Home » Posts tagged 'paus franciscus'
Tagarchief: paus franciscus
Een rooms-katholieke kerkleraar die zelf nooit rooms-katholiek was
Gisteren, zondag 12 april, vond in de Sint-Pietersbasiliek in Rome een uitzonderlijke gebeurtenis plaats. De media richtten logischerwijze al hun aandacht op het gebruik van het woord “genocide” door de paus om de massale slachting van Armeniërs door de Turkse staat tijdens de Eerste Wereldoorlog te beschrijven en op de diplomatieke spanningen die dat inmiddels met Turkije heeft opgeroepen.
Maar er was meer bijzonders te melden. Met name vanuit oecumenisch oogpunt was de plechtige eucharistieviering in de Sint-Pieter van groot – niet slechts symbolisch – belang. In aanwezigheid van de president van de Republiek Armenië, van kerkelijke leiders van de Armeens-apostolische Kerk én van de Armeens-katholieke Kerk werd namelijk door paus Franciscus de 10e eeuwse mysticus Gregorius van Narek tot kerkleraar van de rooms-katholieke Kerk uitgeroepen.
Gregorius was echter niet katholiek. Hij heeft zijn hele leven behoord tot een Kerk die niet in gemeenschap met de kerk van Rome stond, en was dus feitelijk een “ketter en schismaticus” (om de beladen termen uit het oude kerkelijk recht van 1917 nog maar eens te citeren). Hoe kan een niet-katholiek toch kerkleraar van de rooms-katholieke Kerk worden?
In het Nederlands Dagblad van zaterdag 11 april schreef ik al over het belang en de betekenis van deze bijzondere stap. In deze “oecumene op maandag” meer achtergronden en uitleg.
De gespleten Kerk in Armenië
In het huidige Armenië bestaat zowel een Armeens-apostolische Kerk als een Armeens-katholieke Kerk. Gregorius van Narek was lid van de eerste. Maar het is dankzij de tweede dat hij nu kerkleraar is. Allereerst dus maar een poging om wat zicht te krijgen op de Armeense kerkelijke situatie.
De Armeens-apostolische Kerk behoort met haar 7 miljoen leden tot wat over het algemeen de “oriëntaals-orthodoxe Kerken” of “oud-orthodoxe Kerken” genoemd wordt. Met deze term wordt een vijftal Kerken en kerkgemeenschappen aangeduid die het concilie van Chalcedonië (451), of soms zelfs het concilie van Efeze (431), niet erkennen.
Het gaat daarbij om de Assyrische Kerk van het Oosten (vroeger ook wel “nestorianen” genoemd), de Syrisch-orthodoxe Kerk (vroeger ook wel “jacobieten” genoemd), de Armeens-apostolische Kerk, de Koptisch-Orthodoxe Kerk van het patriarchaat van Alexandrië en de Ethiopisch-orthodoxe Kerk. [1]
De kerkscheiding tussen deze Kerken en de byzantijnse en westerse Kerken hadden in eerste instantie vooral politieke en culturele redenen. Deze Kerken maakten namelijk geen deel uit van het Romeinse rijk. Toen dus de Romeinse Keizer opriep/besloot tot een oecumenisch concilie, voelden zij zich niet betrokken of uitgenodigd. Voor een deel kwam dat ook door het feit dat zij op cultureel en/of spiritueel vlak inmiddels andere wegen waren gegaan dan hun christelijke geloofsgenoten binnen het Romeinse Rijk. Het duurde echter tot 555 dat de Armeense Kerk officiëel de besluiten van Chalcedonië verwierp en zich definitief van de romeinse Rijkskerk afscheidde.
Een erkenning achteraf van het concilie van Chalcedonië werd bovendien bemoeilijkt door het culturele isolement waarin deze Kerken zich lange tijd bevonden – mede veroorzaakt door de minderheid die zij vormden in door een moslim-meerderheid bewoonde landen.
Maar met de andere Kerken erkennen zij de canon van het Oude en Nieuwe Testament en onderschrijven zij de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel. [2] Met de byzantijns-orthodoxe en westerse katholieke Kerken hebben zij bovendien de episcopale structuur en ambtsopvolging behouden.
Gedurende de afgelopen decennia zijn deze Kerken in een vruchtbare oecumenische dialoog getreden met zowel de orthodoxe Kerken als met de rooms-katholieke Kerk. Paus Johannes Paulus II besteedt twee mooie paragrafen in zijn oecumene-encycliek Ut Unum Sint aan deze dialoog en stelt daarin vast dat “Oecumenische contacten wezenlijke verhelderingen mogelijk (hebben) gemaakt ten aanzien van de traditionele tegenstellingen betreffende de christologie, in die mate dat we samen het geloof hebben kunnen belijden dat we gemeen hebben” (UUS 63). Verschillende van deze dialogen hebben zelfs vastgesteld dat de (schijnbare) tegenstellingen uit het verleden (grotendeels) op misverstanden hebben berust.
In 1996 ondertekende Johannes Paulus II samen met de Armeens-apostolische katholikos Karekin I een gezamenlijke verklaring waarin uitdrukkelijk gesteld werd dat christologische verschillen niet langer reden tot scheiding tussen beide Kerken zijn. Ondanks dat het nog niet tot een volledige eenheid gekomen is – mede door de vraag hoe de Armeens-apostolische Kerk zich dan tot de Orthodoxe Kerken zou verhouden – kunnen volgens het huidige rooms-katholieke kerkelijke recht rooms-katholieke gelovigen in een Armeens-apostolische eucharistieviering de communie ontvangen.
Het meest bijzondere van deze vaststelling is wel dat de actieve acceptatie van een conciliair dogma (in zijn eigen bijzondere verwoording) niet wezenlijk geacht wordt voor het belijden van hetzelfde geloof.
De Armeens-katholieke Kerk
In 1439 zag de katholieke Kerk zich in staat om een kerkvereniging met de Orthodoxe Kerken, maar ook met de Armeniërs en de Jacobieten te sluiten, maar dit was geen lang leven beschoren. Enerzijds omdat de termen waarin deze kerkelijke eenheid beschreven werd slechts uitsluitend westers en scholastiek waren, maar ook omdat deze Kerken slechts door een paar vertegenwoordigers aanwezig waren. Bij hun terugkomst in Armenië bleek het verzet in hun Kerken groter dan verwacht. Deze vereniging “mislukte omdat het slechts het werk van theologen was en psychologisch in de clerus, het monnikendom en het volk van het Oosten geen wortels had” [3].
In de 18e eeuw gingen tenslotte toch enkele Armeense bisschoppen over tot een blijvende kerkelijke eenheid met de rooms-katholieke Kerk. Zo ontstond de Armeens-katholieke Kerk. Op dit moment heeft zij zo’n 470.000 gelovigen, waarvan er zo’n 325.000 in Armenië zelf verblijven. Vanwege historische overwegingen zetelt de patriarch van de Armeens-katholieke Kerk, Bedros XIX, op dit moment in Beiroet (Libanon). In Venetië bestaat verder een Armeens-katholieke kloosterorde (de Mechitharisten).
Het is dan op verheugend dat tijdens de eucharistieviering met paus Franciscus zowel het hoofd van de Armeens-apostolische Kerk, de katholikos van Etschmiadzin, Karekine II, als ook die van de Armeens-katholieke Kerk, Nerses Bedros XIX, broederlijk aanwezig waren. Ook de Armeens-apostolische katholikos van Antélias (Libanon), Aram I was aanwezig.
Hoe kan een “ketter” toch “kerkleraar” worden?
Gregorius van Narek (geboren in 950 in Andzevatsik in Armenië, gestorven rond 1005 in een klooster in Narek in het huidige Turkije) wordt in de Armeens-apostolische Kerk als een uitzonderlijke heilige beschouwd. Zijn mystieke gedichten worden o.a. tijdens de vastenliturgie gebeden. Toen dus Rome in de 18e eeuw met een deel van de Armeense christenen in “volledige kerkgemeenschap” trad, nam het automatisch de heiligen van de Armeens-apostolische Kerk van dat moment over. Hij is nooit door een paus heiligverklaard, maar in zekere zin “als heilige geadopteerd”.
En nu dus, dank zij deze 18e eeuwe adoptie, ook kerkleraar. Dat de Armeens-apostolische Kerk deze “adoptie” niet als “recuperatie” ziet, maar zich er zelfs over verheugt, mag een teken zijn van de goed oecumenische betrekkingen.
Een kerkleraar is voor de rooms-katholieke Kerk iemand die een bijzondere betekenis voor de geloofsleer heeft. In deze lijst van inmiddels 36 kerkleraren staan inmiddels vier vrouwen (Theresa van Avila, Catharina van Siena, Thérèse de Lisieux en Hildegard von Bingen), en twee Oosterse christenen: Sint Ephraïm de Syrier die in 1920 door Benedictus XV werd toegevoegd en nu dus de Armeniër Gregorius van Narek. Het is echter de allereerste kerkleraar die zelf nooit katholiek was.
De vraag is daarmee gesteld of andere niet-katholieke christenen in de toekomst ook door de rooms-katholieke Kerk als kerkleraar kunnen worden aangemerkt. En daarmee een tweede vraag: zouden deze andere Kerken zo’n pauselijke geste met even open armen ontvangen?
Overigens: het klooster waar Gregorius ooit als monnik leefde werd tijdens de Armeense genocide geheel verwoest. Op dit moment staat op dezelfde plek een moskee.
NOTEN
[1] Zie: Johann-Adam Möhler-Institut (red.), Kleine Konfessionskunde (Paderborn 1996), 102-106.
[2] Met de Orthodoxe Kerken verwerpen zij het Filioque.
[3] Klaus Schatz, Allgemeine Konzilien – Brennpunkte der Kirchengeschichte (Padernborn 2008), 156.
De paus in Turkije: een bijgedragen steentje of een omslagpunt in de oecumene?
Er stonden nogal wat thema’s op de agenda van het driedaagse bezoek van paus Franciscus aan Turkije: interreligieuze dialoog, godsdienstvrijheid, vluchtelingenopvang, de plaats van de kleine katholieke minderheid in Turkije, enz. Maar de oorspronkelijke aanleiding was een oecumenische: de uitnodiging van Bartholomeüs I om het feest van de heilige apostel Andreas in Istanboel (Constantinopel) te komen vieren.
De oecumenische patriarch van Constantinopel wordt beschouwd als opvolger van deze apostel Andreas en als ere-primaat van de gezamenlijke orthodoxe kerken. Andreas en Petrus waren volgens de evangeliën broers van elkaar. De opvolger van deze Andreas ontving de opvolger van deze Petrus. De Westerse en de Oosterse Kerk ontmoetten elkaar.
.
Getemperde verwachtingen
Het feit dat beide kerkleiders elkaar treffen is niet uitzonderlijk. Het was al de vierde ontmoeting tussen Bartholomeüs en Franciscus: “Wat er historisch aan is, is dat dit soort vieringen en ontmoetingen niet historisch meer zijn”, becommentarieerde vooraf Mgr. Gollnisch, directeur van de Franse stichting L’Oeuvre d’Orient.
Voorafgaand aan het bezoek had patriarch Bartholomeüs te kennen gegeven dat men niet al te hoge oecumenische verwachtingen van het pausbezoek moest hebben. De verklaring die hij en de paus zouden gaan ondertekenen zou weliswaar een belangrijke mijlpaal in de betrekkingen tussen beide Kerken zijn, maar men zou “geen spectaculaire gestes” moeten verwachten. De teleurstelling rond de onlangs mislukte theologische dialoog tussen beide Kerken in Amman (Jordanië), vooral vanwege onwil van de Russisch-Orthodoxe Kerk, zat immers nog vers in het geheugen.
Maar alweer wist paus Franciscus iedereen, ondanks de getemperde verwachtingen, te verrassen.
.
Steentje of omslag ?
De woordvoerder van het oecumenisch patriarchaat, de protopresbyter Dositheos Anagnostopulos vertelde tegen de Duitstalige redactie van Radio Vaticaan dat de eerste steen voor de hereniging van de beide Kerken door Johannes XXIII gelegd was. Hij was in de woelige jaren ’30 nuntius in Turkije en had eerste betrekkingen met de toenmalige patriarch Athenagoras aangeknoopt.
En hij vervolgde met de vaststelling dat “de drie andere pausen die ons hier bezocht hebben [Paulus VI, Johannes Paulus II en Benedictus XVI, HM], telkens een klein steentje hebben bijgedragen aan deze grote puzzle voor het toekomstige herstel van de Kerk”. Op de vraag wat paus Franciscus dan als steentje kon bijdragen antwoordde hij: “het eenvoudig christelijke, het mensenvriendelijke, het collegiale, het broederlijke”.
Maar dit steentje van paus Franciscus zou wel eens de sluitsteen kunnen zijn. Anagnostopulos erkent dit ook: “Het hoofdprobleem is het primaatschap van de bisschop van Rome. Hoe moeten we dit begrijpen, 950 jaar na het schisma? Als we dat eenmaal geklaard hebben, dan zal alles andere – zo geloof ik – vanzelf langzaam opgelost”. [Voor een beschrijving van deze problematiek, zie een vorige Oecumene op maandag: “En wat doen we met de paus?“]
Heeft de italiaanse krant La Stampa dan ook gelijk wanneer dit bezoek het “omslagpunt in de oecumene” betekent? Vanuit rooms-katholiek oogpunt wel, zoals we zullen zien. De vraag is echter hoe de orthodoxe Kerken op deze nieuwe houding kan reageren.
.
De pauselijke drie-akter
Om wat helderder zicht te krijgen op de oecumenische reikwijdte van wat er nu feitelijk in Istanboel gebeurd is, zetten we kort alle belangrijke uitspraken en symbolische handelingen van de paus op een rijtje.
Zaterdag 29 november – oecumenisch avondgebed – In Phanar, de historische wijk van Istanboel waar het oecumenisch patriarchaat zetelt, nam de paus deel aan een oecumenisch avondgebed. [1] Hij gaf daar een korte toespraak tot patriarch Bartholomeüs [eigen vertaling uit het Italiaans in voetnoot 2]. Het meest opvallende in deze toespraak is het gebruik van de term “zusterkerk” in de tweede zin.
In een in het jaar 2000 door de Congregatie voor de Geloofsleer, onder het voorzitterschap van de toenmalige kardinaal Ratzinger, gepubliceerde nota werd vastgelegd dat deze term inderdaad voor de orthodoxe Kerken gebruikt kan worden, maar slechts tussen particuliere Kerken. Dat betekent dus dat de “Kerk van Rome” (bedoeld wordt het bisdom Rome, en niet de gehele rooms-katholieke Kerk) een zusterkerk is van de “Kerk van Constantinopel” (en dus niet van de gehele Orthodoxie). In de slotzin biedt de paus bovendienzijn goede wensen aan de patriarch, aan de aanwezigen “en aan de Kerk van Constantinopel” aan. Volgens deze nota is de universele Kerk (d.w.z. de gehele rooms-katholieke Kerk) immers geen zusterkerk van de andere Kerken, maar de moederkerk van alle afzonderlijke particuliere Kerken (= bisdommen). [3]
Uit beide zinnen blijkt dus dat hij zich hier niet als universeel paus en hoofd van de rooms-katholieke wereldkerk, presenteert, maar als “bisschop van Rome”. Overigens: hij richt zich ook niet tot de orthodoxie als geheel, maar slechts tot de “Kerk van Constantinopel”. Sommige andere Orthodoxe Kerken – waaronder vooral de Russisch-Orthodoxe Kerk – zien een toenadering met de rooms-katholieke Kerk vaak met argwaan tegemoet. Door de nadruk te leggen op de locale Kerken van Rome en Constantinopel, en niet op de universaliteit van beide Kerken, laat de paus dus niet alleen zien dat hij begrip heeft voor de moeilijkheden die de Orthodoxie met de huidige rooms-katholieke invulling van het pausschap heeft, maar ook dat hij respect heeft voor de schroom die er bij sommige orthodoxen leeft.
Maar toen gebeurde er iets bijzonders. Nadat de paus gevraagd had om zegen over zichzelf en over de Kerk van Rome stapte hij op de patriarch af en boog zijn hoofd om gezegend te worden. Wat velen echter niet is opgevallen, is dat Bartholomeüs de paus zijn zegen weigert. Hij was zonder enige twijfel verrast. Het is niet slechts een ongebruikelijk gebaar van een paus, maar een revolutionnair gebaar met grote theologische gevolgen.
In 1975 knielde paus Paulus VI al in een spontaan gebaar voor metropoliet Méliton, de afgevaardigde van patriarch Athenagoras, om hem de voeten te kussen. Het symbolische gebaar van Franciscus ging nog een stap verder: Franciscus wilde laten zien dat de Kerk van Rome niet boven de andere Kerken staat. Rome kan zich door Constantinopel laten zegenen. Een ecclesiologische revolutie.
Waarom weigert de patriarch dan zijn zegen? Deze zich vernieuwende rooms-katholieke ecclesiologie moet toch koren op de molen zijn van de orthodoxe Kerken die de bisschop van Rome inderdaad niet teveel als “bisschop boven de andere bisschoppen” willen zien, maar juist en vooral als “bisschop onder de andere bisschoppen”, “(westers) patriarch onder alle andere patriarchen”? De enige reden voor deze weigering is zonder twijfel de intern-orthodoxe verdeeldheid. Een zegen zou voor vele andere orthodoxe gelovigen, kerken en kerkleiders te ver gaan.
En dus kwam er een kus, een veelzeggende orthodoxe kus, op het hoofd van het hoofd van de rooms-katholieke Kerk.
Zondag 30 november – deelname van de paus aan de Orthodoxe Heilige Liturgie – Wat de paus symbolisch uitdrukte door de zegen te vragen, sprak hij duidelijker uit in de indrukwekkende toespraak die hij gaf tijdens de orthodoxe eucharistieviering van zondagochtend, op het feest van de Heilige Andreas. [Een eigen vertaling uit het Italiaans staat in voetnoot 4]
Paus Franciscus maakte duidelijk dat voor de rooms-katholieke Kerk oecumene “niet de onderwerping van de één aan de ander, noch de absorptie van de één door de ander” betekent: “Het betekent vooral de aanvaarding van alle gaven die God aan eenieder gegeven heeft, ter manifestatie aan de gehele wereld van het grote geheim van de verlossing door Christus de Heer door de Heilige Geest.”
Deze uitdrukking herinnert aan een zin uit de apostolische exhortatie Evangelii Gaudium (de vreugde van het Evangelie) van Franciscus over het doel van de oecumene: “Het gaat er niet alleen om informatie te krijgen over de ander om hem beter te leren kennen, maar te oogsten wat de Geest in hen ook als een geschenk voor ons heeft gezaaid” (n° 246). [5]
Maar de paus ging in Istanboel nog een stap verder: “Ik wil eenieder die hier aanwezig is ervan verzekeren dat de katholieke Kerk, teneinde het doel van de kerkelijke eenheid te kunnen bereiken, geen enkele condities wil opleggen, behalve die van de gezamenlijke geloofsbelijdenis, en dat wij bereid zijn om samen te zoeken – in het licht van de leer van de Schrift en de ervaring van het eerste millenium – naar wijzen waarop we de noodzakelijke kerkelijke eenheid in de huidige omstandigheden kunnen garanderen: het enige dat de katholieke Kerk verlangt, en waarnaar ik streef als bisschop van Rome, “de Kerk die voorgaat in de liefde”, is de gemeenschap met de Orthodoxe Kerken.”
En hier komt paus Benedictus XVI stiekem de hoek om kijken. In 1987 schreef deze dat de rooms-katholieke Kerk van de Orthodoxe Kerken niets anders hoeft of mag te verwachten dan wat gedurende het eerste millennium het gebruik was. In heldere taal betekent dit dat de bisschop van Rome een ere-primaat uitoefent over de gehele universele Kerk van zowel het Oosten als het Westen, maar dat dit primaatschap hem geen concrete macht en zeggenschap geeft over de verschillende autonome kerken.
Wanneer men de tekst van Franciscus leest en herleest, dan blijkt steeds duidelijker dat de paus dit concrete voorstel op tafel heeft gelegd. Hij gaat er kennelijk van uit dat er geen kerkscheidende verschillen in geloof en kerkorde meer bestaan. oor de paus zijn de tussen katholieken en orthodoxe bestaande verschillen van liturigische, spirituele en canoniek-rechterlijke aard geen aanleiding meer om als Kerken gescheiden te blijven. Hij baseert zich daarbij op de teksten van het Tweede Vaticaans Concilie (met name op UR 15).
En het Ratzinger-voorstel kan zo het sluitstuk van de kerkelijke eenwording zijn. Dit kan ook omdat paus Franciscus zelf de rooms-katholieke Kerk zodanig hervormd dat het steeds meer synodale trekken gaat vertonen. In de hierboven aangehaalde paragraaf 246 van Evangelii Gaudium zegt hij dat ook in alle helderheid: “in de dialoog met de orthodoxe broeders hebben wij, katholieken, de mogelijkheid iets meer te leren over de betekenis van de bisschoppelijke collegialiteit en hun ervaring van synodaliteit. Door middel van een uitwisseling van gaven kan de Geest ons steeds meer leiden tot de waarheid en het goede”.
Binnen de volledige gemeenschap die er dan tussen de katholieke en orthodoxe kerken bestaat, bestaat er echter ook een grote pluriformiteit: op liturgisch, kerkrechterlijk, spiritueel en theologisch gebied. Maar zoals paus Franciscus geregeld aangeeft, is deze pluriformiteit een enkel bezwaar voor een dieperliggende, volledige kerkelijke eenheid. Ook binnen de huidige rooms-katholieke Kerk bestaat er een uiterst grote diversiteit.
De Italiaanse krant La Stampa vatte het als volgt samen: “De woorden van paus Franciscus suggereren dat de huidige opvolger van Petrus gelooft dat de gemeenschap tussen katholieke en orthodoxe christenen nu al mogelijk is, zonder de noodzaak enige theologische of kerkrechtelijke condities te stellen aan zijn orthodoxe broeders. De belangrijkste reden is dat de orthodoxe kerken ‘echte sacramenten hebben, en vooral – krachtens de apostolische successie – het priesterschap en de eucharistie”, zoals de paus het Tweede Vaticaans Concilie citeerde.”
Deze indruk wordt nog versterkt door het feit dat paus Franciscus wees op de orthodoxe, protestantse en katholieke jongeren die samenkomen rond de gemeenschap van Taizé en die de Kerken oproepen tot eenheid: “ Zij doen dit niet omdat zij de verschillen die ons scheiden negeren, maar omdat ze in staat zijn er overheen te kijken; zij zijn in staat om het essentiële dat ons reeds verenigt te begrijpen.” Zowel Bartholomeüs als de paus hebben grote waardering voor Taizé [het zou mij persoonlijk niet verbazen als de paus Taizé in zijn geplande bezoek aan Frankrijk in 2015 opneemt: het programma staat nog niet vast!]. Broeder Roger, de stichter van Taizé is zijn hele leven protestants gebleven (hij was predikant), maar maakte ook zelf de gang naar een volledige gemeenschap met “de Kerk van Rome”, zonder zijn oorspronkelijke kerkelijke thuis te verafloochenen of de banden ermee door te snijden.
De grote vraag is echter of de orthodoxe kerken deze stap durven te zetten. Franciscus heeft de bal uitdrukkelijk aan hun kant gelegd.
zondag 30 november – gezamenlijke verklaring – De beide kerkleiders gaven aan het eind van de dag een gezamenlijke verklaring uit [Eigen Nederlandse vertaling van het oecumenische gedeelte in voetnoot 6]. Maar het meest wezenlijke was inmiddels al gezegd en gedaan.
Ratzinger en Rahner
Kardinaal Ratzinger gaf ooit de volgende definitie van het doel van de oecumene: “Kerken moeten Kerken blijven en tegelijkertijd één Kerk worden”. [7] De theologen Rahner en Fries trokken daaruit in 1987 de conclusie dat de eenheid van de grote christelijke Kerken – orthodox, katholiek, protestants – dan inderdaad nu reeds mogelijk was. Zij legden daartoe een uitgebreid en concreet plan op tafel om die eenheid concreet vorm te geven. En één van de grote kritikasters van het plan was de toenmalige kardinaal Ratzinger.
Met betrekking tot de orthodoxie lijken Ratzinger en Rahner zich in paus Franciscus met elkaar verzoend te hebben.
Patriarch Bartholomeüs bereidt op dit moment een panorthodox concilie van alle orthodoxe Kerken voor. Dit concilie staat gepland voor 2016. De patriarch heeft tijdens het pausbezoek uitdrukkelijk kennis gegeven van zijn wens om rooms-katholieke waarnemers bij dit concilie te hebben. We beleven spannende oecumenische tijden.
————————————–
VOETNOTEN
[1] Eerder die dag, tijdens de katholieke eucharistieviering waarin de paus was voorgegaan, had hij ook al uitvoerig gepreekt over de kerkelijke eenheid. Hij sprak daar de volgende woorden :
“De Heilige Geest is de Geest van eenheid, maar dat is niet hetzelfde als eenvormigheid. Slechts de Heilige Geest is in staat om tegelijkertijd diversiteit en veelvormigheid, als ook eenheid aan te steken. Wanneer wij veelvormigheid pogen te creëren, maar in onze eigen en exclusieve zienswijzen zijn opgesloten, dan creëren we scheiding. Wanneer we pogen deze eenheid door onze eigen menselijke ontwerpen pogen te bereiken, dan eindigen we in uniformiteit en homogeniteit. Maar wanneer we onszelf laten leiden door de Geest, dan kunnen rijkdom, veelvuldigheid en diversiteit nooit conflicten veroorzaken, want de Geest spoort ons aan tot de ervaring van diversiteit in de gemeeenschap van de Kerk”.
Deze woorden hebben vast een oecumenische betekenis, maar zijn zonder twijfel in eerste instantie bedoeld voor de katholieke gemeenschap in Turkije zelf, die in vier verschillende riten is verdeeld, die het soms moeilijk met elkaar kunnen vinden. [Zie mijn interview met de in Istanboel wonende italiaanse dominicaan Claudio Monge in het Nederlands Dagblad van 29 oktober 2014.]
[2]
“Uwe Heiligheid, geliefde Broeder,
De avond brengt altijd gemengde gevoelens met zich mee van enerzijds dankbaarheid voor de eindigende dag en anderzijds met een met onrust gevuld vertrouwen als de avond valt. Vanavond is mijn hart vervuld met dankbaarheid tot God die mij in staat stelt hier in gebed te zijn met Uwe Heiligheid en met de zusterkerk, na een intense dag van mijn apostolisch bezoek. Tegelijkertijd is wacht mijn hart op de dag die we liturgisch reeds begonnen zijn: het feest van de heilige apostel Sint-Andreas, de stichter en patroon van deze Kerk.
Door de woorden van de profeet Zacharia, geeft de Heer ons tijdens dit avondgebed, opnieuw het fundament dat ons in staat stelt om van vandaag naar morgen te gaan, de stevige rots waarop wij samen in vreugde en hoop op we zijn; deze funderende rots is de belofte van de Heer: “Zie, ik zal mijn volk uit de landen van het Oosten en het Westen redden (…), in trouw en gerechtigheid” (8, 7.8).
Inderdaad, mijn eerbiedwaardige en geliefde Broeder Bartholomeüs, terwijl ik uitdrukking geef aan mijn oprechte “grazie” voor Uw broederlijke ontvangst, voel ik dat onze vreugde groter is omdat het haar oorsprong van elders heeft; het is niet in ons, niet in onze inzet en inspanningen – hoewel die noodzakelijk zijn – maar in ons gedeelde vertrouwen in de trouw van God die de basis legt voor de herbouw van zijn tempel die de Kerk is (vlg. Zach. 8, 9). “Want daar zal vrede gezaaid worden” (Zach. 8, 12); dat zal het zaad van de vreugde zijn. Dat is vrede en vreugde die de wereld nie kan geven, maar die de Heer Jezus aan zijn leerlingen heeft beloofd en, als Verrezene aan hen heeft geschonken in de kracht van de Heilige Geest.
Andreas en Petrus hoorden deze belofte; zij ontvingen deze gave. Zij waren bloedbroeders, maar de ontmoeting met Christus heeft hen in broeders in geloof en in naastenliefde omgevormd. In deze vreugdevolle avond, tijdens dit avondgebed, wil ik hier de nadruk op leggen: zij werden broeders in hoop, een hoop die niet teleurgesteld wordt. Welk een genade, Uwe Heiligheid, om broeders in de hoop van de Verrezen Heer te zijn! Welk een genade – en welk een verantwoordelijkheid – om samen in deze hoop te wandelen, gesteund door de voorspraak van de heilige apostelen Andreas en Petrus! En te weten dat deze hoop niet teleurgesteld kan worden omdat het niet op onszelf of op onze armoedige inspanningen is gefundeerd, maar in de trouw van God.
Met deze vreugdevolle hoop, gevuld met dankbaarheid en onrustig verlangen, biedt ik Uwe Heiligheid, aan alle aanwezigen, en aan de Kerk van Constantinopel, mijn hartelijke en broederlijke wensen aan voor het feest van uw heilige Patroon.
En ik vraag u om een gunst: mij te zegenen, en de de Kerk van Rome.”
[3] Over de verhouding tussen universele Kerk en de plaatselijke Kerk is een jarenlange discussie gevoerd tussen de toenmalige kardinalen Ratzinger en Kasper. Over de oecumenische consequenties van dit debat meer in een volgende “oecumene op maandag”.
[4]
“Uwe Heiligheid, geliefde broeder Bartholomeüs,
Als aartsbisschop van Buenos Aires heb ik regelmatig deelgenomen aan de viering van de Goddelijke Liturgie van de orthodoxe gemeenschappen in die stad, maar vandaag schenkt de Heer mij de uitzonderlijke genade om aanwezig te zijn bij de viering van het feest van de heilige apostel Andreas, de eerst-geroepene, de broeder van Petrus, patroon van het Oecumenisch Patriarchaat, in deze patriarchale Kerk van Sint-Joris.
Ontmoetingen, het elkaar in de ogen kijken, en het uitwisselen van de vredeskus, zijn wezenlijke elementen op de weg naar het herstel van de volledige kerkelijke eenheid waar wij allen op wachten. Dit alles gaat vooraf, en begeleidt dat andere wezenlijke element op de weg, namelijk de theologische dialoog. Een werkelijke dialoog is altijd een onmoeting met mensen met een naam, een gezicht, een verhaal. Niet slechts een uitwisseling van ideeën.
Dit geldt vooral voor ons christenen, omdat voor ons de Waarheid te vinden is in de persoon van Jezus Christus. Het voorbeeld van Sint-Andreas, die met een andere leerling de uitnodiging van de Goddelijke Meester aannam – “Kom en zie”, en “die dag bleven zij bij hem” (Joh. 1, 39) – laat ons duidelijk zien dat het christelijk leven bestaat uit een persoonlijke ervaring, een omvormende ontmoeting met Hem die ons liefheeft en ons wil redden. Ook de christelijke boodschap wordt verspreid dankzij mensen die Christus liefhebben en niet op kunnen houden de vreugde geliefd en gered te zijn, te verspreiden. Ook hier is het voorbeeld van de apostel Andreas verhelderend. Na Jezus naar zijn huis te zijn gevolgd en tijd met hem te hebben verbracht, “ging Andreas eerst naar Simon en zei tegen hem: ‘We hebben de Messias gevonden’ (dat betekent Christus). Hij bracht hem naar Jezus” (Joh 1, 40-42). Het is dus duidelijk dat zelfs de ontmoeting tussen christenen niet aan deze logica van de persoonlijke ontmoeting kan ontsnappen.
Het is dus geen toeval dat de weg van verzoening en vrede tussen katholieken en orthodoxen geïnaugureerd werd door een ontmoeting, een omhelzing tussen onze eerbiedwaardige voorgangers, de Oecumenische Patriarch Athenagoras en Paus Paulus VI, die vijftig jaar geleden in Jeruzalem plaatshad. Uwe Heiligheid en ikzelf hebben dat onlangs willen herdenken toen wij elkaar in diezelfde stad ontmoetten, waar de Heer Jezus Christus stierf en verrees.
Door een gelukkig toeval vindt dit bezoek een paar dagen na de viering van de vijftigste verjaardag van de afkondiging van het decreet van het Tweede Vaticaans Concilie over de zoektocht naar de eenheid van alle christenen, Unitatis Redintegratio, plaats. Het is een fundamenteel document waarmee een nieuwe weg voor de ontmoeting tussen katholieken en hun broeders en zusters van andere Kerken en kerkelijke gemeenschappen.
In dat decreet erkend de katholieke Kerk in het bijzonder dat de orthodoxe Kerken “echte sacramenten bezitten, vooral, krachtens de apostolische successie, het priesterschap en de Eucharistie, waardoor zij zeer nauw met ons verbonden blijven” (n° 15). Daaruit laat het decreet volgen dat het van het grootste belang is, uit trouw aan de volheid van de christelijke traditie en om de verzoening tussen de Oosterse en Westerse christenen te bewerken, de rijke erfenis van de Oosterse Kerk te behouden en te bevorderen – niet slechts met betrekking tot de liturgische en spirituele tradities, maar ook haar canonieke disciplines die deze Kerken ordenen, zoals die door de heilige Vaders en Concilies zijn erkend (vgl. n° 15-16).
Ik denk dat het belangrijk is het respect voor dit principe te onderstrepen als door beide partijen geaccepteerde essentiële voorwaarde voor het herstel van de volledige gemeenschap. Dat betekent niet de onderwerping van de één aan de ander, noch de absorptie van de één door de ander. Het betekent vooral de aanvaarding van alle gaven die God aan eenieder gegeven heeft, ter manifestatie aan de gehele wereld van het grote geheim van de verlossing door Christus de Heer door de Heilige Geest. Ik wil eenieder die hier aanwezig is ervan verzekeren dat de katholieke Kerk, teneinde het doel van de kerkelijke eenheid te kunnen bereiken, geen enkele condities wil opleggen, behalve die van de gezamenlijke geloofsbelijdenis, en dat wij bereid zijn om samen te zoeken – in het licht van de leer van de Schrift en de ervaring van het eerste millenium – naar wijzen waarop we de noodzakelijke kerkelijke eenheid in de huidige omstandigheden kunnen garanderen: het enige dat de katholieke Kerk verlangt, en waarnaar ik streef als bisschop van Rome, “de Kerk die voorgaat in de liefde”, is de gemeenschap met de Orthodoxe Kerken. Deze gemeenschap zal altijd de vrucht van de liefde zijn “die in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest die ons geschonken is” (vgl. Rom 5, 5), een broederlijke liefde uitdrukking geeft aan de geestelijke en overstijgende band die ons als leerlingen van de Heer bindt.
In de huidige wereld komen sterke stemmen op die we niet kunnen negeren en die onze Kerken oproepen om onze identiteit als leerlingen van de Heer Jezus Christus in al zijn diepte te leven.
De eerste van deze roepstemmen is die van de armen. Er zijn teveel vrouwen en mannen in deze wereld die lijden aan ernstige ondervoeding, hoge werkloosheid, het stijgende aantal werkloze jongeren en de toename van sociale uitsluiting, die aanleiding kunnen geven tot criminele activiteiten en zelfs tot rekrutering door terroristen. We kunnen niet onverschillig blijven voor de stemmen van deze broeders en zusters. Zij vragen niet slechts materiële hulp van ons – hoe nodig dat in vele omstandigheden ook is – maar vooral onze hulp om hun menselijke waardigheid te verdedigen om zo zelf weer de geestelijke energie terug te kunnen vinden die hen in staat stelt weer acteurs van hun eigen verhaal te worden. Zij roepen ons op om te vechten, in het licht van het Evangelie, tegen de structruele oorzaken van armoede: ongelijkheid, gebrek aan waardig werk, land en onderdak, en de ontkenning van hun civiele- en arbeidsrechten. Wij als christenen zijn samen geroepen om de globalisering van de onverschilligheid die nu overal lijkt te heersen te verslaan, en een nieuwe beschaving van liefde en solidariteit te bouwen.
Een tweede roepstem komt van de slachtoffers van conflicten in vele delen van de wereld. We horen deze stem heel goed, omdat sommige buurlanden gekenmerkt worden door een gruwelijke en onmenselijke oorlog. Ik denk in het bijzonder met medeleven aan slachtoffers van de onmenselijke en zinloze aanslag die deze dagen op biddende moslims in een moskee in Kano, Nigeria. Het verstoren van de vrede van een volk, het plegen of toestaan van elke vorm van geweld, vooral wanneer dat tegen de zwakkeren en weerlozen gericht is, is een zware zonde tegen God, want een ontkenning van de aanwezigheid van Gods beeld in de mens. De stem van de slachtoffers dwingt ons om het pad van de verzoening tussen katholieken en orthodoxen te vervolgen. Hoe kunnen we immers geloofwaardig het evangelie van de vrede die van Christus komt verkondigen, als er tussen ons rivaliteit en strijd blijft bestaan? (vgl. Paulus VI, Evangelii nuntiandi, 77).
Een derde stem die ons uitdaagt is die van de jongeren. Er zijn vandaag de dag helaas zoveel jonge mensen die leven zonder hoop, overdonderd door wantrouwen en berusting. Vele van deze jongeren, beïnvloed door de dominante cultuur, zoeken de vreugde dan alleen in materiële bezittingen en in het beantwoorden aan de emoties van het moment. Deze nieuwe generaties zullen nooit de ware wijsheid bereiken en de hoop levend kunnen houden, wanneer wij niet in staat zijn om het werkelijke humanisme dat uit het Evangelie afkomstig is en uit de millennia-oude ervaring van de Kerk. Het zijn vandaag vooral de jongeren die ons oproepen om vooruitgang te maken op de weg naar de volledige gemeenschap. Ik denk bijvoorbeeld aan de vele orthodoxe, katholieke en protestantse jongeren die samenkomen tijdens de ontmoetingen van de gemeenschap van Taizé. Zij doen dit niet omdat zij de verschillen die ons scheiden negeren, maar omdat ze in staat zijn er overheen te kijken; zij zijn in staat om het essentiële dat ons reeds verenigt te begrijpen.
Geliefde broeder, bijzonder geliefde broeder, we zijn reeds op weg, onderweg naar de volledige gemeenschap en we kunnen nu al de sprekende tekenen van deze gemeenschap – ook al is zij nog incompleet – ervaren. Dit troost ons en ondersteunt ons in de voortzetting van de tocht. Wij vertrouwen erop dat deze weg wordt ondersteund door de voorspraak van de apostel Andreas en door zijn broeder Petrus, die door de traditie als stichters van de Kerken van Constantinopel en Rome worden beschouwd. We vragen God om deze grote gave van de volledige eenheid en de mogelijkheid deze te verwelkomen in ons eigen leven. En laten we nooit vergeten te bidden voor elkaar.
[5] In soortgelijke zin sprak paus Johannes Paulus II in zijn encycliek Ut Unum Sint sprak over “uitruil van gaven” tussen de verschillende christelijke kerken.
[6]
“Wij, paus Franciscus en Oecumenisch Patriarch Bartholomeüs I, drukken onze diepe dank uit aan God voor de gave van deze nieuwe ontmoeting die ons in staat stelde om, in de aanwezigheid van de Heilige Synode, de geestelijkheid en de gelovigen van het Oecumenisch Patriarchaat, het feest van Sint-Andreas te vieren, de eerst-geroepene en broeder van de apostel Petrus. Onze herinnering aan de apostelen, die de Blijde Boodschap als eerste aan de wereld verkondigden door hun prediking en hun getuigenis als martelaren, versterkt in ons het verlangen om door te gaan op de weg die ons in staat stelt om, in liefde en waarheid, de obstakels die ons scheiden te overwinnen.
Ter gelegenheid van onze ontmoeting in Jeruzalem afgelopen mei, waarin wij de historische omarming tussen onze eerbiedwaardige voorgangers paus Paulus VI en de Oecumenische Patriarch Athenagoras herdachten, tekenden we een gezamenlijke verklaring. Vandaag, op de gelukkige gelegenheid van deze verdere broederlijke ontmoeting, willen we opnieuw onze gezamenlijke intenties en bedoelingen bevestigen.
We geven uitdrukking aan onze oprechte en ferme wil, om in gehoorzaamheid aan de wil van onze Heer Jezus Christus, onze inspanningen ter bevordering van de volledige eenheid van alle christenen te intensifiëren, en vooral tussen katholieken en orthodoxen. We steunen ook de theologische dialoog van de Gemeenschappelijke Internationale Commissie, die precies 35 jaar geleden door de Oecumenische Patriarch Dimitrios en paus Johannas Paulus II hier in Phanar werd opgericht, en die zich op dit moment bezighoudt met de moeilijkste vragen die onze kerkscheiding gekenmerkt heeft, en die bijzondere aandachtige en gedetailleerde studie nodig hebben. Om deze redenen bieden we de steun van ons krachtig gebed als herders van de Kerk, onze gelovigen vragend ons in gebed te begeleiden “dat allen één zullen zijn, opdat de wereld gelove” (Joh 17, 21).
[Volgen twee paragrafen over de huidige situatie in Irak, Syrië en het Midden-Oosten, als ook over de relaties met de Islam]
[7] Geciteerd in: Karl RAHNER en Heinrich FRIES, Einigung der Kirchen – Reale Möglichkeit, Freiburg, Herder, 1987, p. 129.
De “Bisschoppensynode over het gezin” in oecumenisch perspectief
Komende zondag (5 oktober 2014) begint in Rome op initiatief van paus Franciscus een twee weken durende “buitengewone, thematische Bisschoppensynode“. Als thema koos de paus: “De pastorale uitdagingen voor het gezin in de context van de evangelisatie“.
Elders op het internet is volop informatie te lezen, zowel over de hooggespannen verwachtingen bij sommigen (met name betreffende de eventuele mogelijkheid voor hertrouwde gescheidenen om tot de communie toegelaten te worden) als over de angsten en zorgen bij anderen (die vrezen dat de pastorale bekommernis van sommigen de kerkelijke leer zal relativeren of zelfs wijzigen).
Wat paus Franciscus er allemaal zelf van vindt weten we niet. Zowel de “hervormingsgezinden” als de “behoudenden” beweren hem aan hun kant te hebben.
En dan komt er ook nog de “clash between the cardinals” bij: verschillende kardinalen, maar ook andere bisschoppen, die zich in de aanloop naar de synode publiekelijk “om de oren slaan” om de beweging alvast de éne of de andere kant op te krijgen nog voordat het èchte werk in Rome begint.
hete hangijzers
De vraag naar de eventuele toelating van de hertrouwde gescheidenen tot de communie is echter slechts één van de thema’s die op de synode ter sprake komen. De lijst van onderwerpen in het voorbereidende werkdocument (instrumentum laboris) dat eind juni door het Vaticaan werd verspreid is indrukwekkend lang.
Alle “hete hangijzers” komen aan bod: anticonceptie, abortus, ongehuwd samenwonen, homoseksualiteit (inclusief “homohuwelijk”), “reageerbuisbaby’s” enz. Maar ook vragn van meer pastorale aard komen aan de orde: zoals die naar de begeleiding van tienermoeders of één-oudergezinnen, kerkelijke huwelijken voor ongelovigen of niet-praktiserende katholieken, gemengde huwelijken, de doorgifte van het geloof aan kinderen die bij homoseksuele stellen opgroeien, enz.
Het beloven dus twee hevige maar interessante weken te worden: in Rome, binnen theologische faculteiten, seminaries en andere opleidingscentra, binnen de muren van bisschopshuizen en -paleizen, aan de koffietafels van gewone pastorieën, in de meest uiteenlopende katholieke wandelgangen.
Ook de pers zal zich niet onbetuigd laten. Kranten, televisie, radio en internet gaan uitgebreid aandacht besteden aan deze synode, al was het alleen maar omdat het over thema’s gaat waarop journalisten en andere opiniemakers, sinds de publicatie van de encycliek Humanae Vitae (“over het menselijk leven en geboorteregeling”) in 1967 door Paus Paulus VI, zo graag op willen focussen.
Eén ding is zeker: door deze moeilijke theologische en pastorale thema’s op de agenda te zetten, laat paus Franciscus zien dat hij niet bang is: niet bang voor de publieke opinie, niet bang voor een open dialoog binnen de Kerk, en niet bang om te zijner tijd beslissingen te nemen. Want de synode doet aanbevelingen en de paus beslist.
Sterker: paus Franciscus heeft over een jaar een nieuwe synode gepland, dit keer een gewone (of algemene) synode, over hetzelfde thema. Het wordt dus een heel jaar discussie en dialoog op alle niveau’s van het rooms-katholieke kerkelijk leven. Al met al gaat de rooms-katholieke Kerk een spannend jaar tegemoet.
oecumenische thema’s
Vanuit oecumenisch perspectief is er nog niet of nauwelijks op de komende synode gereflecteerd. Het thema oecumene komt in het instrumentum laboris in het geheel voor, hoe wel er wel – zoals gebruikelijk – oecumenische waarnemers uit verschillende Kerken zijn uitgenodigd. Deze “oecumene op maandag” doet een voorzichtige, eerste poging.
Gedurende de eerste decennia van de oecumenische beweging ging het vaak om theologische (niet zelden ecclesiologische) onderwerpen. Maar net als binnen de interreligieuze dialoog staan ook in de oecumene ethische kwesties inmiddels hoog op de agenda.
Over sociale vraagstukken als armoede, oorlog/vrede of ecologie, maar ook over veel zaken betreffende de persoonsethiek is vaak een grote overeenstemming vast te stellen.Deze overeenstemming ontbreekt echter wanneer het over de seksuele ethiek gaat. Maar de scheidslijnen zijn vaak lastig vast te stellen en zijn om een drietal redenen uiterst complex.
1) Allereerst bestaan binnen de verscheidene grote kerkelijke families vaak grote verschillen. Deze zijn soms uit culturele gronden te verklaren: zo kijken bijvoorbeeld Lutheranen uit Noord-Europa vaak anders tegen zaken als homoseksualiteit aan dan hun Afrikaanse geloofsgenoten.
2) Maar ook binnen eenzelfde Kerk en binnen éénzelfde cultuur kunnen grote verschillen bestaan: zo denken sommige meer behoudende Franse gereformeerden anders over “seks voor het huwelijk” aan dan hun “liberalere” mede-gereformeerden. Deze verschillen worden dan vaak bepaald door de verschillende wijzen waarop de Bijbel gelezen wordt: behoudende christenen lezen in de Bijbel (vooral in de nieuw-testamentische teksten) directe aanwijzingen voor de huidige seksuele moraal, terwijl hun liberale tegenhangers deze teksten in hun context willen lezen en verstaan, en daaruit soms de conclusie trekken dat ze niet meer direct op de huidige context van toepassing zijn.
3) Een derde complicerende factor is het verschil tussen kerkelijk leer en christelijk leven. In Kerken waarin een duidelijke seksuele moraal wordt gepredikt en geleerd, volgen vele van de gelovigen deze leer in meer of mindere mate. Binnen de rooms-katholieke Kerk – met name in westerse landen – is de kloof tussen leer en leven vaak groot. Veel rooms-katholieke vrouwen nemen zonder gewetensbezwaren “de pil”. En een nuchtere Zwitserse bisschop zei ooit dat een groot deel van de rooms-katholieke jongeren die aan de Wereldjongerendagen met de paus deelneemt waarschijnlijk een pak condooms in zijn bagage heeft meegenomen, zonder zich zorgen te maken over de vraag hoe zich dat verhoudt tot de officiële leer die diezelfde paus verkondigt.
Ondanks deze complexiteit, en misschien wel vanwege deze complexiteit, zou het toe te juichen zijn wanneer er ook vanuit de verschillende Kerken, in de verschillende landen en culturen, een opbouwende bijdrage geleverd wordt aan dit belangrijke thema dat de rooms-katholieke Kerk een jaar lang gaat bezighouden.
synode?
Het gebruik van de term ‘synode’ is in oecumenisch verband lastig. Voor rooms-katholieken is een synode een raadgevende vergadering. Binnen de orthodoxe en protestantse tradities is een synode juist een besluitvormende vergadering – wat in de rooms-katholieke traditie een concilie zou heten. [1]
Onder de term “Bisschoppensynode” verstaat de RK-Kerk een bijeenkomst van bisschoppen uit de verschillende delen van de wereld.
Naast 114 voorzitters van de nationale bisschoppenconferenties uit de hele wereld (uit Nederland gaat kardinaal Eijk, vanuit België mgr. Léonard), nemen 13 vertegenwoordigers van de Oosters-katholieke Kerken deel, 25 Vaticaanse curiemedewerkers, en 26 door de paus persoonlijk uitgenodigde bisschoppen en kardinalen (waaronder Walter Kasper, George Pell, Godfried Danneels).
38 deelnemers hebben geen stemrecht: het gaat daarbij om waarnemers en experts, dit keer in meerderheid leken, waaronder 14 echtparen.
De synode zal een aantal voorstellen doen die de paus over het algemeen al dan niet – naar eigen goeddunken – opneemt in een post-synodale apostolische exhortatie. [2]
protestantse verdeeldheid: Duitsland als voorbeeld
Iets meer dan een jaar geleden was het in de Evangelische Kirche in Deutschland [een verband van 20 Duitse lutherse en gereformeerde Kerken] flink raak over hetzelfde thema, het gezin in Kerk en samenleving.
Op verzoek van de EKD schreef een commissie onder voorzitterschap van de voormalige sociaal-democratische minister van gezinszaken Christine Bergmann een 160-pagina’s tellende tekst onder de titel “Zwischen Autonomie und Angewiesenheit. Familie als verlässliche Gemeinschaft stärken” (vert: Tussen autonomie en afhankelijkheid. Versterking van het gezin als betrouwbare gemeenschap”).
Het document deed de discussie hoog oplaaien, niet slechts binnen de protestantse kerkmuren, maar de hele breedte van het Duitse medialandschap bemoeide zich met de discussie.
De bijbelwetenschapper Friedrich Wilhelm Zorn uit Mainz was één van de vooraanstaande kritikasters. Volgens hem ging het document “ongedifferentieerd, oppervlakkig en onoverwogen zowel met het bijbelse getuigenis omtrent huwelijk en gezin, als ook met haar betekenis als houvast biedende instelling om”. Natuurlijk moeten ook volgens hem de bijbelse teksten “voor de huidige tijd uitgelegd worden, in sommige gevallen zelfs terzijde gelegd”. Anders loopt men het gevaar zich voor het karretje van vrome illusies en fundamentalistische pogingen gespannen te worden. Maar niet alles kan volgens hem en zijn mede-kritikasters zomaar gerelativeerd worden en aan het huidige tijdsgewricht aangepast worden.
Wat zei het document dan precies dat het zo’n heftige reactie uitlokte? Zo heftig dat de voorzitter van de EKD, Nikolaus Schneider, niet alleen verrast was, maar ook persoonlijk betroffen en zelfs geëmotioneerd.
In het document valt – samengevat en uit de kontekst getrokken – onder andere te lezen dat een “normatief begrip van het huwelijk als goddelijke instelling niet meer actueel is omdat het aan de breedte van het bijbelse getuigenis geen recht doet”. Tegenstanders vroegen zich af wat men dan met de zin “wat God verbonden heeft, scheidde de mens niet” moet doen?
Zo werd door de commissie het huwelijk met de woorden “liefde, trouw en engagement” beschreven en dus konden ook homoseksuele relaties onder dit aloude begrip vallen. De kritiek dat zo de waarde van het huwelijk naar beneden bijgesteld werd, pareerden Schneider en Bergmann met de overtuiging dat er van devaluatie geen sprake was maar dat juist andere, hetzij niet-heteroseksuele, hetzij niet huwelijkse relaties, naar boven opgewaardeerd worden.
De visie van het document op de trouwbeloften, op echtscheiding en de al-dan-niet verbreekbaarheid van het huwelijk, vat Schneider als volgt samen: we vragen tijdens de huwelijksviering “Willst Du?” (wil je?), niet “Wirst Du?” (zal je).
Onderwerpen als anti-conceptie en abortus ontbreken in het document.
Niet alleen binnen de EKD was er flinke kritiek, waaronder van meerdere lutherse bisschoppen. Ook de rooms-katholieke bisschoppen in Duitsland reageerden fel. Nikolaus Schneider verklaarde dat vanuit het feit dat het huwelijk binnen de rooms-katholieke traditie wèl, maar binnen de protestantse Kerken niét als een sacrament erkend wordt. Dat zou het volgens hem voor lutheranen gemakkelijker maken om met deze materie wat “flexibeler” om te gaan.
Terugkijkend op een dik jaar discussie in het Duitse protestantisme kan men vaststellen dat het inhoudelijk gaat om de vraag of het christendom zich aan de cultuur moet aanpassen of dat christenen een sterk getuigenis tegen de huidige cultuur moeten tonen. Beide groepen beroepen zich op het traditie-argument. De eerste groep zegt dat het christendom zich vanaf het begin aan de cultuur heeft aangepast, sinds Paulus die in zijn brieven slaven tot gehoorzaamheid oproept. De tweede groep beroept zich op het feit dat christenen altijd heroïsch verzet geleverd hebben als de heersende cultuur niet met christelijke, bijbelse waarden in overeenstemming was te brengen: van het romeinse Rijk tot het Derde Rijk.
de orthodox/rooms-katholieke alliantie
De orthodoxe Kerken zien in de rooms-katholieke Kerk een “betrouwbare bondgenoot tegen het oprukkende secularisme met bijgaand zedenverval”.
Zo sprak de Roemeens-Orthodoxe Metropoliet Daniel (Ciobotea) tijdens een oecumenisch congres in Freiburg (Duitsland) in 2000 over de “spanning tussen de christelijke ethiek van de Europese meerderheidskerken [behoren de protestantse Kerken in zijn optiek tot de “minderheidskerken”?] en de verschillende nieuwe ethische principes die op een geseculariseerd humanisme gefundeerd zijn, en die van verschillende kanten uit de bestuursgremiën van de Europese Unie opgedrongen worden – met name betreffen de gezinsethiek en seksuele moraal”. [3]
Afgelopen juni vond in Minsk (Witrusland) het “vierde katholiek-orthodoxe forum” plaats met als thema “Religie en culturele verscheidenheid: uitdagingen voor de christelijke Kerken in Europa”. [4] Er stonden nogal wat problemen op de agenda, vooral aan rooms-katholieke zijde: “Religie en culturele realiteiten in het hedendaagse Europa”, “de godsdienstvrijheid”, “de rol van de Kerk in de ondersteuning van de christelijke wetenschap”, de “noodzakelijkheid van de interreligieuze dialoog”, enz.
Maar van orthodoxe zijde werd vooral gehamerd op “de rol van menselijke en christelijke waarden in de moderne, multiculturele samenleving”, en werd veelvuldig gewezen op de “noodzaak van een morele heropbouw van Europa”. [5]
Ook in vele van de van oudsher orthodoxe landen, neemt immers de secularisatie snel toe. Tijdens het Forum in Minsk werd met name vanuit het patriarchaat van Moskou gepleit voor een orthodox-katholieke alliantie om deze trend te weerstaan. Met name de Europese Unie met haar liberale politiek en inmenging in zaken als opvoeding en educatie moet het daarbij ontgelden. Homoseksualiteit, vrije pornografie, reageerbuisbevruchtingen en andere kwesties rond de bioethiek staan hier in het centrum van de aandacht en worden met argusogen bekeken. De beide Kerken staan hier op gezamenlijke bodem en ondanks alle verschillen in nuances, communicatie en vormgeving, bestaat hier zonder enige twijfel een grote overeenstemming.
een orthodoxe oplossing voor hertrouwde gescheidenen?
Een ander punt verdient echter bijzondere aandacht: de kerkelijke omgang met hertrouwde gescheidenen. Door sommige (meer “liberale”) katholieken wordt soms gewezen naar de orthodoxe praktijk als mogelijke oplossing voor de rooms-katholieke Kerk.
Inderdaad is het huwelijk in de Orthodoxe Kerken, net als in de RK-Kerk, een sacrament. [6] Maar er bestaat een belangrijk nuance-verschil. In de Orthodoxe traditie de zin en doel van het huwelijk vooral gezien wordt in de wederzijdse liefde, de gemeenschap en de hulp die beide echtgenoten elkaar bieden. In die verband biedt het huwelijk dus de mogelijkheid om persoonlijk in Christus verder te groeien. Het huwelijk is een “geestelijke weg”, een “zoektocht naar God”, een “geheimnis van eenheid en liefde”, een “anticipatie van het rijk Gods”. [7]
Binnen de rooms-katholieke traditie treedt sinds (christelijke) mensenheugenis de procreatie, het verwekken van nageslacht, meer op de voorgrond als wezenlijk onderdeel en doel van het huwelijk tussen man en vrouw. Wederzijdse liefde en solidariteit zijn vanzelfsprekend niet afwezig, maar maken an sich het huwelijk nog niet wat het is.
Sinds het Tweede Vaticaans Concilie wordt in de rooms-katholieke seksuele ethiek gepoogd beide “polen” beter met elkaar in evenwicht te brengen, maar paus Paulus VI ging in de beroemde encycliek Humanae Vitae verder dan het concilie door niet slechts te stellen dat het christelijk huwelijk open moet zijn voor het nieuwe leven en het verwekken van nageslacht, maar dat dit geldt voor elke afzonderlijke seksuele daad.
Dit nuanceverschil is wezenlijk voor het begrijpen van verschillen in omgang van beide tradities met op de klippen gelopen huwelijken.
In de rooms-katholieke traditie is echtscheiding niet mogelijk; “hertrouwde gescheidenen” bestaan dus feitelijk, canoniek-rechtelijk, gewoonweg niet. Een burgerlijke scheiding wordt door de Kerk niet erkend. Zogenaamde “nietigverklaringen” betekenen niets anders dan de kerkelijke vaststelling dat een gesloten huwelijk geen volwaardig huwelijk was omdat de voorwaarden ervoor afwezig waren (bijvoorbeeld doordat één van beide echtgenoten niet wilsbekwaam was, of onder druk van familie het “jawoord” gaf). In dat geval was er dus geen sprake van een huwelijk en kunnen beide (civiele) echtgenoten opnieuw (kerkelijk) trouwen.
(Civiel) gescheiden, (kerkelijk) getrouwde katholieken die dus (civiel) hertrouwen begaan dus in dit canoniek-rechtelijke denken overspel en zijn dus – tot de dood van de (ex-)echtgenoot van het ontvangen van de communie tijdens de eucharistie uitgesloten.
In de Orthodoxe traditie wordt tegen deze materie anders – en in zekere zin minder juridisch – aangekeken. Ook hier is het huwelijk een sacrament en van goddelijke instelling. Het huwelijk wordt gezien als heilig en onverbreekbaar. De onverbreekbaarheid ervan is gebaseerd op de heiligheid ervan. Maar omdat wij leven in een door zonde getroffen, gebroken werkelijkheid, wordt dit heilige, onverbreekbare, perfecte huwelijk gezien als een (soms) onbereikbaar ideaal.
Zo is het sacramentele huwelijk voor de orthodoxie weliswaar uniek en onverbreekbaar, maar sluit het niet in alle gevallen – zoals Paulus het reeds uitdrukt – een tweede huwelijk uit. De Orthodoxe Kerk erkent dat er gevallen kunnen zijn waar het huwelijksleven geen inhoud meer heeft. Zij citeert dan graag de uitdrukking van de heilige Johannes Chrysostomos die zegt dat het in deze gevallen “beter is het huwelijk te breken dan zijn ziel te verliezen”. [8]
In deze gevallen kan de Kerk, de menselijke zonde veroordelend maar tegelijkertijd de barmhartigheid van Christus uitstralend, een tweede (en eventueel zelfs een derde) huwelijk toestaan. Dit wordt gezien als een pastorale houding t.a.v. de zwakke, zondige mens, die binnen de Orthodoxe theologie “economia” wordt genoemd. Tijdens de viering van het tweede (of derde) huwelijk worden enkele vreugdevolle elementen uit de liturgische huwelijksviering vervangen door boetedoening en gebeden om vergeving.
Sommige rooms-katholieken zien in deze economia een mogelijkheid om zowel aan de Bijbelse en kerkelijke traditie van het onverbreekbaarheid van het huwelijk trouw te blijven, terwijl het ook de mogelijkheid schept om vanuit pastoraal oogpunt openingen te zoeken naar het geluk van mensen.
Paus Franciscus heeft tijdens de persconferentie in het vliegtuig dat hem na de Wereldjongerendagen in Rio vanuit Brazilië naar Rome terugvloog op deze orthodoxe traditie gewezen, deze interessant genoemd, en aangegeven dat wat hem betreft deze oplossing nader onderzoek behoeft.
de nieuwe evangelicale/rooms-katholieke alliantie
Hoewel de evangelicale Kerken [9] in menig opzicht dichter bij de traditionele (lutherse en gereformeerde) protestantse Kerken staan, zien zij in de rooms-katholieke Kerk steeds meer een partner m.b.t. vraagstukken omtrente de seksuele ethiek.
Inderdaad komen rond vraagstukken als homoseksualiteit, “seks voor het huwelijk”, echtscheiding, e.d. de overtuigingen van de evangelicale Kerken en die van de RK-Kerk vaak sterk met elkaar overeen. Twee verschillen springen echter in het oog.
Allereerst bestaat er binnen de evangelicale beweging geen centraal leerambt zoals de rooms-katholieke Kerk dat kent. Dat geeft aan de plaatselijke gemeenten een grote vrijheid van het concreet vorm geven aan de christelijke overtuiging. Ook binnen de rooms-katholieke traditie bestaat er een zekere pastorale ruimte, maar deze refereert telkens aan het kerkelijk recht. [Afgezien van het feit dat een niet onaanzienlijk aantal parochiepriesters een kerkrechterlijk oogje dichtknijpen wanneer zij in de dagelijkse pastorale praktijk “irreguliere situaties” tegenkomen.]
Een ander belangrijk verschil is dat er inderdaad weliswaar veel overeenkomsten waar te nemen zijn rond de betreffende “heikele thema’s”, maar dat de fundering van meerdere van deze thema’s wezenlijk verschilt.
Christenen uit de evangelicale hoek argumenteren vrijwel uitsluitend vanuit de Schrift, en pogen die veelal zo letterlijk mogelijk te nemen. Een letterlijke lezing van de afwijzing van homoseksualiteit in de Bijbel heeft dan ook eeuwigheidswaarde en moet nageleefd worden. In verschillende evangelicale Kerken wordt daar vaak ook meer of minder pastoraal mee omgegaan, maar deze waarheid staat voor vrijwel de hele evangelicale wereld als een paal boven water.
In de rooms-katholieke traditie wordt er ook wel verwezen naar het bijbels getuigenis, maar wordt er vooral geargumenteerd vanuit de “natuurwet“. In de rooms-katholieke theologie wordt deze verstaan als de “door het verstand erkende orde”. Deze is weliswaar niet volledig ingeboren, maar het beginsel ervan wel. Deze natuurwet dringt zich dan ook logischerwijze niet slechts aan christenen op (want zij komt niet voort uit de goddelijke openbaring zoals die in de Schriften haar weerslag heeft gevonden), maar aan alle mensen. Vanuit deze natuurwet is bijvoorbeeld het huwelijk als vanzelfsprekend slechts toebehouden aan twee mensen van hetzelfde geslacht.
Zo woedde er in Frankrijk vorig jaar een hevige discussie rond het homohuwelijk (“Mariage pour tous“) dat de socialistische regering onder president Hollande mogelijk heeft gemaakt. Honderdduizenden Fransen gingen de straat op om daar tegen te protesteren. Onder de demonstranten waren opvallend veel rooms-katholieken te vinden. Maar ook de in Frankrijk sterk groeiende evangelicale Kerken waren vertegenwoordigd.
Deze laatste groep herkende zich echter niet in de wijze waarop de door rooms-katholieken gedomineerde organisatie La Manif pour tous die de grote demonstraties organiseerde, het openbare debat aanging. Er werd geen enkel bijbels argument gegeven: men beriep zich op filosofisch-anthropologische argumenten, freudiaanse of lacaniaanse psychologische overwegingen, of juridische principes.
Dat alles had niet alleen te maken met het feit dat bijbelse argumenten in het ontkerkelijkte Frankrijk, waar de uiterst strikte scheiding tussen Kerk en Staat vrijwel zèlf tot religie is uitgeroepen, niet overtuigend zijn en misschien zelfs contraproductief. Het had ook te maken met de wijze waarop katholieken zo’n discussie aangaan: in de wijsbegeerte en de psychologie vindt men partners die de natuurwet aannemen en/of impliciet ondersteunen. [10]
tenslotte
Natuurlijk is er nog veel meer over deze kwesties te zeggen. Eén van de onderwerpen die de oecumenische relaties tussen de Kerken niet altijd gemakkelijk maakt, is het begrip van beide sekses. In hoeverre is het sekseverschil bepalend voor de sociale en kerkelijke organisatie? Daarover een volgende keer meer (bijvoorbeeld n.a.v. de vraag naar de al-dan-niet-wenselijkheid van de priesterwijding van vrouwen zoals die in de Anglicaanse en Oud-Katholieke Kerken heeft vormgekregen).
Veel van deze verschillen lijken onoverbrugbaar. En inderdaad is in veel gevallen een soort “paradigmawisseling” nodig om tot overeenstemming te kunnen komen. Het is dan ook verrassend dat de huidige Anglicaans/Rooms-Katholieke dialoog (ARCIC III) zich met deze ethische verschillen bezighoudt en zelfs weet te melden dat een doorbraak te verwachten is. Men poogt een antwoord te vinden op de vraag hoe op universeel en locaal (dus cultureel bepaald) niveau op ethische problemen een verantwoorde oplossing te vinden is.
Zou dit ook consequenties kunnen hebben voor de andere dialogen tussen de verschillende Kerken?
_______________________________
VOETNOTEN
[1] Zie: “Op weg naar een nieuw ‘Concilie van Nicea’?”
[2] Voor meer informatie, klik HIER]
[3] 4. Internationaler Kongress Renovabis, Konfrontation oder Kooperation – Ökumene in Mittel- und Osteuropa (Renovabis, Freising: 2000), 108.
[4] Deze ontmoetingen zijn een initiatief van de rooms-katholieke “Raad van Europese Bisschoppenconferenties” (CCEE), in samenwerking met het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel in overeenstemming met alle Europese orthodoxe Kerken.
[5] Dit was reeds de vierde bijeenkomst van het “Europees katholiek-orthodoxe forum”. Reeds de eerste ontmoeting in Trente (2008) ging over het thema “Het gezin: een zegen voor de mensheid”. Latere ontmoetingen werden op Rhodos (2010; over de verhouding tussen Kerk en Staat) en in Lissabon (2012; over armoede en de economische crisis) gehouden. Beide Kerken stuurden een delegatie naar het Forum; vanuit het Nederlandse taalgebied maakte aan rooms-katholieke de Antwerpse bisschop mgr. Johan Bonny deel uit van de afvaardiging.
[6] Terwijl in de RK-Kerk beide echtgenoten elkaar het sacrament toedienen en de priester of diaken daarvan de kerkelijke getuige is, is de bedienaar van het sacrament van het huwelijk in de Orthodoxe traditie de bisschop of de priester die het echtpaar zegent.
[7] Zie: Mgr Athenagoras Peckstadt, “Mariage, divorce et remariage dans l’Eglise orthodoxe: économie et accompagnement pastoral”, in: Marriage – Divorce – Remarriage, Challenges and Perspectives for Christians (Peeters Leuven), 2007, pp. 237-251.
[8] PG 51, 155.
[9] Ik gebruik hier het anglicisme “evangelicaal” i.p.v. “evangelisch” om verwarring met de “Evangelische Kirche in Deutschland” te voorkomen. In Nederland bestond tot 2004 overigens ook de “Evangelisch-Lutherse Kerk” die toen opging in de PKN.
[10] De franse opperrabbijn Gilles Bernheim – die enkele weken later zijn ambt moest neerleggen vanwege veelvuldig plagiaat – schreef wèl een bijdrage aan het debat dat op bijbelse argumenten gebaseerd was. Hij werd daarvoor overigens persoonlijk door Benedictus XVI bedankt. Dit is een teken dat de bijbelse argumentatie binnen de rooms-katholieke Kerk aan terrein wint. Zie ook het belangrijke document van de Pauselijke Bijbelcommissie over “de bijbelse wortels van het christelijk handelen“.