsjechië erbij, evenals de Pools-Nationale Kerk van Amerika en Polen.

De Nederlandse Oud-Katholieke Kerk ontstond in 1723 toen de jezuïeten de toenmalige apostolisch vicaris van Utrecht – de RK-Kerk had eeuwenlang in Nederland geen bisschoppen en viel onder direct gezag van Rome – zo ongeveer van ketterij (jansenisme) beschuldigden. De Nederlandse clerus pikte dit niet en koos zelf, zonder medeweten en instemming van Rome, een nieuwe bisschop van Utrecht. Daarmee ontstond de Roomsch Katholieke Kerk van de Oud-Bisschoppelijke Clerezie.

Een groot deel van de gelovigen bleef echter trouw aan Rome, maar het duurde tot 1853 voordat Rome weer een aartsbisschop in Utrecht benoemde. Toen waren er dus plotseling twee. Eén in gemeenschap met Rome, en de andere die zich ook “Roomsch Katholiek” noemde, maar buiten Rome om.

Twee aartsbisschoppen van Utrecht: Mgr. Joris Vercammen (OKK) en Mgr. Wim Eijk (RKK)

Twee aartsbisschoppen van Utrecht: Mgr. Joris Vercammen (OKK) en Mgr. Wim Eijk (RKK)

Die toestand verbeterde niet in 1854 en 1870 toen door Pius IX en het Eerste Vaticaans Concilie de dogma’s van de Onbevlekte Ontvangenis, de Pauselijke Onfeilbaarheid en de Universele jurisdictie van de paus werden afgekondigd.

In Duitsland was er vooral protest tegen beide laatste dogma’s. Een meerderheid van de Duitse bisschoppen had zich er er weliswaar tijdens het concilie tegen verzet, een aantal van hen had het concilie zelfs voortijdig verlaten, maar eenmaal thuis onderwierpen ze zich en duldden geen enkel verzet.

Het non possumus kwam van de kerkhistoricus Ignaz von Döllinger. Hij zag in beide dogma’s een breuk met de vroege Kerk: door beide dogma’s was de paus voor hem feitelijk de bisschop in alle bisdommen geworden. [Zie ook de bijdrage van vorige week over het pausambt in de oecumenische dialoog.]

Hij werd een jaar later geëxcommuniceerd, maar binnen twee jaar was er – tegen zijn wil in – een Duitse oud-katholieke beweging op gang gekomen waarvan de synode in 1873 een zekere Joseph Rupert Reinkens tot bisschop kiest. Probleem: door wie moest hij gewijd worden? Men wendde zich dus tot de Oud-Katholieke kerk in Nederland, en de toenmalige Oud-Katholieke aartsbisschop van Utrecht, Herman Heykamp, wijdde de Duitser tot bisschop van de Duitse Alt-katholische Kirche. Inmiddels was ook het protest tegen de roomse dogma’s in Duitstalig Zwitserland opgekomen – met name in het Fricktal. In 1873 wijdde de Duitser Reinkens de Zwitser Eduard Herzog tot bisschop. En zo konden in 1889 deze drie Oud-Katholieke Kerken hun volledige communio bevestigen, met Heykamp, Reinkens en Herzog onder de vijf ondertekenaars, naast de Nederlandse bisschoppen van Haarlem en Deventer.

Op dit moment is de OKK in Nederland een kleine, maar groeiende Kerk. De groei zit hem vooral in de “opvang van ontheemde katholieken”, maar ook van protestanten. Vele van deze nieuwe Oud-Katholieken zien in deze Kerk een heilzame mix tussen de schoonheid van het katholicisme, met name in de liturgie, en een groot “democratisch gehalte” zoals dat in de protestantse traditie vorm krijgt.

.

Oud” en “Katholiek”?

De terechte vraag die gesteld kan worden is die naar wat de woorden “Oud” en “Katholiek” feitelijk inhouden. De “Utrechtse Verklaring” geeft daar een antwoord op, maar zij roept vanuit oecumenisch perspectief weer nieuwe vragen op.

De 5 Oud-Katholieke bisschoppen die de "Utrechtse Verklaring" ondertekenden.

De vijf Oud-Katholieke bisschoppen die de “Utrechtse Verklaring” ondertekenden.

Het begin van de Utrechtse Verklaring legt uit waarom deze Kerk “oud” wil heten:

1. Wij houden vast aan de grondstelling der oude kerk, welke Vincentius van Lerinum in deze stelling heeft uitgesproken: “Id teneamus quod ubique, quod semper, quod ab omnibus creditum est; hoc est enim vere proprieque catholicum” (Houden wij vast, wat overal, wat altijd, wat door allen geloofd is, want dit is waarlijk en eigenlijk katholiek). Wij houden daarom vast aan het geloof van de oude kerk, zoals het in de oecumenische geloofsbelijdenissen en in de algemeen aangenomen leerstellige uitspraken van de oecumenische synoden der onverdeelde kerk van de eerste tien eeuwen uitgedrukt is.

De roomse dogma’s van de 19e en 20e eeuw ziet de Oud-Katholieke Kerk als “nieuwlichterij”, in tegenspraak met de Kerk zoals Christus die gewild heeft, en zoals die gedurende het eerste millenium gestalte heeft gekregen. De term “oud” heeft dan ook als eerste betekenis: “origineel”.

De vraag van rooms-katholieken is echter of je de kerkelijke traditie zo kunt invriezen rond het jaar 1000. In zekere zin doet dit denken aan bepaalde rooms-katholieken (o.a. de volgers van bisschop Lefèbvre) die als het ware de traditie-klok rond het concilie van Trente willen stopzetten.

In dezelfde 19e eeuw waarin de Utrechtse Verklaring werd ondertekend, pleitte juist John Henry Newman, zich onder andere baserend op de Duitse theoloog uit de Frankfurter Schule Johann Adam Möhler, voor het idee van een dogma-ontwikkeling. Trouw aan het Evangelie kan nooit stilstand betekenen: het christelijk geloof ontplooit zich in de tijd, en laat telkens nieuwe, onvermoedde aspecten zien.

Bovendien: wanneer de Oud-Katholieke Kerk sinds het eind van de 20e eeuw vrouwen tot het priesterambt toelaat, geeft zij dan zelf ook niet impliciet toe dat de mooie zin van Vincentius van Lerinum weliswaar mooi is, maar misschien ook iets te romantisch? Kan bovenstaand citaat dan nog de basis vormen voor het Oud-Katholieke gedachtengoed?

Op de internetsite van de OKKN presenteert zij zich als volgt:

“Welkom bij een katholieke kerk die zich wil oriënteren op de vroeg-christelijke kerk. Daarom ook die naam: oud-katholiek. Ze wil echter niet onveranderlijk en star zijn, maar open voor vernieuwing van het geestelijk en kerkelijk leven. De kerk wil ook niet blind zijn voor de wereld, de cultuur en de vragen van vandaag.

Dit lijkt me volstrekt Katholiek, ook in de zin van de rooms-katholieke Kerk. De vraag is natuurlijk welke consequenties men daaruit trekt – en daarover kunnen beide Kerken zich nog wel wederzijds bevragen. Maar het lijkt me dat dit citaat (“zij wil zich oriënteren op de vroeg-christelijke kerk”) in gespannen verhouding staat tot het begin van de Utrechtse Verklaring (“wij houden vast aan het geloof van de oude kerk”).

[Overigens: in Zwitserland noemt de Oud-Katholieke Kerk zich Christ-katholisch. Dat klinkt meteen al minder “oubollig”.]

Nu komen we in een spanningsveld. Enerzijds is de Oud-Katholieke Kerk van nu dus minder “oud” dan de Utrechtse Verklaring wil doen geloven. Anderzijds is zij voor rooms-katholieken “niet katholiek genoeg”. Het mist er, vanuit rooms-katholiek standpunt, aan de universaliteit (= “katholiciteit”), die gewaarborgd wordt door de kerkelijke gemeenschap met het bisdom Rome. Een zusterkerk op de Fillipijnen is misschien niet genoeg om werkelijk “universeel” te mogen heten?

Mgr. Joris Vercammen, Oud-Katholiek aartsbisschop van Utrecht

Mgr. Joris Vercammen, Oud-Katholiek aartsbisschop van Utrecht

Nog een grappige constatering: Mgr. Joris Vercammen – de huidige Oud-Katholieke aartsbisschop van Utrecht en zelf een voormalig rooms-katholiek priester – antwoordde onlangs in een interview op de vraag wat er nu feitelijk “katholiek” is aan “oud-katholiek”: “Alles! Onze parochies, onze liturgie, het ambt.” Maar hij stelde ook dat de Unie van Utrecht “katholiek is, en bijgevolg nooit ‘Rooms’ zal worden”. Dat is toch een aardige ommezwaai sinds de “Roomsch Katholieke Kerk van de Oud-Bisschoppelijke Clerezie” van het begin.

.

Oecumene

De Oud-Katholieke Kerken zijn een uiterst actieve partner binnen de internationale oecumene. Sinds 1931 bestaat er intercommunie met de Anglicaanse Kerken, en sinds 1961 bestaat er tussen beide Kerken een full communion (volledige gemeenschap). Ook met de Rooms-Katholieke Kerk zijn er actieve oecumenische contacten (daarover een volgende keer meer).

Bovendien beantwoorden veel van de hervormingen van het Tweede Vaticaans Concilie binnen de rooms-katholieke Kerk aan de wijze waarop de Oud-Katholieke Kerken zichzelf hebben gestructureerd, waaronder het accent op het belang van het bisschopsambt.

Eén van deze parallelen betreft nu juist de wijze waarop beide Kerken (OKK en RKK) naar de oecumene kijken. In de Utrechtse Verklaring leest men:

“8. Wij hopen, dat het aan de bemoeiingen der godgeleerden gelukken zal, onder handhaving van het geloof der onverdeelde kerk, overeenstemming te verkrijgen omtrent de geschillen, die sedert de scheuringen in de kerk ontstaan zijn. Wij vermanen de aan ons bestuur onderworpen geestelijken in de preek en bij het onderricht op de wezenlijke christelijke geloofswaarheden, die de kerkelijke gezindten gemeenschappelijk belijden, in de eerste plaats de nadruk te leggen, bij de bespreking van de nog bestaande afwijkende leerstellingen elke krenking van de waarheid en van de liefde zorgvuldig te vermijden en de leden onzer gemeenten door woord en voorbeeld aan te sporen om tegenover andersdenkenden zich zo te gedragen als overeenkomt met de Geest van Jezus Christus, die onze Verlosser is.

Als men niet beter wist, zou men denken dat deze zin rechtstreeks uit Unitatis Redintegratio (het decreet van het Tweede Vaticaans Concilie over de oecumene) kwam. Daar staat namelijk:

“De wijze en de methode, waarop men het katholiek geloof formuleert, mag niet in het minst een beletsel vormen voor de dialoog met onze broeders. Het is beslist noodzakelijk, dat men de gehele leer duidelijk uiteenzet. Niets is zo in strijd met het oecumenisme als het valse irenisme, waardoor de zuiverheid van de katholieke leer wordt geschaad en de echte en vaststaande zin ervan wordt vertroebeld. Tevens moet men er zich op toeleggen, de katholieke leer dieper en nauwkeuriger te verklaren, en wel op een wijze en in formuleringen, die ook voor onze gescheiden broeders werkelijk begrijpelijk zijn. Ook moeten de katholieke theologen in de oecumenische dialoog, waarbij zij, met volledige eerbiediging van de leer van de Kerk, tezamen met onze gescheiden broeders de goddelijke mysteries bestuderen, waarheidsgetrouw en met liefde en nederigheid te werk gaan. Bij een vergelijking van elkaars leerpunten moeten zij voor ogen houden, dat er in de waarheden van de katholieke leer een rangorde of hiërarchie bestaat, omdat ze niet alle op dezelfde wijze verband houden met het fundament van het christelijk geloof. Dit zal de weg zijn om allen door deze broederlijke wedijver te stimuleren tot een diepere kennis en een duidelijker openbaring van de ondoorgrondelijke rijkdom van de Christus.” (UR 11)

.

Alleen zeiden onze Oud-Katholieke vrienden dit al een kleine eeuw eerder…

En wat doen we met de paus?

Bartholomew-greeting-Francis

Patriarch van Constantinopel Bartholomeüs groet paus Franciscus

[Een sterk ingekorte versie van dit artikel verscheen op maandag 15 september in het Nederlands Dagblad. De daar gepubliceerde delen staan hieronder vet afgedrukt. Je kunt dus ook gewoon slechts de vet afgedrukte delen lezen als je niet veel tijd hebt! Enkele voetnoten zijn toegevoegd. ]

________________

“Wat doen we met de paus”? Die vraag staat centraal in een nieuwe ronde van de dialoog tussen “Rome” en de Oosters-Orthodoxe Kerken. Een doorbraak zit er niet in. De orthodoxen zijn vooral onderling verdeeld. Maar achter deze vraag schuilt de vraag naar hoe we in de 21e eeuw Kerk willen zijn.

____________________________________

Kardinaal Koch, de Vaticaanse ‘minister voor Oecumene’, zei ooit dat rooms-katholieken cultureel gezien dezelfde taal spreken als de Kerken van de Reformatie, maar dat ze theologisch dichter bij de Oosters-Orthodoxe Kerken staan.

Deze culturele kloof is zonder twijfel één van de redenen waarom de oecumenische dialoog tussen de rooms-katholieke Kerk en de orthodoxe Kerken zo stroef verloopt.

Vandaag (15 september 2014) begint in Amman (Jordanië) de dertiende zitting van de officiële dialoogcommissie tussen beide Kerken [1] en op de agenda staat het meest explosieve twistpunt: de plaats van de bisschop van Rome binnen één verhoopte verzoende Kerk.

Kardinaal Müller, hoofd van de Congregatie voor de Geloofsleer, zei onlangs (misschien wat overmoedig) dat dit het enige punt is dat katholieken en orthodoxen nog scheidt. Er staat echter voor beide zijden heel wat op het spel: theologisch én politiek. En de sterren lijken weer niet erg gustig te staan.

Zo liet de patriarch van Moskou zich een paar maanden geleden uiterst kritisch uit over het idee van een primaatschap van de bisschop van Rome, en sowieso over de katholiek-orthodoxe dialoog. Kardinaal Koch, in de hoedanigheid van co-voorzitter van de commissie, stelde betreurd vast dat deze kritiek van een zo hoog geplaatste orthodoxe autoriteit zonder twijfel een negatieve invloed op het vervolg van de dialoog zal hebben.

Voor westerse christenen – van protestantse snit, maar ook voor veel katholieken – is deze discussie met al haar implicaties en complexiteit vaak slecht te volgen. Toch is het ook voor hen de moeite waard om zich erin te verdiepen. De voortgang van deze dialoog die de RK-Kerk met de Orthodoxie voert gaat zonder enige twijfel ook belangrijke gevolgen hebben voor de dialoog met met de “Kerken van de Reformatie”.

.

EERSTE MILLENIUM

Gedurende drie eerste eeuwen organiseerden de plaatselijke christelijke gemeenschappen zich rond een episkopè (later vertaald met “bisschop”). Zijn rol was het om een geloofsgemeenschap in haar kerkelijk leven voor te zitten (pre-sidere), uit naam van Christus. Deze bisschop werd door de gemeenschap gekozen en werd door de bisschoppen van de omringende bisschoppen gewijd. Hij had dus geen autoriteit over de Kerk, maar in de Kerk. Zij lieten zich bijstaan door hun priesters en diakens. [2]

Orthodox-PatriarchsLangzaamaan werden echter bepaalde bisschopszetels belangrijker geacht dan andere. Jeruzalem werd vanaf het begin erg gewaardeerd, maar Rome – de plaats van de martelaren Petrus en Paulus – naam die functie al snel over. [3] Zo spreekt reeds Irenaeüs van Lyon (bisschop van deze stad van 177 tot 202 toen hij de marteldood stierf), zelf afkomstig uit het Oosten, over “de zeer grote, zeer oude, en door allen gekende Kerk, gesticht en opgericht te Rome door de eerbiedwaardige apostelen Petrus en Paulus”. [4]

Al snel organiseerden deze Kerken zich in provincies (vaak eparchie genoemd). De bisschop van de belangrijkste stad werd de voorzitter van deze kerkprovincies en van de door hen georganiseerde, regalmatige synodes/concilies. In 325, concilie van Nicea (bijeengeroepen door keizer Constantijn) werd deze organisatie, parallel aan de politieke organisatie, voor de Kerk voorgeschreven.

De toenmalige bewoonde (christelijke) wereld werd in vijf patriarchaten opgedeeld (en deze opdeling werd in 545 door keizer Justinus officieel bekrachtigd): vier in het Oosten (Constantinopel, Alexandrië, Antiochië, Jeruzalem), en één in het Westen (Rome). De “Patriarch van het Westen” werd door de anderen erkend als primus inter pares, de eerste onder de gelijken.

Concreet had de paus weinig macht. Zijn rol was vooral spiritueel en symbolisch, zijn gezag voornamelijk moreel. Bisschoppen werden veelal gekozen: door het gelovige volk, door de priesters en diakens of door de bisschoppen van de omliggende bisdommen. De paus was allereerst servus servorum Dei, dienaar van de dienaren Gods: ten dienste van de eenheid van geloof en Kerk.

Bij de verkiezing van een nieuwe patriarch, werden de andere patriarchen over de keuze ingelicht, die daarop de communio (kerkelijke gemeenschap) tussen hun beide patriarchaten (en dus met de daartoe behorende bisdommen) bevestigde. Tot het breukjaar 1054 werd de bisschop van Rome ook in de officiële orthodoxe liturgieën genoemd.

.

TWEEDE MILLENIUM

Toen in dat jaar de breuk tussen de Oosterse en de westerse Kerk definitief werd [5], gingen beiden hun eigen weg.

Vanaf de elfde eeuw ontwikkelde zich de westerse Kerk (later rooms-katholieke Kerk genoemd) meer en meer tot een welhaast monarchisch instituut. De bisschop van Rome bleef niet vooral en vooreerst bisschop onder de bisschoppen, maar werd steeds meer bisschop boven de bisschopen werd.

De grote Franse theoloog Yves Congar spreekt over een “tournant ecclésiologique” (ecclesiologische wende) in de 11e eeuw. Zo werd in de 12e eeuw de pauselijke titel “plaatsvervanger van Petrus”, vervangen door “plaatsvervanger van Christus”.

In het eerste millenium had de paus dus een driedubbele taak: hij was zowel a) bisschop van het bisdom Rome, b) Patriarch van het Westen en c) dienaar van de universele gemeenschap tussen de verschillende Kerken. Het verdwijnen van de derde taak door de scheiding met de andere patriarchaten heeft mede bijgedragen aan de “monarchisatie” van het pausambt.

Eerste Vaticaans Concilie

Afbeelding van het Eerste Vaticaans Concilie

Deze ontwikkeling van de centralisatie van de macht, kreeg haar bekroning in de dogma’s van de pauselijke onfeilbaarheid en de universele jurisdictie op het Eerste Vaticaans Concilie (1870-1871). [6]

Samenvattend kunnen we vaststellen dat “de universalistische ecclesiologie en haar uitbundige opwaardering van het pausdom tot een onderschatting van het episcopaat heeft geleid en tevens tot een onderwaardering van de lokale Kerken”.

Zo vormde de rooms-katholieke Kerk zich om “van een gemeenschap van de Kerken die zich in de gemeenschap van de bisschoppen uitte, naar een gemeenschap van de Kerk die zich in de gemeenschap met de paus uitte”. [7] En hoe meer het pausdom werd verheven, hoe meer “eenheid” werd vereenzelvigd met “uniformiteit”.

Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) probeerde het primaat van de paus weer in evenwicht te brengen met de collegialiteit van alle bisschoppen (onder wie de paus).

Terwijl het concilie de bijzondere en onvervangbare taak van de opvolger van Petrus onderstreepte zegt het ook duidelijk dat alle bisschoppen, net als de paus, “plaatsbekleders en afgezanten van Christus” zijn. [8]

Onder de daarop volgende pontificaten van Paulus VI, Johannes Paulus II en Benedictus XVI bleek echter dat omvorming naar een concrete uitvoering van deze theoretisch gedachte collegialiteit niet gemakkelijk was. Sommigen zagen daarin zelfs een gevaar voor de eenheid van de Kerk.

.

ORTHODOXE KERKEN

De Kerk in het Oosten bestaat intussen uit in totaal vijftien Orthodoxe Kerken: vier patriarchaten en elf – veelal nationale – autonome kerken. [9]

Deze laatsten worden vaak autocephaal genoemd en hebben een grote autonomie, maar zijn voor de benoeming van hun hoofd (een patriarch, metropoliet of aartsbisschop) van één van de vier patriarchaten afhankelijk.

De (vooral symbolische) functie van ‘eerste onder gelijken’ wordt door de patriarch van Constantinopel uitgeoefend.

Tot in de 19e eeuw echter noemde men binnen de orthodoxie Constantinopel “alter romana”, een soort voorlopig Rome, dat nodig was zolang het westerse Patriarchaat niet op haar heterodoxe schreden zou terugkeren. [10]

De titel “bisschop van Rome” is voor de orthodoxe theologie de meest geschikte (eventueel aangevuld met “metropoliet-aartsbisschop van Rome” en “Primaat van Italië”). Andere titels vindt men problematisch: “plaatsvervanger van Christus” (er kan niet slechts één plaatsvervanger van Christus zijn), “pontifex maximus” (de titel die de romeinse keizers droegen). Met deze beide titels drukt de RK-Kerk voor de orthodoxen uit dat zij aanspraak maakt op universele jurisdictie, en dat wordt door de orthodoxe ecclesiologie onaanvaardbaar geacht.

Zo zien we dat het verschil tussen de orthodoxe en de katholieke ecclesiologie bestaat uit het feit dat in de rooms-katholieke Kerk eenheid van de Kerk gegarandeerd wordt door het primaatschap van de bisschop van Rome, “plaatsvervanger van Christus”. Voor de orthodoxie is dit onmogelijk: de eenheid van de Kerk hangt niet af van een aards hoofd, maar van de eenheid in het geloof, de doop en de eucharistie die de christenen in één lichaam samenbindt. [11]

moscowconstantinopel

De patriarchen van Moskou en Constantinopel in aanwezigheid van de Russische president

De opkomst van de orthodoxe diaspora, het gevolg zowel van de Ottomaanse overheersing van Constantinopel als de communistische overheersing van Moskou, maakt dat de traditionele en afzonderlijke orthodoxe Kerken zich echter toch steeds meer als universele Kerk denken, over de gehele aardbol aanwezig, en dus ver buiten hun territoriale grenzen.

Tussen de verschillende patriarchaten bestaat bovendien een onderlinge tweestrijd. Moskou bestrijdt steeds vaker, en steeds openlijker, de aanspraak van Constantinopel op het primaatschap. In aantallen gelovigen is de Russisch-Orthodoxe Kerk veruit de grootste, terwijl Constantinopel, onder meer door de Ottomaanse overheersing en tegenwerking van de Turkse staat, tot enkele honderden gelovigen is geslonken.

Verder wordt deze concurrentiestrijd gevoed door de erkenning van de Orthodoxe (autocephale) kerk in Estland door Constantinopel. Deze Kerk is een afscheiding van de Russisch-Orthodoxe Kerk zoals die tijdens de Sovjet-Unie bestond. Een soortgelijk conflict speelt zich in de Oekraïene af.

Er bestaan in West-Europa zelfs russisch-orthodoxe christenen die zich uit protest tegen Moskou bij het Patriarchaat van Constantinopel hebben aangesloten. De onderlinge verhoudingen binnen de orthodoxie zijn dus verre van sereen, soms zelfs explosief.

.

DIALOOG

In het jaar 1995 publiceerde paus Johannes Paulus II zijn beroemde oecumene-encycliek Ut Unum Sint (“Opdat zij allen één zijn”). Daarin vraagt hij aan de leiders en theologen van de andere christelijke gemeenschappen [12] om met hem na te denken over een andere, nieuwe invulling van het Petrusambt, dat de eenheid onder de christenen zou kunnen dienen. [13]

In 2007 pakte de internationale orthodox-katholieke dialoogcommissie de handschoen op. Ze kwam met het beroemde ‘Ravenna-document’ [14], een eerste en voolopige poging om de paus een plek te geven binnen de synodale structuur van de Orthodoxe Kerken.

Het document werd echter door de Russisch-Orthodoxe Kerk getorpedeerd. De Russische delegatie verliet de vergadering, onder andere vanwege de aanwezigheid van de Orthodoxe Kerk in Estland, waarvan zij de legitimiteit weigert te erkennen.

Bovendien vindt de Russisch-Orthodoxe Kerk (daarin gesteund door o.a. meerdere Griekse bisschoppen en monniken van de berg Athos) het Patriarchaat van Constantinopel te toegevelijk ten aanzien van Rome en bekijkt de goede verhoudingen tussen patriarch Barthelomeüs en de elkaar opvolgende pausen met argusogen.

Nieuwe pogingen werden in 2009 (Cyprus) en 2010 (Wenen) ondernomen, in aanwezigheid van de Russisch-orthodoxe Kerk, maar zonder de Estse delegatie. De ontmoeting van deze week is een nieuwe poging.

Vreemd genoeg vormt de intern-orthodoxe strijd het grootste obstakel binnen de orthodox-katholieke oecumene.

Zou dat een teken kunnen zijn van het mislukken van de orthodoxe ecclesiologie, waar het primaatschap de eenheid moet dienen, maar waar de “Oecumenische Patriarch” (van Constantinopel) daartoe geen enkele middelen tot concreet handelen heeft?

.

“PATRIARCH VAN HET WESTEN”

In 2006 gebeurde er in het Vaticaan iets uitzonderlijks. In maart van dat jaar merkte een opmerkzame journalist op dat de traditionele (maar nauwelijks nog gebruikte) titel “Patriarch van het Westen” niet meer in het gebruikelijke lijstje van pauselijke titels op de eerste pagina van het Annuario Pontificio (een soort telefoonboek van de Curie) stond.

BenedictBartholomew

Paus Benedictus XVI ontvangt Patriarch Bartholomeüs

Benedictus XVI had de titel stiekum gewoonweg geschrapt; zelfs Walter Kasper, de toenmalige verantwoordelijke voor de oecumene in het Vaticaan, was er niet van op de hoogte. [15] Vanuit Moskou en Constantinopel kwam er kritiek. Was dit geen teken dat, ondanks de dialoog tussen beide Kerken, de paus toch stiekum zijn superioriteit over de andere patriarchaten wilde uitdrukken?

Kardinaal Kasper probeerde de boel te sussen. In een officiële verklaring meldde de Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Eenheid van de Christenen dat de titel “door de historische ontwikkelingen ongeschikt is geworden en in onbruik geraakt” en dat “het schrapen van deze aanspraak juist nuttig voor de oecumenische dialoog kan zijn”.

Inderdaad is de term “Patriarch van het Westen” problematisch geworden. De geografische notie “Westen”, die tijdens het Romeinse rijk een min of meer duidelijke omschrijving had, heeft aan duidelijkheid verloren, al was het maar sinds de ontdekking dat de aarde rond is! Vallen immers alle door de westerse mogendheden ontdekte, gekolonialiseerde en onafhankelijk geraakte landen eronder? Of moet men “Westen” niet in geografische, maar in culturele zin interpreteren? Dat is echter voor landen in Azië of Afrika moeilijk te zeggen.

Bovendien: de titel heeft weliswaar oude papieren – hij was reeds aanwezig in de teksten van de concilies van Constantinopel (381) en Chalcedonië (451) – en stond eeuwenlang in de lijst van titels van de opvolger van Petrus, maar werd eigenlijk nauwelijks meer gebruikt en had geen functie meer. Hij werd door het Tweede Vaticaans Concilie niet gebezigd, en noch het Latijnse, noch het Oosters-katholieke kerkelijk recht gebruikt de term. Waarom dan de titel niet gewoon schrappen?

Zou het kunnen dat dit schrappen, zoals het Vaticaan schijnt te willen aanduiden, juist nieuwe oecumenische openingen biedt? Zou het afschaffen van deze titel een oecumenisch gebaar zijn dat ons in staat stelt om buiten alle oude structuren en in onbruik geraakte tradities naar nieuwe vormen van gemeenschap tussen de Kerken en uitoefening van gezag te zoeken?

Overigens: paus Franciscus heeft in 2013 op de eerste pagina van hetzelfde “telefoonboek” alle titels verwijderd. Er staat nu slechts “Franciscus – bisschop van Rome”. De andere titels (zonder “Patriarch van het Westen” zijn elders in het boek verstopt.

.

RATZINGER EN KASPER

De uitkomst van de ontmoeting in Amman is onzeker, zeker gezien de intern-orthodoxe spanningen en de nogal on-oecumenische houding van Moskou. Aan rooms-katholieke zijde zien we echter een paar hoopvolle ontwikkelingen.

Allereerst is de discussie over de verhouding tussen Rome en de andere afzonderlijke bisdommen, tussen de bisschop van Rome en de andere bisschoppen, in een ander daglicht komen te staan.

ratzinger kasper

(Toen nog) kardinaal Ratzinger en (toen nog) bisschop Kasper

Rond de eeuwwisseling raakten de toenmalige kardinalen Ratzinger en Kasper [16] met elkaar in een, nogal heftig, publiek debat. De technisch-theologische vraag was: gaat de universele Kerk chronologisch en ontologisch aan de plaatselijke vooraf (positie van Ratzinger), of is het omgekeerd (positie van Kasper)? Beiden beriepen zich op (hun interpretatie van) het Tweede Vaticaans Concilie.

De vraag laat zich ook op meerdere wijzen anders stellen: bestaat het Vaticaan dankzij de bisdommen of bestaan de bisdommen dankzij het Vaticaan? Is de paus dus een bisschop boven de bisschoppen, of is hij een bisschop onder de bisschoppen met een eigen unieke functie? Is de paus bisschop van Rome omdat hij paus is, of is hij paus omdat hij de bisschop van Rome is?

Voor de oecumenische dialoog – niet slechts met de orthodoxen, maar ook bij de Kerken van de Reformatie – bood het antwoord van kardinaal Kasper meer en nieuwe mogelijkheden.

Bij de keuze door het conclaaf in 2005 van kardinaal Ratzinger leek de strijd echter in het voordeel van (sindsdien) Benedictus XVI beslecht.

Maar met de keuze van Jorge Bergoglio tijdens het conclaaf van 2013 lijkt de wind echter te zijn gekeerd. Na zijn keuze tot paus, tijdens de “balkon-scène”, noemde hij zichzelf “bisschop van Rome” en scheen de term “paus” sindsdien zoveel mogelijk te vermijden. In zijn allereerste woensdag-catechese liet hij publiekelijk zijn waardering voor de theologie van Walter Kasper blijken (en heeft dat sindsdien meerdere keren herhaald).

.

JONGE RATZINGER

ratzi23

De jonge theoloog Joseph Ratzinger

Opvallend genoeg is deze omslag de reden voor theologen en bisschoppen om de voorstellen van de toen nog jonge theoloog Joseph Ratzinger weer uit de archieven te halen.

Aan orthodoxe kant citeert men graag zijn uitspraak dat “aan de orthodoxe Kerken niet méér gevraagd kan worden dan wat in de ongedeele Kerk [voor 1054] praktijk was” [17]. Dus: vooral een symbolisch primaat van de bisschop van Rome, geen paus met invloed en macht.

Maar kunnen we zomaar een millennium geschiedenis terugschroeven en net doen of de ontwikkelingen aan beide zijden niet bestaan hebben? Moeten we niet veeleer voor het geglobaliseerde derde millenium geschikte, herbronde en vernieuwde vormen vinden?

Een ander voorstel uit hetzelfde boek van de jonge Joseph Ratzinger is misschien vruchtbaarder. Constaterend dat het pausambt zich gedurende twee millenia constant aan de noden van de tijd, aan de betreffende cultuur en aan de politieke omstandigheden heeft aangepast, pleitte hij in 1969 voor het oprichten van “nieuwe patriarchaten in het Westen” (bijvoorbeeld in Azië en Afrika).

Deze Patriarchaten (of welke andere naam we er ook voor bedenken) zouden een grote autonomie en vrijheid kunnen krijgen in de eigen organisatie en vormgeving.

Volgens Ratzinger betekent dit dat “de vereniging met de paus niet meer het opgaan in een gecentraliseerde organisatie betekent, maar het zich invoegen in de eenheid van het geloof en de communio [van de universele Kerk]”.

Zou hij dat bedoeld hebben toen hij in 2006 stiekum de titel “Patriarch van het Westen” schrapte?

De te gecentraliseerde en uniforme organisatie is voor zowel de Orthodoxe Kerken, als voor de Reformatorische Kerken een struikelblok op de weg naar volledige en zichtbare eenheid.

Gaat de meer collegiale, minder centralistische koers van paus Franciscus, zoals hij die in de apostolische exhortatie Evangelii Gaudium presenteert, in die richting? Zij wordt aan orthodoxe zijde, maar ook door de kerken van de Reformatie in ieder geval met instemming begroet.

___________________________________

VOETNOTEN

[1] Deze commissie telt 60 vertegenwoordigers : de helft is afkomstig uit de rooms-katholieke Kerk, en de andere helft uit veertien (van de vijftien) erkende en autonome orthodoxe Kerken. De commissie bestaat sinds 1979, maar moest in het jaar 2000 na de ontmoeting in Baltimore haar werkzaamheden onderbreken. Een eerste oorzaak van deze onderbreking waren de meningsverschillen over de Oosters-katholieke oosterse Kerken, die de Orthodoxie een doorn in het oog blijven. Verder betichtten de orthodoxe deelnemers de rooms-katholieke Kerk van “onoecumenische praktijken”, namelijk van het bekeren van orthodoxe gelovigen tot de rooms-katholieke Kerk op het zogenaamde “canonisch orthodoxe grondgebied”. In 2006 werd het oecumenische schip weer rechtgetrokken tijdens een ontmoeting in Belgrado.

[2] Ik baseer me onder andere op de (nog ongepubliceerde – de publicatie is in voorbereiding) gedetailleerde studie van mijn bevriende priester van het bisdom Grenoble, Christophe Delaigue: Le pape, évêque de Rome, successeur de Pierre, patriarche d’Occident?.

[3] Voor Joseph Ratzinger is deze transfert een teken van de universaliteit van de Kerk. Jeruzalem symboliseerde en verzamelde de verschillende stammen van Israël, Rome (het centrum van de toenmalige wereld) kreeg dezelfde functie voor de Kerk die joden en niet-joden in zich verzamelde. (cf. Joseph Ratzinger, Das Neue Volk Gottes, 1969).

[4] Adversus Hæreses III, 2, 3.

[5] Het is gebruikelijk om de breuk tussen de “westerse Kerk” en de “oosterse Kerk”, tussen Rome en Constantinopel in het jaar 1054 te dateren, maar dit jaar is feitelijk slechts de consequentie van een op dat moment reeds langdurend conflict waar de theologische strijd om het Filioque slechts de dogmatische druppel was die de reeds lang gevulde emmer met voornamelijk politieke conflicten deed overlopen. De onenigheid rond het Filioque betreft de vraag of de Heilige Geest voortkwam uit de Vader, zoals de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel belijdt [orthodox standpunt] of dat de Geest voortkwam “uit de Vader en de Zoon” [rooms-katholieke toevoeging].

[6] Joseph Ratzinger constateert dat de organisatie van de rooms-katholieke Kerk in de vorm van een gecentraliseerde staat (zoals dit voorafgaand aan het Tweede Vaticaans Concilie het geval was), niet noodzakelijkerwijze uit het Petrusambt voortvloeit en dat veranderingen en aanpassingen daarin niet slechts mogelijk, maar zelfs noodzakelijk zijn (cf. Das Neue Volk Gottes)

[7] Alphonse Borras, “Considérations corrélatives sur l’excercise de la primauté romaine”, in: AETC, Changer la papauté?, p. 88.

[8] Lumen Gentium 27. Veelal wordt de ecclesiologie van Vaticanum II aangeduid als een “communio-ecclesiologie”, hoewel de term in de Constituties en Decreten van het Concilie niet voorkomt.

[9] Naast deze 15 orthodoxe Kerken bestaan er ook oosterse niet-orthodoxe Kerken die ontstaan zijn uit de christologische geschillen uit de eerste eeuwen. Verder bestaan er de Oosters-katholieke Kerken die in volledige gemeenschap met de latijnse (rooms-katholieke) Kerk staan, maar hun eigen byzantijnse liturgie hebben behouden en een eigen kerkelijk recht hebben. Deze laatsten worden door de orthodoxe Kerken met argwaan bekeken.

[10] cf. Olivier Clément, Rome autrement – un orthodoxe face à la papauté, Parijs, 1997, p. 81.

[11] De eerste vorm noemt men wel “universalistische ecclesiologie”, de orthodoxe vorm wordt “eucharistische ecclesiologie” genoemd.

[12] De paus gebruikt opvallenderwijze de uitdrukking « christelijke gemeenschappen ». Daarmee vermeed hij het gebruikelijke onderscheid tussen « Kerken » en « kerkelijke gemeenschappen », dat door het Tweede Vaticaans Concilie werd gebruikt, maar wiens interpretatie door de verklaring Dominus Iesus uit het jaar 2000 werd aangescherpt.

[13] UUS 95-96.

[14] Te vinden op: http://www.vatican.va/roman_curia/pontifical_councils/chrstuni/ch_orthodox_docs/rc_pc_chrstuni_doc_20071013_documento-ravenna_en.html

[15] Dat was overigens niet de eerste keer dat iets dergelijks tijdens het pontificaat van Benedictus XVI, die bekend stond om zijn solitair handelen, gebeurde. Zo moest de aartsbisschop van Bordeaux, kardinaal Ricard, uit de pers vernemen dat het Vaticaan de uiterst conservatieve Petrus-broederschap (een afsplitsing van de Piusbroederschap van Mgr. Lefèbvre) toegestaan had om in zijn bisdom een priesteropleiding te openen. Ricard maakte bovendien nota bene deel uit van de commissie Ecclesia Dei die de dialoog met de de volgelingen van Mgr. Lefèbvre moest voeren!

Kardinaal Kasper, de toenmalige verantwoordelijke voor de oecumene binnen het Vaticaan hoorde enkele jaren later ook uit de pers dat paus Benedictus XVI een “ordinariaat” voor anglicanen, die naar de rooms-katholieke Kerk wilden overstappen, opgericht had. Kasper moest later echter wel zelf de kastanjes uit het vuur halen en de Anglicaanse Kerk gerust stellen en de plooien zoveel mogelijk gladstrijken.

[16] Kardinaal Ratzinger was Prefect voor de Congregatie voor de Geloofsleer. Walter Kasper was, toen de theologische strijd uitbrak naar aanleiding van zijn kritiek op een tekst van de romeinse Congregatie, nog aartsbisschop van Rottenburg-Stutgart (Duitsland), maar werd nog tijdens de discussie door Johannes Paulus II naar Rome gehaald om het hoofd van de Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Oecumene te worden. Enige tijd later creëerde dezelfde paus hem tot kardinaal.

[17] Das Neue Volk Gottes.

Er is er één jarig? Hoera, hoera? // Het feest van Maria Geboorte als oecumenische uitdaging

Maria Geboorte - 14e eeuws fresco van Giovanni da Milano

Maria Geboorte – 14e eeuws fresco van Giovanni da Milano

Vandaag, 8 september, vieren zowel de rooms-katholieke Kerk als de Anglicaanse, de Oud-Katholieke en de Orthodoxe  [1] Kerken het feest van “Maria Geboorte”.

Afgezien van het hoogfeest van Kerstmis is het, samen met de geboorte van Johannes de Doper (24 juni) het enige feest op de liturgische kalender dat de iemands geboorte viert. Van alle andere heiligen wordt over het algemeen de sterfdag gevierd [2].

En zoals over veel mariale thema’s, levert ook deze liturgische mariale traditie oecumenische vragen en problemen op. Waar komt dit feest eigenlijk vandaan? En wat vonden Luther, Calvijn en de andere reformatoren ervan?

 

1. Wat weten we over de geboorte van Maria?

In de teksten van het Nieuwe Testament horen we over de geboorte en jeugd van Maria absoluut niets. De eerste vermelding over haar leven betreft haar verloving met Jozef. Het Nieuwe Testament is sowieso spaarzaam met historische informatie over het leven van de moeder van Jezus.

Anders is het met de apocryphe geschriften, oude of jongere geschriften die niet door de Kerk in de Bijbel zijn opgenomen.Gospel of Judas

Het oudste van deze geschriften die over de geboorte van Maria spreekt is het Proto-evangelie van Jakobus [3] . Volgens de jongste schattingen zou dit geschrift vlak na het midden van de 2e eeuw na Christus gedateerd kunnen worden. Het is een teken dat reeds enkele generaties na de dood van de apostelen de christenen zich voor details rond de geboorte van Jezus, én die van Maria, interesseerden.

In het Proto-evangelie van Jakobus draait alles om Maria. Het is de oudste tekst die de ouders van Maria voornamen geeft: Joachim en Anna. Anna krijgt bezoek van een engel en merkt zo dat ze zwanger is: “Anna, Anna, God de Heer heeft je gebed verhoord. Je zult [een kind] ontvangen en baren, en men zal over je nageslacht over de gehele aarde spreken”.

De geboorte van Maria wordt gemodelleerd naar het model van de geboorte van Samuël, de zoon van Hanna in het Oude Testament. [4] Reeds na zeven maanden bevalt Anna van een meisje, en haar ouders geven haar de naam Maria. [5]

Het geschrift bevat waarschijnlijk weinig tot geen historische details, wellicht afgezien van de punten waarin de “kindheidsevangeliën” van Lucas (1-2) en Mattheus (1-2) overeenkomen [6].

De bedoeling van het geschrift is, naar alle waarschijnlijkheid, het zich op dat moment verspreidende gerucht dat de verwekking van Jezus het gevolg zou zijn van Maria’s overspel (wellicht met een romeinse soldaat).

Het geschrift had veel invloed: het werd in de middeleeuwen veel gelezen, zelfs in de liturgie (bijvoorbeeld bij de dominicanen). Andere apocryphe geschriften (zoals Pseudo-Mattheus,  het Liber de nativitate Mariae,  het Arabisch Evanglie van de geboorte, enz.) borduurden op het Proto-evangelie voort.

 

2. Wat weten we over de oorsprong van het feest?

Maria Geboortekerk Losser

Maria Geboortekerk Losser

Zo’n populair geschrift had natuurlijk invloed op de devotie, en dus op de liturgie. Volgens sommigen is het feest van Maria Geboorte in Constantinopel in de 5e of 6e eeuw ontstaan, wellicht gebaseerd op een oudere, uit Jeruzalem afkomstige traditie. De Westerse Kerk importeerde het, waarschijnlijk voor het eerst in de Franse stad Reims, aan het begin van de 7e eeuw. In 670 stond het op de romeinse liturgische kalender [7] en tijdens de synode van Salzburg (799/800) werd het met drie andere mariale feesten [8] voorgeschreven.

In het zogenaamde “mariale tijdperk” (ca. 1830-1954), waarin de rooms-katholieke devotie tot Maria een (te) grote vlucht nam, werd ook aan de geboorte van Maria veel devotionele aandacht besteed, en werden veel kerken aan Maria Geboorte toegewijd.

Overigens: De gedachtenis van de heilige Anna (sinds de liturgische hervorming van na het Tweede Vaticaans Concilie door  Paulus VI gefuseerd met de gedachtenis van haar man Joachim) is van veel latere datum. De eerste preken over dit feest die we kennen stammen uit 1480 en werd in 1481 in het romeinse Brevier opgenomen. Daaruit blijkt dat de verering van Anna een grote vlucht had genomen, niet in de laatste plaats door de heftige middeleeuwse discussies rond de Onbevlekte Ontvangenis. Dat Luther in doodsangst tot de heilige Anna bad (“Help mij, heilige Anna, en ik zal monnik worden!”) toen hij door een storm in een bos bij Stotternheim werd overvallen bewijst dat hij een kind van zijn tijd was.

 

3. Luther en de andere reformatoren over Maria Geboorte

In het leven en denken van Luther,die een week na zijn belofte aan Sint-Anna inderdaad monnik werd, heeft Maria tot zijn dood een belangrijke plaats ingenomen. In 1522 schreef hij een beroemd geworden commentaar op het Magnificat, de lofzang van Maria (Lucas 1, 46-56)

Luther als augustijner monnik, nadat hij de heilige Anna had aangeroepen.

Luther als augustijner monnik, nadat hij de heilige Anna had aangeroepen.

die “door iedereen uit het hoofd geleerd zou moeten worden”, want daarin “leert Maria ons hoe wij God horen lief te hebben en te prijzen.” [9]

Luther bleef ook liturgische mariale feesten behouden, en wel om drie redenen: zij geven de mogelijkheid om God op bijzondere wijze te danken, zij zijn een mogelijkheid tot verkondiging, en zij bieden de mogelijkheid om Maria als voorbeeld aan de gelovigen te tonen.

Tot zijn dood bleef Luther drie mariale feesten vieren: de Aankondiging van de Heer (25 maart), de Visitatie (2 juli) en de Purificatio Mariae (2 februari; “Maria Lichtmis”, tegenwoordig: “Opdracht van de Heer in de Tempel).

Met de viering van Maria Geboorte had hij echter problemen, omdat de Bijbel er met geen woord over rept. Zijn laatste preek over het feest van Maria Geboorte gaf hij in 1522, één jaar na zijn veroordeling door paus Leo X. In diezelfde periode hield hij het ook met preken over Maria’s (al dan niet Onbevlekte) Ontvangenis (8 december 1520) en haar Tenhemelopneming (15 augustus) voor gezien. [10]

Wel vond hij dat om pastorale redenen – bij het gelovige volk waren dit immers populaire feesten – het feest van Maria Geboorte (evenals haar Tenhemelopneming) nog een tijdje gevierd konden worden, zelfs wanneer hij de voorgeschreven liturgische gezangen van beide feesten “onrein” vond.

Ondanks wat vaak gedacht wordt, wijst ook de Franse reformator Johannes Calvijn de Mariaverering – voor zover deze bijbels gelegitimeerd wordt – niet af. Wel bekritiseert hij duidelijk haar overdrijvingen en uitwassen. [11]

Opvallend is dat hij Maria vooral samen met Jozef noemt: “Joseph et Marie“, en als zij alleen voorkomt in zijn geschriften dan is het als “la vierge Marie” (of korter: La Vierge, met een hoofdletter), het vaakst echter – ook in het latijn “la saincte Vierge”, “sancta virgo“.

Voor Calvijn is Maria vooral voorbeeld voor de gelovigen, en daarom kan zij geëerd en gevierd worden. God zelf had haar immers geëerd door haar als Moeder van zijn eerstgeborene Zoon, onze Enige Middelaar, te kiezen. Boven alles wijst hij op de rol van de Heilige Geest in haar: daarmee wordt ze tot voorbeeld van alle gelovigen.

Net als Luther en de Straatsburgse reformater Bucer (die alle Mariaverering nog sterker afwijst als Luther), wijst echter ook Calvijn het feest af omdat er geen bijbels fundament voor bestaat. Over de geboorte en afkomst van Maria en Jozef stelt Calvijn vast dat de evangelisten daarover slechts hele sommaire informatie verschaffen “opdat wij nuchter blijven en onze geest niet te nieuwsgierig wordt”.

 

4. Katholieke schijnheiligheid en protestantse starheid?

De vraag van protestantse kant is gerechtvaardigd hoe de rooms-katholieke en andere kerken verklaren dat zij feesten vieren die slechts door apocriefe geschriften worden gesteund. Ofwel je erkent deze geschriften, ofwel je verwerpt ze, en dan daarmee ook feesten als Maria Geboorte en Anna en Joachim.

Van rooms-katholieke zijde wordt daartegen soms ingebracht dat de Kerk haar zekerheid rond het door God geopenbaarde niet slechts uit de Schrift, maar ook uit de Traditie (de apostolische overlevering) ontvangt. Deze “twee-bronnentheorie” (gebaseerd op een foutieve interpretatie van het Concilie van Trente) wordt echter sinds het Tweede Vaticaans Concilie niet meer in de RK-Kerk gehuldigd.

Van protestantse zijde wordt in dit soort zaken er veelal met het lutherse sola scriptura (alleen de Schrift) geschermt. Maar moet dit ook voor de liturgie gelden? Waarom viert men dan op 31 oktober “Hervormingsdag”, en in het voor- en najaar “Biddag” en “Dankdag voor gewas en arbeid”? Staat de liturgie niet meer toe dan men met dogmatische zekerheid kan vaststellen?

Zou er dan ook geen mogelijkheid om een oecumenische toenadering te vinden door aan rooms-katholieke zijde het (verplichte) feest tot “vrije gedachtenis” om te vormen? Zou het mogelijk zijn om – zoals dat in de Anglicaanse traditie het geval is – aan protestantse zijde te erkennen dat dit feest weliswaar geen directe bijbelse basis heeft, en dus niet-bijbels, maar niet anti-bijbels is? [11]

En zou dan ook hier de klassieke slogan “In necessariis unitas, in dubiis libertas, in omnibus caritas” (in het noodzakelijke eenheid, in het betwijfelde vrijheid, in alles de liefde) geen dienst kunnen bewijzen?

 

—-

VOETNOTEN

[1] In de byzantijnse traditie begint het jaar op 1 september. Op het octaaf (8 dagen later) viert de Kerk het feest van Maria Geboorte. De achtste dag is de dag van de nieuwe schepping, die in de byzantijnse traditie door Maria gesymboliseerd wordt. In de Orthodoxe kerken die de juliaanse kalender volgen, valt het feest op 21 september. [Dank aan pastoor Rudolf Scheltinga van de Oud-Katholieke Kerk in Egmond-aan-Zee die mij hierop attent maakte.]

[2] Daar bestaan wel wat uitzonderingen op. Allereerst omdat hun sterfdag met die van een reeds bestaande (belangrijk geachte) heilige samenviel. In dat geval werd het feest gewoon één of twee dagen opgeschoven. De meest recente uitzondering, en vanuit oecumenisch gezichtspunt de meest ongelukkige, is de viering van de Zalige John Henry Newman op de dag van zijn overstap van de Anglicaanse Kerk naar de Rooms-Katholieke Kerk (9 oktober). Benedictus XVI, die de zaligverklaring zelf in Engeland vierde prefereerde deze dag boven de sterfdag van Newman (11 augustus), volgens de officiële verklaring omdat op die dag reeds de Heilige Clara gevierd werd. Opvallend genoeg viert de Anglicaanse Kerk het gedachtenisfeest van John Henry Newman wèl op 9 oktober.

[3] Het Proto-evangelie geeft nog meer lezenswaardige details, o.a. over de rol van Joachim, over de drie eerste levensdagen van Maria, over haar opname in de tempel in de kring van de tempelmaagden waar ze 12 jaar verblijft, maar die ze toen moest verlaten (omdat zij door haar menstruatie de Tempel zou ontreinigen), enz.

[4] Vgl. 1 Sam 1, 9-2, 11. Dit is opvallend: het bijbelse Magnificat in Lucas 1,46-56 wordt door de schrijver van dit evangelie ook naar de lofzang van Hanna gestileerd. Bovendien betekent de voornaam Hanna “begenadigde”, wat ook dat doet denken aan het “vervuld van genade” in de mond van de engel Gabriël in de perikoop van de Aankondiging van de Heer. Tenslotte wordt de moeder van Maria wordt ook naar deze Oud-Testamentische vrouw genoemd.

[5] Deze titel kreeg het geschrift pas in 1552, toen het voor het eerst, in Bazel, door de bekende drukker Postel, gedrukt werd; in de oudheid had het verschillende andere namen, waaronder “Geboorte van Maria. Openbaring van Jakobus”, of “Het boek van Jacobus” (bij Origenes).

[6] Zie: Raymond E. BROWN, The Birth of the Messiah (New York: Doubleday, 1993, p. 34-35; Enrico NORELLI, Marie des apocryphes. Enquête sur la mère de Jésus dans le christianisme antique (Genève: Labor et Fides, 2009).

[7] In het Liber Pontificalis vinden we de volgende beschrijving van het pontificaat van paus Sergius I (687-701): “Hij vaardigde uit dat op de feestdagen van de Aankondiging van de Heer, de Ontslaping [Dormitio] en de Geboorte van Maria, de Moeder Gods en altijd maagd, en op de dag van de Heilige Symeon (die de Grieken Hyopoante noemen), een processie met een lange gezongen litanie, van de Kerk van de Heilige Adriaan moet vertrekken en dat het volk in de [kerk van de] Heilige Maria [Maggiore] samen moet komen” (uit het 6e eeuwse Liber Pontificalis).

In het latijnse origineel: “Constituit autem ut diebus Adnuntiationis Domini, Dormitionis et Nativitatis sanctae Dei genetricis semperque virginis Mariae, ac sancti Symeonis, quod Ypapanti Greci appellant, letania exeat a sancto Hadriano et ad sactam Mariam populus occurrat” (Duchesne 1886: 1.376).

[8] 2 fébruari: Maria’s reiniging in de Tempel, 25 maart: de Aankondiging van de Heer, en 15 augustus: Maria’s Tenhemelopneming.

[9] Paus Johannes Paulus II prees dit lutherse werk uitdrukkelijk op 21 maart 2001 tijdens zijn wekelijkse cathechese.

[10] Zie: Walter DELIUS, Geschichte der Marienverehrung (München: Ernst Reinhardt Verlag, 1963, 195-234; Walter TAPPOLET, Das Marienlob der Reformatoren (Tübingen: Katzmann Verlag, 1962).

[10] Zo schrijft hij ironisch (of eventueel sarcastisch, al naar eigen inzicht): “Wat de Maagd Maria betreft is hen [de papisten], omdat ze geloven dat haar lichaam zich niet meer op aarde bevindt, de mogelijkheid ontnomen haar gebeente te eren [Calvijn bekritiseert hier de verering van relieken]; anders hadden ze denk ik, doen geloven dat ze zo’n groot lichaam had dat ze er een schuur mee konden vullen. Overigens hebben ze zich gewraakt met haar haar en haar melk. Haar haar hebben ze in Rome, in Sainte-Marie-sus-Minerve, à Saint-Salvador in Spanje, in Cluny, in Noyers, in Saint-Flour, in Saint-Jacquerie, en in vele andere plaatsen. Wat betreft de melk is het al een hele opgave om de plaatsen waar het zich bevindt te tellen. […] Er is er zoveel dat je zou denken dat de heilige Maagd een koe geweest is […].” [2]

In het franstalige origineel: « Quant à la Vierge Marie, pource qu’ils tiennent que son corps n’est plus en terre, le moyen leur est ôté de se vanter d’en avoir les os. Autrement, je pense qu’ils eussent fait accroire qu’elle avait un corps pour remplir un grand charnier. Au reste, ils se sont vengés sur ses cheveux et sur son lait, pour avoir quelque chose de son corps. De ses cheveux, il en est à Rome, à Sainte-Marie-sus-Minerve, à Saint-Salvador en Espagne, à Mâcon, à Cluny, à Noyers, à Saint-Flour, à Saint-Jacquerie, et en d’autres plusieurs lieux. Du lait, il n’est jà métier de nombrer les lieux où il y en a. […] Tant y a que si la sainte Vierge eût été une vache et qu’elle eût été nourrice toute sa vie, à grand’peine en eût-elle pu rendre telle quantité.” (Traicté des Reliques, 1543.6,432)

[11] Dit is de insteek, op dogmatisch vlak, van het amerikaanse document The One Mediator, The Saints and Mary: Lutherans and Catholics in Dialogue VIII (Minneapolis: Augsburg Fortress, 2009). Dit zou gemakkelijk ook op liturgisch gebied toegepast kunnen worden.

Gerommel in de Duitse oecumene

[maandag 1 september 2014]

Sinds een paar maanden rommelt het in de Duitse oecumene. Om heel eerlijk te zijn doet het dat al wel wat langer [1], maar sinds mei 2014 is het oecumenische hek van de dam.

Aanleiding is de publicatie door de Evangelische Kirche in Deutschland (EKD) [2] van het boekje “Rechtfertigung und Freiheit” (NL: Rechtvaardiging en Vrijheid, hieronder RuF genoemd). Deze tekst wil een voorbereidende mijlpaal zijn op de weg naar de 500e verjaardag van de Reformatie die in 2017 op wereldschaal gevierd/herdacht gaat worden [3].

Rechtfertigung und FreiheitIn het geschrift wordt geprobeerd de oorspronkelijke boodschap van de Lutherse hervorming naar de 21e eeuw toe te vertalen en voor hedendaagse gelovigen en ongelovigen verstaanbaar en geloofbaar te maken. Dat proberen de schrijvers aan de hand van de beide woorden rechtvaardiging en vrijheid. Rechtvaardiging van de zondige mens door God, uit liefde en pure genade… die bevrijding is van de gelovige mens uit onheil en uit het bedrukkende zondebesef dat het eind van de middeleeuwen zo kenmerkte.

rechtvaardiging en vrijheid

Zij stellen vast dat rechtvaardiging het hart van de lutherse hervorming is. “Articulus stantis et cadentis ecclesiae” noemde Luther het: het artikel waarme de Kerk staat of valt, al is het opvallend dat deze beroemde zin in het boekje niet voorkomt!

De jonge augustijner monnik Maarten Luther (hij heette toen nog Luder!) had een groot zondebesef. Dit was zo groot dat zijn biechtvader Johann von Staupitz, die een belangrijke rol in de geloofsontwikkeling van Luther speelde, Luther – tevergeefs – poogde te bedaren.

maarten-lutherDit veranderde pas toen Luther – zo beschrijft hij het zelf zo’n 30 jaar later, maar over de historische betrouwbaarheid ervan wordt door historici druk gespeculeerd – in de Romeinenbrief een voor hem bevrijdende, paulijnse theologie tegenkwam. Voor Luther viel dat bevrijdende inzicht samen te vatten in de volgende zin: “De gerechtigheid van God wordt in [het Evangelie] geopenbaard” (Rom. 1, 17).

Door zijn studie van de Romeinenbrief – Luther is op dat moment professor in het Nieuwe Testament – komt hij tot de ontdekking “dat het niet de menselijke prestatie is die voor God aanspraak op heil bewerkt”, maar dat “God zich uit genade zich tot de mensen toewendt” (RuF p. 27). Wij zijn gerechtvaardigd door God, uit pure genade.

Dit stond in tegenspraak met veel van de toenmalige religieuze voorstellingen die Luther om zich heen zag. Die voorstellingen werden veelal gedomineerd door het idee dat God alle mensen rekenschap vraagt, en het persoonlijke heil van “goede werken” afhangt. Dit persoonlijke heil kon verder ook door zogenaamde aflaten worden verworven – zowel voor zichzelf, als voor inmiddels overleden naasten.

De lutherse rechtvaardigingsleer is dus niet alleen bevrijding uit persoonlijk onheil, maar ook bevrijding uit een bedrukkend zondebesef die hem en zijn tijdgenoten in een grote, bedrukkende en bedreigende onzekerheid over hun persoonlijke heil wierpen. “Omdat de rechtvaardiging mensen bevrijdt, kan die rechtvaardiging met het woord vrijheid uitgelegd worden” (RuF p. 32). En de tekst wijst erop dat de term vrijheid niet op moderne wijze, maar op bijbelse wijze, als “door God geschonken vrijheid” geïnterpreteerd dient te worden.

Rooms-katholieke kritiek

De EKD-tekst lag al snel onder vuur. Naast sommige lutherse historici die de tekst te theologisch vonden, kwam de kritiek op het 112-pagina’s tellende document vooral van een katholieke kardinaal, een bisschop en twee theologen.

kardinaalkasperDe eerste die zijn verontwaardiging kenbaar maakte was kardinaal Walter Kasper, de voormalige voorzitter van de Pauselijke Raad voor de Eenheid van de Christenen. Hij wond zich vooral op over het feit dat de Gezamenlijke Verklaring over de Rechtvaardigingsleer niet in de tekst genoemd werd.

Deze historische Verklaring, een mijlpaal in de geschiedenis van de oecumene werd op 31 oktober 1999 door de Lutherse Wereldfederatie en het Vaticaan in Augsburg (Duitsland) ondertekend. Lutheranen en rooms-katholieken stelden vast dat er op dit belangrijke punt van de rechtvaardigingsleer – waar de hele lutherse Reformatie mee begon – geen wezenlijk verschil (meer) bestond, ondanks alle verschillen in spraakgebruik en conclusies die beide tradities eruit trekken.

Waarom wordt die zo belangrijke tekst verzwegen in een boek dat juist over de rechtvaardiging gaat, vroeg Kasper zich af.”Ik kon het niet geloven, dat heeft me pijn gedaan”. Probeerden de lutheranen zich terug te trekken op eigen erf en poogden zij er zo, ondanks eerdere toezeggingen, toch een intern triomfalistisch protestants feestje van te maken?

Kasper ging zelfs verder in zijn kritiek: “Zijn we in Duitsland ècht inmiddels zo ver, dat de simpele verwijzing naar een belangrijk oecumenisch document voor de gemeenschappen in de EKD al een probleem vormt? Als dat inderdaad het geval is, dan moet de EKD zich afvragen of zij nog een serieuze oecumenische partner zijn wil.”

OLYMPUS DIGITAL CAMERADe altijd milde Duitse bisschop Gerhard Feige (bisschop van het bisdom Magdeburg waarin alle belangrijke Luther-steden liggen, en onlangs door paus Franciscus in de Pauselijke Raad voor de Oecumene benoemd), verantwoordelijk voor de oecumene binnen de Duitse bisschoppenconferentie, sprak over “een gemiste kans”.

Theologen

Naast beide bisschoppen waren ook twee vooraanstaande katholieke oecumene-specialisten erg kritisch op het document. Peter Neuner wijst op een aantal vreemde uitspraken, die een kritische herlezing door een katholiek theoloog gemakkelijk had kunnen voorkomen. Wolfgang Thönissen, directeur van het oecumenisch instituut in Paderborn, gaat echter een stap verder en spreekt over een “annulering van alle oecumenische gesprekken uit de laatste 10 jaar”. Volgens hem probeert de tekst niet om “centrale overtuigingen van de Reformatoren op historiche gronden te reconstrueren en dan voor vandaag verstaanbaar te maken, maar om haar voor een protestantse oriëntering te instrumentaliseren”.

christhopmarschiesHeeft dat alles misschien toch te maken met het feit dat Christoph Markschies, vooraanstand Berlijns theoloog en kerkhistoricus en voorzitter van de werkgroep die de tekst schreef, één van de 250 tegenstanders van de Gemeenschappelijke Verklaring uit 1999 was? Deze theologen vonden dat de Lutherse Wereldfederatie teveel aan de rooms-katholieke Kerk toegegeven had. Dat verklaart wellicht het één en ander. Waarom vroeg de EKD juist hèm om de tekst te schrijven?

Bijval

Toch krijgt de tekst ook bijval, ook uit katholieke hoek.

Allereerst moet men eerlijk toegeven dat kardinaal Kasper een beetje overdrijft en de zaak op de spits drijft. Op pagina 22 wordt duidelijk aangegeven dat de 500 jaar niet eenzijdig gevierd kan worden, maar dat de rooms-katholieke Kerk daarin een wezenlijke partner moet zijn.

Verder staat op pagina 39 dat met de rooms-katholieke kerk “de rechtvaardigingsleer gezamenlijk geformuleerd kan worden”, maar dat tegelijkertijd “kerkscheidende verschillen over ambt en sacramenten blijven bestaan”. Het eerste deel van die zin is een overduidelijke verwijzing naar de Gezamenlijke Verklaring uit 1999, ook al wordt die niet in de voetnoot genoemd.

Tenslotte staat er in de conclusie, op pagina 109 dat in 2017 alle protestanten in de hele wereld “de boodschap van de in de rechtvaardiging gegronde vrijheid als Feest van Christus vieren”. 500 Jaar Reformatie moet dus een Christusfeest worden, en niet in de eerste plaats een Luther-feest. Dat is verheugend!

De tekst gaat echter nog verder: “Protestanten doen dat gezamenlijk met hun rooms-katholieke en orthodoxe geloofsgenoten, in een door vele oecumenische gesprekken gegronde zekerheid, dat allen samen – ondanks alle onenigheid en schisma’s – de gemeenschappelijke basis van het Evangelie van Jezus Christus kunnen erkennen”. Uit luthers oogpunt gaat het hier overduidelijk over de rechtvaardigingsleer.

bedford-strohmHier kan men niet anders dan Heinrich Bedford-Strohm, de lutherse bisschop in Beieren, gelijk geven wanneer hij zegt dat hij toen hij de kritiek van Kasper las hij “van verbazing in de ogen wreef” en zich “afvroeg wat er in hemelsnaam aan de hand is”. Weliswaar vindt hij ook dat de “schat aan oecumenische vruchten” in het vervolg beter zichtbaar moeten zijn in belangrijke EKD-teksten, maar inhoudelijk is deze tekst volgens hem volstrekt in overeenstemming met de Gemeenschappelijke Verklaring.

De rooms-katholieke Freiburgse theoloog Markus Striet gaat echter in het laatste nummer van de befaamde Herder Korrespondenz verder. Hij stelt allereerst – net als Bedford-Strohm – vast dat de manier waarop de tekst de rechtvaardigingsleer beschrijft geheel in overeenstemming is met wat er in de Gemeenschappelijke Verklaring staat en dat de kritiek op het feit dat deze Verklaring niet genoemd wordt overdreven is.

Maar volgens hem is misschien het eigenlijke, grootste probleem wel dat de EKD-tekst over vrijheid HKspreekt zoals de rooms-katholieke Kerk dat niet gewend is. Ligt misschien het eigenlijke probleem aan rooms-katholieke kant, zo vraagt hij zich af. Misschien is het grote probleem wel dat de RK-Kerk de vrijheid van de moderne mens nog niet weet te accepteren, en dus argwanend naar meer liberale protestantse kerken kijkt?

De Duitse discussie is nog niet ten einde. Tot 2017 zijn er nog flinke hobbels te nemen. Dit was er eentje, een Duitse [4] en een flinke. Misschien volgende keer beter? oecumenischer? evangelischer èn katholieker?

___________________________________________________

VOETNOTEN

[1] Een belangrijk keerpunt is het jaar 2000, toen het Vaticaan – in de persoon van het toenmalige hoofd van de Congregatie voor de Geloofsleer, kardinaal Ratzinger (de latere paus Benedictus XVI) – de tekst met de titel Dominus Iesus publiceerde. In die tekst werd onder andere duidelijk gemaakt dat de protestantse Kerken feitelijk geen Kerk zijn. Dat zette bij veel protestanten kwaad bloed, ondanks het feit dat de toenmalige voorzitter van de Pauselijke Raad voor de Oecumene zijn uiterste best deed om de scherpe kantjes eraf te halen.

[2] De EKD is een gemeenschap van 20 Duitse, vaak geografisch afgegrenste protestantse kerken, waarin voornamelijk de lutherse traditie, maar ook de gereformeerde traditie, vertegenwoordigd is.

[3] Sommige protestanten vieren graag. Sommige katholieken vinden dat er niets te vieren valt, en gedenken liever. Daarover misschien in een volgend artikel meer! 31 Oktober 1517, de dag waarop volgens de overlevering Maarten Luther zijn 95 stellingen aan de kerkdeur in Wittenberg spijkerde, wordt symbolisch het begin van de Reformatie genoemd. Op deze symboliek is historisch wel het een en ander af te dingen.

[4] De relatie tussen de Lutherse Wereldfederatie ‘(LWF) en de Rooms-Katholieke Kerk (het Vaticaan) op universeel niveau loopt veel minder stroef dan de luthers/rooms-katholieke oecumene in Duitsland.

Vul je e-mailadres in om deze blog te volgen en ontvang per e-mail bericht voor elk nieuw artikel.

Voeg je bij 2.560 andere abonnees
Follow Oecumene op maandag on WordPress.com

Archieven

Auteur

Volg me op Twitter

Blog Stats

  • 16.980 hits