Oecumene op maandag

Home » Posts tagged 'Constantinopel'

Tagarchief: Constantinopel

De paus in Turkije: een bijgedragen steentje of een omslagpunt in de oecumene?

Paus Franciscus in Turkije

Paus Franciscus in Turkije

Er stonden nogal wat thema’s op de agenda van het driedaagse bezoek van paus Franciscus aan Turkije: interreligieuze dialoog, godsdienstvrijheid, vluchtelingenopvang, de plaats van de kleine katholieke minderheid in Turkije, enz. Maar de oorspronkelijke aanleiding was een oecumenische: de uitnodiging van Bartholomeüs I om het feest van de heilige apostel Andreas in Istanboel (Constantinopel) te komen vieren.

De oecumenische patriarch van Constantinopel wordt beschouwd als opvolger van deze apostel Andreas en als ere-primaat van de gezamenlijke orthodoxe kerken. Andreas en Petrus waren volgens de evangeliën broers van elkaar. De opvolger van deze Andreas ontving de opvolger van deze Petrus. De Westerse en de Oosterse Kerk ontmoetten elkaar.

.

Getemperde verwachtingen

Het feit dat beide kerkleiders elkaar treffen is niet uitzonderlijk. Het was al de vierde ontmoeting tussen Bartholomeüs en Franciscus: “Wat er historisch aan is, is dat dit soort vieringen en ontmoetingen niet historisch meer zijn”, becommentarieerde vooraf Mgr. Gollnisch, directeur van de Franse stichting L’Oeuvre d’Orient.

Voorafgaand aan het bezoek had patriarch Bartholomeüs te kennen gegeven dat men niet al te hoge oecumenische verwachtingen van het pausbezoek moest hebben. De verklaring die hij en de paus zouden gaan ondertekenen zou weliswaar een belangrijke mijlpaal in de betrekkingen tussen beide Kerken zijn, maar men zou “geen spectaculaire gestes” moeten verwachten. De teleurstelling rond de onlangs mislukte theologische dialoog tussen beide Kerken in Amman (Jordanië), vooral vanwege onwil van de Russisch-Orthodoxe Kerk, zat immers nog vers in het geheugen.

Maar alweer wist paus Franciscus iedereen, ondanks de getemperde verwachtingen, te verrassen.

.

Steentje of omslag ?

De woordvoerder van het oecumenisch patriarchaat, de protopresbyter Dositheos Anagnostopulos vertelde tegen de Duitstalige redactie van Radio Vaticaan dat de eerste steen voor de hereniging van de beide Kerken door Johannes XXIII gelegd was. Hij was in de woelige jaren ’30 nuntius in Turkije en had eerste betrekkingen met de toenmalige patriarch Athenagoras aangeknoopt.

En hij vervolgde met de vaststelling dat “de drie andere pausen die ons hier bezocht hebben [Paulus VI, Johannes Paulus II en Benedictus XVI, HM], telkens een klein steentje hebben bijgedragen aan deze grote puzzle voor het toekomstige herstel van de Kerk”. Op de vraag wat paus Franciscus dan als steentje kon bijdragen antwoordde hij: “het eenvoudig christelijke, het mensenvriendelijke, het collegiale, het broederlijke”.

Maar dit steentje van paus Franciscus zou wel eens de sluitsteen kunnen zijn. Anagnostopulos erkent dit ook: “Het hoofdprobleem is het primaatschap van de bisschop van Rome. Hoe moeten we dit begrijpen, 950 jaar na het schisma? Als we dat eenmaal geklaard hebben, dan zal alles andere – zo geloof ik – vanzelf langzaam opgelost”. [Voor een beschrijving van deze problematiek, zie een vorige Oecumene op maandag: “En wat doen we met de paus?“]

Heeft de italiaanse krant La Stampa dan ook gelijk wanneer dit bezoek het “omslagpunt in de oecumene” betekent? Vanuit rooms-katholiek oogpunt wel, zoals we zullen zien. De vraag is echter hoe de orthodoxe Kerken op deze nieuwe houding kan reageren.

.

De pauselijke drie-akter

Om wat helderder zicht te krijgen op de oecumenische reikwijdte van wat er nu feitelijk in Istanboel gebeurd is, zetten we kort alle belangrijke uitspraken en symbolische handelingen van de paus op een rijtje.

Paus Franciscus en Patriarch Bartholomeüs

Paus Franciscus en Patriarch Bartholomeüs

Zaterdag 29 november – oecumenisch avondgebed – In Phanar, de historische wijk van Istanboel waar het oecumenisch patriarchaat zetelt, nam de paus deel aan een oecumenisch avondgebed. [1] Hij gaf daar een korte toespraak tot patriarch Bartholomeüs [eigen vertaling uit het Italiaans in voetnoot 2]. Het meest opvallende in deze toespraak is het gebruik van de term “zusterkerk” in de tweede zin.

In een in het jaar 2000 door de Congregatie voor de Geloofsleer, onder het voorzitterschap van de toenmalige kardinaal Ratzinger, gepubliceerde nota werd vastgelegd dat deze term inderdaad voor de orthodoxe Kerken gebruikt kan worden, maar slechts tussen particuliere Kerken. Dat betekent dus dat de “Kerk van Rome” (bedoeld wordt het bisdom Rome, en niet de gehele rooms-katholieke Kerk) een zusterkerk is van de “Kerk van Constantinopel” (en dus niet van de gehele Orthodoxie). In de slotzin biedt de paus bovendienzijn goede wensen aan de patriarch, aan de aanwezigen “en aan de Kerk van Constantinopel” aan. Volgens deze nota is de universele Kerk (d.w.z. de gehele rooms-katholieke Kerk) immers geen zusterkerk van de andere Kerken, maar de moederkerk van alle afzonderlijke particuliere Kerken (= bisdommen). [3]

Uit beide zinnen blijkt dus dat hij zich hier niet als universeel paus en hoofd van de rooms-katholieke wereldkerk, presenteert, maar als “bisschop van Rome”. Overigens: hij richt zich ook niet tot de orthodoxie als geheel, maar slechts tot de “Kerk van Constantinopel”. Sommige andere Orthodoxe Kerken – waaronder vooral de Russisch-Orthodoxe Kerk – zien een toenadering met de rooms-katholieke Kerk vaak met argwaan tegemoet. Door de nadruk te leggen op de locale Kerken van Rome en Constantinopel, en niet op de universaliteit van beide Kerken, laat de paus dus niet alleen zien dat hij begrip heeft voor de moeilijkheden die de Orthodoxie met de huidige rooms-katholieke invulling van het pausschap heeft, maar ook dat hij respect heeft voor de schroom die er bij sommige orthodoxen leeft.

Maar toen gebeurde er iets bijzonders. Nadat de paus gevraagd had om zegen over zichzelf en over de Kerk van Rome stapte hij op de patriarch af en boog zijn hoofd om gezegend te worden. Wat velen echter niet is opgevallen, is dat Bartholomeüs de paus zijn zegen weigert. Hij was zonder enige twijfel verrast. Het is niet slechts een ongebruikelijk gebaar van een paus, maar een revolutionnair gebaar met grote theologische gevolgen.

Paus Franciscus en Oecumenisch Patriarch Bartholomeüs

Paus Franciscus en Oecumenisch Patriarch Bartholomeüs

In 1975 knielde paus Paulus VI al in een spontaan gebaar voor metropoliet Méliton, de afgevaardigde van patriarch Athenagoras, om hem de voeten te kussen. Het symbolische gebaar van Franciscus ging nog een stap verder: Franciscus wilde laten zien dat de Kerk van Rome niet boven de andere Kerken staat. Rome kan zich door Constantinopel laten zegenen. Een ecclesiologische revolutie.

Waarom weigert de patriarch dan zijn zegen? Deze zich vernieuwende rooms-katholieke ecclesiologie moet toch koren op de molen zijn van de orthodoxe Kerken die de bisschop van Rome inderdaad niet teveel als “bisschop boven de andere bisschoppen” willen zien, maar juist en vooral als “bisschop onder de andere bisschoppen”, “(westers) patriarch onder alle andere patriarchen”? De enige reden voor deze weigering is zonder twijfel de intern-orthodoxe verdeeldheid. Een zegen zou voor vele andere orthodoxe gelovigen, kerken en kerkleiders te ver gaan.

En dus kwam er een kus, een veelzeggende orthodoxe kus, op het hoofd van het hoofd van de rooms-katholieke Kerk.

Zondag 30 november – deelname van de paus aan de Orthodoxe Heilige LiturgieWat de paus symbolisch uitdrukte door de zegen te vragen, sprak hij duidelijker uit in de indrukwekkende toespraak die hij gaf tijdens de orthodoxe eucharistieviering van zondagochtend, op het feest van de Heilige Andreas. [Een eigen vertaling uit het Italiaans staat in voetnoot 4]

Paus Franciscus maakte duidelijk dat voor de rooms-katholieke Kerk oecumene “niet de onderwerping van de één aan de ander, noch de absorptie van de één door de ander” betekent: “Het betekent vooral de aanvaarding van alle gaven die God aan eenieder gegeven heeft, ter manifestatie aan de gehele wereld van het grote geheim van de verlossing door Christus de Heer door de Heilige Geest.”

Deze uitdrukking herinnert aan een zin uit de apostolische exhortatie Evangelii Gaudium (de vreugde van het Evangelie) van Franciscus over het doel van de oecumene: “Het gaat er niet alleen om informatie te krijgen over de ander om hem beter te leren kennen, maar te oogsten wat de Geest in hen ook als een geschenk voor ons heeft gezaaid” (n° 246). [5]

Maar de paus ging in Istanboel nog een stap verder: “Ik wil eenieder die hier aanwezig is ervan verzekeren dat de katholieke Kerk, teneinde het doel van de kerkelijke eenheid te kunnen bereiken, geen enkele condities wil opleggen, behalve die van de gezamenlijke geloofsbelijdenis, en dat wij bereid zijn om samen te zoeken – in het licht van de leer van de Schrift en de ervaring van het eerste millenium – naar wijzen waarop we de noodzakelijke kerkelijke eenheid in de huidige omstandigheden kunnen garanderen: het enige dat de katholieke Kerk verlangt, en waarnaar ik streef als bisschop van Rome, “de Kerk die voorgaat in de liefde”, is de gemeenschap met de Orthodoxe Kerken.”

En hier komt paus Benedictus XVI stiekem de hoek om kijken. In 1987 schreef deze dat de rooms-katholieke Kerk van de Orthodoxe Kerken niets anders hoeft of mag te verwachten dan wat gedurende het eerste millennium het gebruik was. In heldere taal betekent dit dat de bisschop van Rome een ere-primaat uitoefent over de gehele universele Kerk van zowel het Oosten als het Westen, maar dat dit primaatschap hem geen concrete macht en zeggenschap geeft over de verschillende autonome kerken.

481Turkey PopeWanneer men de tekst van Franciscus leest en herleest, dan blijkt steeds duidelijker dat de paus dit concrete voorstel op tafel heeft gelegd. Hij gaat er kennelijk van uit dat er geen kerkscheidende verschillen in geloof en kerkorde meer bestaan. oor de paus zijn de tussen katholieken en orthodoxe bestaande verschillen van liturigische, spirituele en canoniek-rechterlijke aard geen aanleiding meer om als Kerken gescheiden te blijven. Hij baseert zich daarbij op de teksten van het Tweede Vaticaans Concilie (met name op UR 15).

En het Ratzinger-voorstel kan zo het sluitstuk van de kerkelijke eenwording zijn. Dit kan ook omdat paus Franciscus zelf de rooms-katholieke Kerk zodanig hervormd dat het steeds meer synodale trekken gaat vertonen. In de hierboven aangehaalde paragraaf 246 van Evangelii Gaudium zegt hij dat ook in alle helderheid: “in de dialoog met de orthodoxe broeders hebben wij, katholieken, de mogelijkheid iets meer te leren over de betekenis van de bisschoppelijke collegialiteit en hun ervaring van synodaliteit. Door middel van een uitwisseling van gaven kan de Geest ons steeds meer leiden tot de waarheid en het goede”.

Binnen de volledige gemeenschap die er dan tussen de katholieke en orthodoxe kerken bestaat, bestaat er echter ook een grote pluriformiteit: op liturgisch, kerkrechterlijk, spiritueel en theologisch gebied. Maar zoals paus Franciscus geregeld aangeeft, is deze pluriformiteit een enkel bezwaar voor een dieperliggende, volledige kerkelijke eenheid. Ook binnen de huidige rooms-katholieke Kerk bestaat er een uiterst grote diversiteit.

De Italiaanse krant La Stampa vatte het als volgt samen: “De woorden van paus Franciscus suggereren dat de huidige opvolger van Petrus gelooft dat de gemeenschap tussen katholieke en orthodoxe christenen nu al mogelijk is, zonder de noodzaak enige theologische of kerkrechtelijke condities te stellen aan zijn orthodoxe broeders. De belangrijkste reden is dat de orthodoxe kerken ‘echte sacramenten hebben, en vooral – krachtens de apostolische successie – het priesterschap en de eucharistie”, zoals de paus het Tweede Vaticaans Concilie citeerde.”

Deze indruk wordt nog versterkt door het feit dat paus Franciscus wees op de orthodoxe, protestantse en katholieke jongeren die samenkomen rond de gemeenschap van Taizé en die de Kerken oproepen tot eenheid: “ Zij doen dit niet omdat zij de verschillen die ons scheiden negeren, maar omdat ze in staat zijn er overheen te kijken; zij zijn in staat om het essentiële dat ons reeds verenigt te begrijpen.” Zowel Bartholomeüs als de paus hebben grote waardering voor Taizé [het zou mij persoonlijk niet verbazen als de paus Taizé in zijn geplande bezoek aan Frankrijk in 2015 opneemt: het programma staat nog niet vast!]. Broeder Roger, de stichter van Taizé is zijn hele leven protestants gebleven (hij was predikant), maar maakte ook zelf de gang naar een volledige gemeenschap met “de Kerk van Rome”, zonder zijn oorspronkelijke kerkelijke thuis te verafloochenen of de banden ermee door te snijden.

De grote vraag is echter of de orthodoxe kerken deze stap durven te zetten. Franciscus heeft de bal uitdrukkelijk aan hun kant gelegd.

zondag 30 november – gezamenlijke verklaring – De beide kerkleiders gaven aan het eind van de dag een gezamenlijke verklaring uit [Eigen Nederlandse vertaling van het oecumenische gedeelte in voetnoot 6]. Maar het meest wezenlijke was inmiddels al gezegd en gedaan.

Ratzinger en Rahner

Karl Rahner en Joseph Ratzinger

Karl Rahner en Joseph Ratzinger

Kardinaal Ratzinger gaf ooit de volgende definitie van het doel van de oecumene: “Kerken moeten Kerken blijven en tegelijkertijd één Kerk worden”. [7] De theologen Rahner en Fries trokken daaruit in 1987 de conclusie dat de eenheid van de grote christelijke Kerken – orthodox, katholiek, protestants – dan inderdaad nu reeds mogelijk was. Zij legden daartoe een uitgebreid en concreet plan op tafel om die eenheid concreet vorm te geven. En één van de grote kritikasters van het plan was de toenmalige kardinaal Ratzinger.

Met betrekking tot de orthodoxie lijken Ratzinger en Rahner zich in paus Franciscus met elkaar verzoend te hebben.

Patriarch Bartholomeüs bereidt op dit moment een panorthodox concilie van alle orthodoxe Kerken voor. Dit concilie staat gepland voor 2016. De patriarch heeft tijdens het pausbezoek uitdrukkelijk kennis gegeven van zijn wens om rooms-katholieke waarnemers bij dit concilie te hebben. We beleven spannende oecumenische tijden.

————————————–

VOETNOTEN

[1] Eerder die dag, tijdens de katholieke eucharistieviering waarin de paus was voorgegaan, had hij ook al uitvoerig gepreekt over de kerkelijke eenheid. Hij sprak daar de volgende woorden :

De Heilige Geest is de Geest van eenheid, maar dat is niet hetzelfde als eenvormigheid. Slechts de Heilige Geest is in staat om tegelijkertijd diversiteit en veelvormigheid, als ook eenheid aan te steken. Wanneer wij veelvormigheid pogen te creëren, maar in onze eigen en exclusieve zienswijzen zijn opgesloten, dan creëren we scheiding. Wanneer we pogen deze eenheid door onze eigen menselijke ontwerpen pogen te bereiken, dan eindigen we in uniformiteit en homogeniteit. Maar wanneer we onszelf laten leiden door de Geest, dan kunnen rijkdom, veelvuldigheid en diversiteit nooit conflicten veroorzaken, want de Geest spoort ons aan tot de ervaring van diversiteit in de gemeeenschap van de Kerk”.

Deze woorden hebben vast een oecumenische betekenis, maar zijn zonder twijfel in eerste instantie bedoeld voor de katholieke gemeenschap in Turkije zelf, die in vier verschillende riten is verdeeld, die het soms moeilijk met elkaar kunnen vinden. [Zie mijn interview met de in Istanboel wonende italiaanse dominicaan Claudio Monge in het Nederlands Dagblad van 29 oktober 2014.]

[2]

Uwe Heiligheid, geliefde Broeder,

De avond brengt altijd gemengde gevoelens met zich mee van enerzijds dankbaarheid voor de eindigende dag en anderzijds met een met onrust gevuld vertrouwen als de avond valt. Vanavond is mijn hart vervuld met dankbaarheid tot God die mij in staat stelt hier in gebed te zijn met Uwe Heiligheid en met de zusterkerk, na een intense dag van mijn apostolisch bezoek. Tegelijkertijd is wacht mijn hart op de dag die we liturgisch reeds begonnen zijn: het feest van de heilige apostel Sint-Andreas, de stichter en patroon van deze Kerk.

Door de woorden van de profeet Zacharia, geeft de Heer ons tijdens dit avondgebed, opnieuw het fundament dat ons in staat stelt om van vandaag naar morgen te gaan, de stevige rots waarop wij samen in vreugde en hoop op we zijn; deze funderende rots is de belofte van de Heer: “Zie, ik zal mijn volk uit de landen van het Oosten en het Westen redden (…), in trouw en gerechtigheid” (8, 7.8).

Inderdaad, mijn eerbiedwaardige en geliefde Broeder Bartholomeüs, terwijl ik uitdrukking geef aan mijn oprechte “grazie” voor Uw broederlijke ontvangst, voel ik dat onze vreugde groter is omdat het haar oorsprong van elders heeft; het is niet in ons, niet in onze inzet en inspanningen – hoewel die noodzakelijk zijn – maar in ons gedeelde vertrouwen in de trouw van God die de basis legt voor de herbouw van zijn tempel die de Kerk is (vlg. Zach. 8, 9). “Want daar zal vrede gezaaid worden” (Zach. 8, 12); dat zal het zaad van de vreugde zijn. Dat is vrede en vreugde die de wereld nie kan geven, maar die de Heer Jezus aan zijn leerlingen heeft beloofd en, als Verrezene aan hen heeft geschonken in de kracht van de Heilige Geest.

Andreas en Petrus hoorden deze belofte; zij ontvingen deze gave. Zij waren bloedbroeders, maar de ontmoeting met Christus heeft hen in broeders in geloof en in naastenliefde omgevormd. In deze vreugdevolle avond, tijdens dit avondgebed, wil ik hier de nadruk op leggen: zij werden broeders in hoop, een hoop die niet teleurgesteld wordt. Welk een genade, Uwe Heiligheid, om broeders in de hoop van de Verrezen Heer te zijn! Welk een genade – en welk een verantwoordelijkheid – om samen in deze hoop te wandelen, gesteund door de voorspraak van de heilige apostelen Andreas en Petrus! En te weten dat deze hoop niet teleurgesteld kan worden omdat het niet op onszelf of op onze armoedige inspanningen is gefundeerd, maar in de trouw van God.

Met deze vreugdevolle hoop, gevuld met dankbaarheid en onrustig verlangen, biedt ik Uwe Heiligheid, aan alle aanwezigen, en aan de Kerk van Constantinopel, mijn hartelijke en broederlijke wensen aan voor het feest van uw heilige Patroon.

En ik vraag u om een gunst: mij te zegenen, en de de Kerk van Rome.”

[3] Over de verhouding tussen universele Kerk en de plaatselijke Kerk is een jarenlange discussie gevoerd tussen de toenmalige kardinalen Ratzinger en Kasper. Over de oecumenische consequenties van dit debat meer in een volgende “oecumene op maandag”.

[4]

Uwe Heiligheid, geliefde broeder Bartholomeüs,

Als aartsbisschop van Buenos Aires heb ik regelmatig deelgenomen aan de viering van de Goddelijke Liturgie van de orthodoxe gemeenschappen in die stad, maar vandaag schenkt de Heer mij de uitzonderlijke genade om aanwezig te zijn bij de viering van het feest van de heilige apostel Andreas, de eerst-geroepene, de broeder van Petrus, patroon van het Oecumenisch Patriarchaat, in deze patriarchale Kerk van Sint-Joris.

Ontmoetingen, het elkaar in de ogen kijken, en het uitwisselen van de vredeskus, zijn wezenlijke elementen op de weg naar het herstel van de volledige kerkelijke eenheid waar wij allen op wachten. Dit alles gaat vooraf, en begeleidt dat andere wezenlijke element op de weg, namelijk de theologische dialoog. Een werkelijke dialoog is altijd een onmoeting met mensen met een naam, een gezicht, een verhaal. Niet slechts een uitwisseling van ideeën.

Dit geldt vooral voor ons christenen, omdat voor ons de Waarheid te vinden is in de persoon van Jezus Christus. Het voorbeeld van Sint-Andreas, die met een andere leerling de uitnodiging van de Goddelijke Meester aannam – “Kom en zie”, en “die dag bleven zij bij hem” (Joh. 1, 39) – laat ons duidelijk zien dat het christelijk leven bestaat uit een persoonlijke ervaring, een omvormende ontmoeting met Hem die ons liefheeft en ons wil redden. Ook de christelijke boodschap wordt verspreid dankzij mensen die Christus liefhebben en niet op kunnen houden de vreugde geliefd en gered te zijn, te verspreiden. Ook hier is het voorbeeld van de apostel Andreas verhelderend. Na Jezus naar zijn huis te zijn gevolgd en tijd met hem te hebben verbracht, “ging Andreas eerst naar Simon en zei tegen hem: ‘We hebben de Messias gevonden’ (dat betekent Christus). Hij bracht hem naar Jezus” (Joh 1, 40-42). Het is dus duidelijk dat zelfs de ontmoeting tussen christenen niet aan deze logica van de persoonlijke ontmoeting kan ontsnappen.

Het is dus geen toeval dat de weg van verzoening en vrede tussen katholieken en orthodoxen geïnaugureerd werd door een ontmoeting, een omhelzing tussen onze eerbiedwaardige voorgangers, de Oecumenische Patriarch Athenagoras en Paus Paulus VI, die vijftig jaar geleden in Jeruzalem plaatshad. Uwe Heiligheid en ikzelf hebben dat onlangs willen herdenken toen wij elkaar in diezelfde stad ontmoetten, waar de Heer Jezus Christus stierf en verrees.

Door een gelukkig toeval vindt dit bezoek een paar dagen na de viering van de vijftigste verjaardag van de afkondiging van het decreet van het Tweede Vaticaans Concilie over de zoektocht naar de eenheid van alle christenen, Unitatis Redintegratio, plaats. Het is een fundamenteel document waarmee een nieuwe weg voor de ontmoeting tussen katholieken en hun broeders en zusters van andere Kerken en kerkelijke gemeenschappen.

In dat decreet erkend de katholieke Kerk in het bijzonder dat de orthodoxe Kerken “echte sacramenten bezitten, vooral, krachtens de apostolische successie, het priesterschap en de Eucharistie, waardoor zij zeer nauw met ons verbonden blijven” (n° 15). Daaruit laat het decreet volgen dat het van het grootste belang is, uit trouw aan de volheid van de christelijke traditie en om de verzoening tussen de Oosterse en Westerse christenen te bewerken, de rijke erfenis van de Oosterse Kerk te behouden en te bevorderen – niet slechts met betrekking tot de liturgische en spirituele tradities, maar ook haar canonieke disciplines die deze Kerken ordenen, zoals die door de heilige Vaders en Concilies zijn erkend (vgl. n° 15-16).

Ik denk dat het belangrijk is het respect voor dit principe te onderstrepen als door beide partijen geaccepteerde essentiële voorwaarde voor het herstel van de volledige gemeenschap. Dat betekent niet de onderwerping van de één aan de ander, noch de absorptie van de één door de ander. Het betekent vooral de aanvaarding van alle gaven die God aan eenieder gegeven heeft, ter manifestatie aan de gehele wereld van het grote geheim van de verlossing door Christus de Heer door de Heilige Geest. Ik wil eenieder die hier aanwezig is ervan verzekeren dat de katholieke Kerk, teneinde het doel van de kerkelijke eenheid te kunnen bereiken, geen enkele condities wil opleggen, behalve die van de gezamenlijke geloofsbelijdenis, en dat wij bereid zijn om samen te zoeken – in het licht van de leer van de Schrift en de ervaring van het eerste millenium – naar wijzen waarop we de noodzakelijke kerkelijke eenheid in de huidige omstandigheden kunnen garanderen: het enige dat de katholieke Kerk verlangt, en waarnaar ik streef als bisschop van Rome, “de Kerk die voorgaat in de liefde”, is de gemeenschap met de Orthodoxe Kerken. Deze gemeenschap zal altijd de vrucht van de liefde zijn “die in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest die ons geschonken is” (vgl. Rom 5, 5), een broederlijke liefde uitdrukking geeft aan de geestelijke en overstijgende band die ons als leerlingen van de Heer bindt.

In de huidige wereld komen sterke stemmen op die we niet kunnen negeren en die onze Kerken oproepen om onze identiteit als leerlingen van de Heer Jezus Christus in al zijn diepte te leven.

De eerste van deze roepstemmen is die van de armen. Er zijn teveel vrouwen en mannen in deze wereld die lijden aan ernstige ondervoeding, hoge werkloosheid, het stijgende aantal werkloze jongeren en de toename van sociale uitsluiting, die aanleiding kunnen geven tot criminele activiteiten en zelfs tot rekrutering door terroristen. We kunnen niet onverschillig blijven voor de stemmen van deze broeders en zusters. Zij vragen niet slechts materiële hulp van ons – hoe nodig dat in vele omstandigheden ook is – maar vooral onze hulp om hun menselijke waardigheid te verdedigen om zo zelf weer de geestelijke energie terug te kunnen vinden die hen in staat stelt weer acteurs van hun eigen verhaal te worden. Zij roepen ons op om te vechten, in het licht van het Evangelie, tegen de structruele oorzaken van armoede: ongelijkheid, gebrek aan waardig werk, land en onderdak, en de ontkenning van hun civiele- en arbeidsrechten. Wij als christenen zijn samen geroepen om de globalisering van de onverschilligheid die nu overal lijkt te heersen te verslaan, en een nieuwe beschaving van liefde en solidariteit te bouwen.

Een tweede roepstem komt van de slachtoffers van conflicten in vele delen van de wereld. We horen deze stem heel goed, omdat sommige buurlanden gekenmerkt worden door een gruwelijke en onmenselijke oorlog. Ik denk in het bijzonder met medeleven aan slachtoffers van de onmenselijke en zinloze aanslag die deze dagen op biddende moslims in een moskee in Kano, Nigeria. Het verstoren van de vrede van een volk, het plegen of toestaan van elke vorm van geweld, vooral wanneer dat tegen de zwakkeren en weerlozen gericht is, is een zware zonde tegen God, want een ontkenning van de aanwezigheid van Gods beeld in de mens. De stem van de slachtoffers dwingt ons om het pad van de verzoening tussen katholieken en orthodoxen te vervolgen. Hoe kunnen we immers geloofwaardig het evangelie van de vrede die van Christus komt verkondigen, als er tussen ons rivaliteit en strijd blijft bestaan? (vgl. Paulus VI, Evangelii nuntiandi, 77).

Een derde stem die ons uitdaagt is die van de jongeren. Er zijn vandaag de dag helaas zoveel jonge mensen die leven zonder hoop, overdonderd door wantrouwen en berusting. Vele van deze jongeren, beïnvloed door de dominante cultuur, zoeken de vreugde dan alleen in materiële bezittingen en in het beantwoorden aan de emoties van het moment. Deze nieuwe generaties zullen nooit de ware wijsheid bereiken en de hoop levend kunnen houden, wanneer wij niet in staat zijn om het werkelijke humanisme dat uit het Evangelie afkomstig is en uit de millennia-oude ervaring van de Kerk. Het zijn vandaag vooral de jongeren die ons oproepen om vooruitgang te maken op de weg naar de volledige gemeenschap. Ik denk bijvoorbeeld aan de vele orthodoxe, katholieke en protestantse jongeren die samenkomen tijdens de ontmoetingen van de gemeenschap van Taizé. Zij doen dit niet omdat zij de verschillen die ons scheiden negeren, maar omdat ze in staat zijn er overheen te kijken; zij zijn in staat om het essentiële dat ons reeds verenigt te begrijpen.

Geliefde broeder, bijzonder geliefde broeder, we zijn reeds op weg, onderweg naar de volledige gemeenschap en we kunnen nu al de sprekende tekenen van deze gemeenschap – ook al is zij nog incompleet – ervaren. Dit troost ons en ondersteunt ons in de voortzetting van de tocht. Wij vertrouwen erop dat deze weg wordt ondersteund door de voorspraak van de apostel Andreas en door zijn broeder Petrus, die door de traditie als stichters van de Kerken van Constantinopel en Rome worden beschouwd. We vragen God om deze grote gave van de volledige eenheid en de mogelijkheid deze te verwelkomen in ons eigen leven. En laten we nooit vergeten te bidden voor elkaar.

[5] In soortgelijke zin sprak paus Johannes Paulus II in zijn encycliek Ut Unum Sint sprak over “uitruil van gaven” tussen de verschillende christelijke kerken.

[6]

Wij, paus Franciscus en Oecumenisch Patriarch Bartholomeüs I, drukken onze diepe dank uit aan God voor de gave van deze nieuwe ontmoeting die ons in staat stelde om, in de aanwezigheid van de Heilige Synode, de geestelijkheid en de gelovigen van het Oecumenisch Patriarchaat, het feest van Sint-Andreas te vieren, de eerst-geroepene en broeder van de apostel Petrus. Onze herinnering aan de apostelen, die de Blijde Boodschap als eerste aan de wereld verkondigden door hun prediking en hun getuigenis als martelaren, versterkt in ons het verlangen om door te gaan op de weg die ons in staat stelt om, in liefde en waarheid, de obstakels die ons scheiden te overwinnen.

Ter gelegenheid van onze ontmoeting in Jeruzalem afgelopen mei, waarin wij de historische omarming tussen onze eerbiedwaardige voorgangers paus Paulus VI en de Oecumenische Patriarch Athenagoras herdachten, tekenden we een gezamenlijke verklaring. Vandaag, op de gelukkige gelegenheid van deze verdere broederlijke ontmoeting, willen we opnieuw onze gezamenlijke intenties en bedoelingen bevestigen.

We geven uitdrukking aan onze oprechte en ferme wil, om in gehoorzaamheid aan de wil van onze Heer Jezus Christus, onze inspanningen ter bevordering van de volledige eenheid van alle christenen te intensifiëren, en vooral tussen katholieken en orthodoxen. We steunen ook de theologische dialoog van de Gemeenschappelijke Internationale Commissie, die precies 35 jaar geleden door de Oecumenische Patriarch Dimitrios en paus Johannas Paulus II hier in Phanar werd opgericht, en die zich op dit moment bezighoudt met de moeilijkste vragen die onze kerkscheiding gekenmerkt heeft, en die bijzondere aandachtige en gedetailleerde studie nodig hebben. Om deze redenen bieden we de steun van ons krachtig gebed als herders van de Kerk, onze gelovigen vragend ons in gebed te begeleiden “dat allen één zullen zijn, opdat de wereld gelove” (Joh 17, 21).

[Volgen twee paragrafen over de huidige situatie in Irak, Syrië en het Midden-Oosten, als ook over de relaties met de Islam]

[7] Geciteerd in: Karl RAHNER en Heinrich FRIES, Einigung der Kirchen – Reale Möglichkeit, Freiburg, Herder, 1987, p. 129.

En wat doen we met de paus?

Bartholomew-greeting-Francis

Patriarch van Constantinopel Bartholomeüs groet paus Franciscus

[Een sterk ingekorte versie van dit artikel verscheen op maandag 15 september in het Nederlands Dagblad. De daar gepubliceerde delen staan hieronder vet afgedrukt. Je kunt dus ook gewoon slechts de vet afgedrukte delen lezen als je niet veel tijd hebt! Enkele voetnoten zijn toegevoegd. ]

________________

“Wat doen we met de paus”? Die vraag staat centraal in een nieuwe ronde van de dialoog tussen “Rome” en de Oosters-Orthodoxe Kerken. Een doorbraak zit er niet in. De orthodoxen zijn vooral onderling verdeeld. Maar achter deze vraag schuilt de vraag naar hoe we in de 21e eeuw Kerk willen zijn.

____________________________________

Kardinaal Koch, de Vaticaanse ‘minister voor Oecumene’, zei ooit dat rooms-katholieken cultureel gezien dezelfde taal spreken als de Kerken van de Reformatie, maar dat ze theologisch dichter bij de Oosters-Orthodoxe Kerken staan.

Deze culturele kloof is zonder twijfel één van de redenen waarom de oecumenische dialoog tussen de rooms-katholieke Kerk en de orthodoxe Kerken zo stroef verloopt.

Vandaag (15 september 2014) begint in Amman (Jordanië) de dertiende zitting van de officiële dialoogcommissie tussen beide Kerken [1] en op de agenda staat het meest explosieve twistpunt: de plaats van de bisschop van Rome binnen één verhoopte verzoende Kerk.

Kardinaal Müller, hoofd van de Congregatie voor de Geloofsleer, zei onlangs (misschien wat overmoedig) dat dit het enige punt is dat katholieken en orthodoxen nog scheidt. Er staat echter voor beide zijden heel wat op het spel: theologisch én politiek. En de sterren lijken weer niet erg gustig te staan.

Zo liet de patriarch van Moskou zich een paar maanden geleden uiterst kritisch uit over het idee van een primaatschap van de bisschop van Rome, en sowieso over de katholiek-orthodoxe dialoog. Kardinaal Koch, in de hoedanigheid van co-voorzitter van de commissie, stelde betreurd vast dat deze kritiek van een zo hoog geplaatste orthodoxe autoriteit zonder twijfel een negatieve invloed op het vervolg van de dialoog zal hebben.

Voor westerse christenen – van protestantse snit, maar ook voor veel katholieken – is deze discussie met al haar implicaties en complexiteit vaak slecht te volgen. Toch is het ook voor hen de moeite waard om zich erin te verdiepen. De voortgang van deze dialoog die de RK-Kerk met de Orthodoxie voert gaat zonder enige twijfel ook belangrijke gevolgen hebben voor de dialoog met met de “Kerken van de Reformatie”.

.

EERSTE MILLENIUM

Gedurende drie eerste eeuwen organiseerden de plaatselijke christelijke gemeenschappen zich rond een episkopè (later vertaald met “bisschop”). Zijn rol was het om een geloofsgemeenschap in haar kerkelijk leven voor te zitten (pre-sidere), uit naam van Christus. Deze bisschop werd door de gemeenschap gekozen en werd door de bisschoppen van de omringende bisschoppen gewijd. Hij had dus geen autoriteit over de Kerk, maar in de Kerk. Zij lieten zich bijstaan door hun priesters en diakens. [2]

Orthodox-PatriarchsLangzaamaan werden echter bepaalde bisschopszetels belangrijker geacht dan andere. Jeruzalem werd vanaf het begin erg gewaardeerd, maar Rome – de plaats van de martelaren Petrus en Paulus – naam die functie al snel over. [3] Zo spreekt reeds Irenaeüs van Lyon (bisschop van deze stad van 177 tot 202 toen hij de marteldood stierf), zelf afkomstig uit het Oosten, over “de zeer grote, zeer oude, en door allen gekende Kerk, gesticht en opgericht te Rome door de eerbiedwaardige apostelen Petrus en Paulus”. [4]

Al snel organiseerden deze Kerken zich in provincies (vaak eparchie genoemd). De bisschop van de belangrijkste stad werd de voorzitter van deze kerkprovincies en van de door hen georganiseerde, regalmatige synodes/concilies. In 325, concilie van Nicea (bijeengeroepen door keizer Constantijn) werd deze organisatie, parallel aan de politieke organisatie, voor de Kerk voorgeschreven.

De toenmalige bewoonde (christelijke) wereld werd in vijf patriarchaten opgedeeld (en deze opdeling werd in 545 door keizer Justinus officieel bekrachtigd): vier in het Oosten (Constantinopel, Alexandrië, Antiochië, Jeruzalem), en één in het Westen (Rome). De “Patriarch van het Westen” werd door de anderen erkend als primus inter pares, de eerste onder de gelijken.

Concreet had de paus weinig macht. Zijn rol was vooral spiritueel en symbolisch, zijn gezag voornamelijk moreel. Bisschoppen werden veelal gekozen: door het gelovige volk, door de priesters en diakens of door de bisschoppen van de omliggende bisdommen. De paus was allereerst servus servorum Dei, dienaar van de dienaren Gods: ten dienste van de eenheid van geloof en Kerk.

Bij de verkiezing van een nieuwe patriarch, werden de andere patriarchen over de keuze ingelicht, die daarop de communio (kerkelijke gemeenschap) tussen hun beide patriarchaten (en dus met de daartoe behorende bisdommen) bevestigde. Tot het breukjaar 1054 werd de bisschop van Rome ook in de officiële orthodoxe liturgieën genoemd.

.

TWEEDE MILLENIUM

Toen in dat jaar de breuk tussen de Oosterse en de westerse Kerk definitief werd [5], gingen beiden hun eigen weg.

Vanaf de elfde eeuw ontwikkelde zich de westerse Kerk (later rooms-katholieke Kerk genoemd) meer en meer tot een welhaast monarchisch instituut. De bisschop van Rome bleef niet vooral en vooreerst bisschop onder de bisschoppen, maar werd steeds meer bisschop boven de bisschopen werd.

De grote Franse theoloog Yves Congar spreekt over een “tournant ecclésiologique” (ecclesiologische wende) in de 11e eeuw. Zo werd in de 12e eeuw de pauselijke titel “plaatsvervanger van Petrus”, vervangen door “plaatsvervanger van Christus”.

In het eerste millenium had de paus dus een driedubbele taak: hij was zowel a) bisschop van het bisdom Rome, b) Patriarch van het Westen en c) dienaar van de universele gemeenschap tussen de verschillende Kerken. Het verdwijnen van de derde taak door de scheiding met de andere patriarchaten heeft mede bijgedragen aan de “monarchisatie” van het pausambt.

Eerste Vaticaans Concilie

Afbeelding van het Eerste Vaticaans Concilie

Deze ontwikkeling van de centralisatie van de macht, kreeg haar bekroning in de dogma’s van de pauselijke onfeilbaarheid en de universele jurisdictie op het Eerste Vaticaans Concilie (1870-1871). [6]

Samenvattend kunnen we vaststellen dat “de universalistische ecclesiologie en haar uitbundige opwaardering van het pausdom tot een onderschatting van het episcopaat heeft geleid en tevens tot een onderwaardering van de lokale Kerken”.

Zo vormde de rooms-katholieke Kerk zich om “van een gemeenschap van de Kerken die zich in de gemeenschap van de bisschoppen uitte, naar een gemeenschap van de Kerk die zich in de gemeenschap met de paus uitte”. [7] En hoe meer het pausdom werd verheven, hoe meer “eenheid” werd vereenzelvigd met “uniformiteit”.

Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) probeerde het primaat van de paus weer in evenwicht te brengen met de collegialiteit van alle bisschoppen (onder wie de paus).

Terwijl het concilie de bijzondere en onvervangbare taak van de opvolger van Petrus onderstreepte zegt het ook duidelijk dat alle bisschoppen, net als de paus, “plaatsbekleders en afgezanten van Christus” zijn. [8]

Onder de daarop volgende pontificaten van Paulus VI, Johannes Paulus II en Benedictus XVI bleek echter dat omvorming naar een concrete uitvoering van deze theoretisch gedachte collegialiteit niet gemakkelijk was. Sommigen zagen daarin zelfs een gevaar voor de eenheid van de Kerk.

.

ORTHODOXE KERKEN

De Kerk in het Oosten bestaat intussen uit in totaal vijftien Orthodoxe Kerken: vier patriarchaten en elf – veelal nationale – autonome kerken. [9]

Deze laatsten worden vaak autocephaal genoemd en hebben een grote autonomie, maar zijn voor de benoeming van hun hoofd (een patriarch, metropoliet of aartsbisschop) van één van de vier patriarchaten afhankelijk.

De (vooral symbolische) functie van ‘eerste onder gelijken’ wordt door de patriarch van Constantinopel uitgeoefend.

Tot in de 19e eeuw echter noemde men binnen de orthodoxie Constantinopel “alter romana”, een soort voorlopig Rome, dat nodig was zolang het westerse Patriarchaat niet op haar heterodoxe schreden zou terugkeren. [10]

De titel “bisschop van Rome” is voor de orthodoxe theologie de meest geschikte (eventueel aangevuld met “metropoliet-aartsbisschop van Rome” en “Primaat van Italië”). Andere titels vindt men problematisch: “plaatsvervanger van Christus” (er kan niet slechts één plaatsvervanger van Christus zijn), “pontifex maximus” (de titel die de romeinse keizers droegen). Met deze beide titels drukt de RK-Kerk voor de orthodoxen uit dat zij aanspraak maakt op universele jurisdictie, en dat wordt door de orthodoxe ecclesiologie onaanvaardbaar geacht.

Zo zien we dat het verschil tussen de orthodoxe en de katholieke ecclesiologie bestaat uit het feit dat in de rooms-katholieke Kerk eenheid van de Kerk gegarandeerd wordt door het primaatschap van de bisschop van Rome, “plaatsvervanger van Christus”. Voor de orthodoxie is dit onmogelijk: de eenheid van de Kerk hangt niet af van een aards hoofd, maar van de eenheid in het geloof, de doop en de eucharistie die de christenen in één lichaam samenbindt. [11]

moscowconstantinopel

De patriarchen van Moskou en Constantinopel in aanwezigheid van de Russische president

De opkomst van de orthodoxe diaspora, het gevolg zowel van de Ottomaanse overheersing van Constantinopel als de communistische overheersing van Moskou, maakt dat de traditionele en afzonderlijke orthodoxe Kerken zich echter toch steeds meer als universele Kerk denken, over de gehele aardbol aanwezig, en dus ver buiten hun territoriale grenzen.

Tussen de verschillende patriarchaten bestaat bovendien een onderlinge tweestrijd. Moskou bestrijdt steeds vaker, en steeds openlijker, de aanspraak van Constantinopel op het primaatschap. In aantallen gelovigen is de Russisch-Orthodoxe Kerk veruit de grootste, terwijl Constantinopel, onder meer door de Ottomaanse overheersing en tegenwerking van de Turkse staat, tot enkele honderden gelovigen is geslonken.

Verder wordt deze concurrentiestrijd gevoed door de erkenning van de Orthodoxe (autocephale) kerk in Estland door Constantinopel. Deze Kerk is een afscheiding van de Russisch-Orthodoxe Kerk zoals die tijdens de Sovjet-Unie bestond. Een soortgelijk conflict speelt zich in de Oekraïene af.

Er bestaan in West-Europa zelfs russisch-orthodoxe christenen die zich uit protest tegen Moskou bij het Patriarchaat van Constantinopel hebben aangesloten. De onderlinge verhoudingen binnen de orthodoxie zijn dus verre van sereen, soms zelfs explosief.

.

DIALOOG

In het jaar 1995 publiceerde paus Johannes Paulus II zijn beroemde oecumene-encycliek Ut Unum Sint (“Opdat zij allen één zijn”). Daarin vraagt hij aan de leiders en theologen van de andere christelijke gemeenschappen [12] om met hem na te denken over een andere, nieuwe invulling van het Petrusambt, dat de eenheid onder de christenen zou kunnen dienen. [13]

In 2007 pakte de internationale orthodox-katholieke dialoogcommissie de handschoen op. Ze kwam met het beroemde ‘Ravenna-document’ [14], een eerste en voolopige poging om de paus een plek te geven binnen de synodale structuur van de Orthodoxe Kerken.

Het document werd echter door de Russisch-Orthodoxe Kerk getorpedeerd. De Russische delegatie verliet de vergadering, onder andere vanwege de aanwezigheid van de Orthodoxe Kerk in Estland, waarvan zij de legitimiteit weigert te erkennen.

Bovendien vindt de Russisch-Orthodoxe Kerk (daarin gesteund door o.a. meerdere Griekse bisschoppen en monniken van de berg Athos) het Patriarchaat van Constantinopel te toegevelijk ten aanzien van Rome en bekijkt de goede verhoudingen tussen patriarch Barthelomeüs en de elkaar opvolgende pausen met argusogen.

Nieuwe pogingen werden in 2009 (Cyprus) en 2010 (Wenen) ondernomen, in aanwezigheid van de Russisch-orthodoxe Kerk, maar zonder de Estse delegatie. De ontmoeting van deze week is een nieuwe poging.

Vreemd genoeg vormt de intern-orthodoxe strijd het grootste obstakel binnen de orthodox-katholieke oecumene.

Zou dat een teken kunnen zijn van het mislukken van de orthodoxe ecclesiologie, waar het primaatschap de eenheid moet dienen, maar waar de “Oecumenische Patriarch” (van Constantinopel) daartoe geen enkele middelen tot concreet handelen heeft?

.

“PATRIARCH VAN HET WESTEN”

In 2006 gebeurde er in het Vaticaan iets uitzonderlijks. In maart van dat jaar merkte een opmerkzame journalist op dat de traditionele (maar nauwelijks nog gebruikte) titel “Patriarch van het Westen” niet meer in het gebruikelijke lijstje van pauselijke titels op de eerste pagina van het Annuario Pontificio (een soort telefoonboek van de Curie) stond.

BenedictBartholomew

Paus Benedictus XVI ontvangt Patriarch Bartholomeüs

Benedictus XVI had de titel stiekum gewoonweg geschrapt; zelfs Walter Kasper, de toenmalige verantwoordelijke voor de oecumene in het Vaticaan, was er niet van op de hoogte. [15] Vanuit Moskou en Constantinopel kwam er kritiek. Was dit geen teken dat, ondanks de dialoog tussen beide Kerken, de paus toch stiekum zijn superioriteit over de andere patriarchaten wilde uitdrukken?

Kardinaal Kasper probeerde de boel te sussen. In een officiële verklaring meldde de Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Eenheid van de Christenen dat de titel “door de historische ontwikkelingen ongeschikt is geworden en in onbruik geraakt” en dat “het schrapen van deze aanspraak juist nuttig voor de oecumenische dialoog kan zijn”.

Inderdaad is de term “Patriarch van het Westen” problematisch geworden. De geografische notie “Westen”, die tijdens het Romeinse rijk een min of meer duidelijke omschrijving had, heeft aan duidelijkheid verloren, al was het maar sinds de ontdekking dat de aarde rond is! Vallen immers alle door de westerse mogendheden ontdekte, gekolonialiseerde en onafhankelijk geraakte landen eronder? Of moet men “Westen” niet in geografische, maar in culturele zin interpreteren? Dat is echter voor landen in Azië of Afrika moeilijk te zeggen.

Bovendien: de titel heeft weliswaar oude papieren – hij was reeds aanwezig in de teksten van de concilies van Constantinopel (381) en Chalcedonië (451) – en stond eeuwenlang in de lijst van titels van de opvolger van Petrus, maar werd eigenlijk nauwelijks meer gebruikt en had geen functie meer. Hij werd door het Tweede Vaticaans Concilie niet gebezigd, en noch het Latijnse, noch het Oosters-katholieke kerkelijk recht gebruikt de term. Waarom dan de titel niet gewoon schrappen?

Zou het kunnen dat dit schrappen, zoals het Vaticaan schijnt te willen aanduiden, juist nieuwe oecumenische openingen biedt? Zou het afschaffen van deze titel een oecumenisch gebaar zijn dat ons in staat stelt om buiten alle oude structuren en in onbruik geraakte tradities naar nieuwe vormen van gemeenschap tussen de Kerken en uitoefening van gezag te zoeken?

Overigens: paus Franciscus heeft in 2013 op de eerste pagina van hetzelfde “telefoonboek” alle titels verwijderd. Er staat nu slechts “Franciscus – bisschop van Rome”. De andere titels (zonder “Patriarch van het Westen” zijn elders in het boek verstopt.

.

RATZINGER EN KASPER

De uitkomst van de ontmoeting in Amman is onzeker, zeker gezien de intern-orthodoxe spanningen en de nogal on-oecumenische houding van Moskou. Aan rooms-katholieke zijde zien we echter een paar hoopvolle ontwikkelingen.

Allereerst is de discussie over de verhouding tussen Rome en de andere afzonderlijke bisdommen, tussen de bisschop van Rome en de andere bisschoppen, in een ander daglicht komen te staan.

ratzinger kasper

(Toen nog) kardinaal Ratzinger en (toen nog) bisschop Kasper

Rond de eeuwwisseling raakten de toenmalige kardinalen Ratzinger en Kasper [16] met elkaar in een, nogal heftig, publiek debat. De technisch-theologische vraag was: gaat de universele Kerk chronologisch en ontologisch aan de plaatselijke vooraf (positie van Ratzinger), of is het omgekeerd (positie van Kasper)? Beiden beriepen zich op (hun interpretatie van) het Tweede Vaticaans Concilie.

De vraag laat zich ook op meerdere wijzen anders stellen: bestaat het Vaticaan dankzij de bisdommen of bestaan de bisdommen dankzij het Vaticaan? Is de paus dus een bisschop boven de bisschoppen, of is hij een bisschop onder de bisschoppen met een eigen unieke functie? Is de paus bisschop van Rome omdat hij paus is, of is hij paus omdat hij de bisschop van Rome is?

Voor de oecumenische dialoog – niet slechts met de orthodoxen, maar ook bij de Kerken van de Reformatie – bood het antwoord van kardinaal Kasper meer en nieuwe mogelijkheden.

Bij de keuze door het conclaaf in 2005 van kardinaal Ratzinger leek de strijd echter in het voordeel van (sindsdien) Benedictus XVI beslecht.

Maar met de keuze van Jorge Bergoglio tijdens het conclaaf van 2013 lijkt de wind echter te zijn gekeerd. Na zijn keuze tot paus, tijdens de “balkon-scène”, noemde hij zichzelf “bisschop van Rome” en scheen de term “paus” sindsdien zoveel mogelijk te vermijden. In zijn allereerste woensdag-catechese liet hij publiekelijk zijn waardering voor de theologie van Walter Kasper blijken (en heeft dat sindsdien meerdere keren herhaald).

.

JONGE RATZINGER

ratzi23

De jonge theoloog Joseph Ratzinger

Opvallend genoeg is deze omslag de reden voor theologen en bisschoppen om de voorstellen van de toen nog jonge theoloog Joseph Ratzinger weer uit de archieven te halen.

Aan orthodoxe kant citeert men graag zijn uitspraak dat “aan de orthodoxe Kerken niet méér gevraagd kan worden dan wat in de ongedeele Kerk [voor 1054] praktijk was” [17]. Dus: vooral een symbolisch primaat van de bisschop van Rome, geen paus met invloed en macht.

Maar kunnen we zomaar een millennium geschiedenis terugschroeven en net doen of de ontwikkelingen aan beide zijden niet bestaan hebben? Moeten we niet veeleer voor het geglobaliseerde derde millenium geschikte, herbronde en vernieuwde vormen vinden?

Een ander voorstel uit hetzelfde boek van de jonge Joseph Ratzinger is misschien vruchtbaarder. Constaterend dat het pausambt zich gedurende twee millenia constant aan de noden van de tijd, aan de betreffende cultuur en aan de politieke omstandigheden heeft aangepast, pleitte hij in 1969 voor het oprichten van “nieuwe patriarchaten in het Westen” (bijvoorbeeld in Azië en Afrika).

Deze Patriarchaten (of welke andere naam we er ook voor bedenken) zouden een grote autonomie en vrijheid kunnen krijgen in de eigen organisatie en vormgeving.

Volgens Ratzinger betekent dit dat “de vereniging met de paus niet meer het opgaan in een gecentraliseerde organisatie betekent, maar het zich invoegen in de eenheid van het geloof en de communio [van de universele Kerk]”.

Zou hij dat bedoeld hebben toen hij in 2006 stiekum de titel “Patriarch van het Westen” schrapte?

De te gecentraliseerde en uniforme organisatie is voor zowel de Orthodoxe Kerken, als voor de Reformatorische Kerken een struikelblok op de weg naar volledige en zichtbare eenheid.

Gaat de meer collegiale, minder centralistische koers van paus Franciscus, zoals hij die in de apostolische exhortatie Evangelii Gaudium presenteert, in die richting? Zij wordt aan orthodoxe zijde, maar ook door de kerken van de Reformatie in ieder geval met instemming begroet.

___________________________________

VOETNOTEN

[1] Deze commissie telt 60 vertegenwoordigers : de helft is afkomstig uit de rooms-katholieke Kerk, en de andere helft uit veertien (van de vijftien) erkende en autonome orthodoxe Kerken. De commissie bestaat sinds 1979, maar moest in het jaar 2000 na de ontmoeting in Baltimore haar werkzaamheden onderbreken. Een eerste oorzaak van deze onderbreking waren de meningsverschillen over de Oosters-katholieke oosterse Kerken, die de Orthodoxie een doorn in het oog blijven. Verder betichtten de orthodoxe deelnemers de rooms-katholieke Kerk van “onoecumenische praktijken”, namelijk van het bekeren van orthodoxe gelovigen tot de rooms-katholieke Kerk op het zogenaamde “canonisch orthodoxe grondgebied”. In 2006 werd het oecumenische schip weer rechtgetrokken tijdens een ontmoeting in Belgrado.

[2] Ik baseer me onder andere op de (nog ongepubliceerde – de publicatie is in voorbereiding) gedetailleerde studie van mijn bevriende priester van het bisdom Grenoble, Christophe Delaigue: Le pape, évêque de Rome, successeur de Pierre, patriarche d’Occident?.

[3] Voor Joseph Ratzinger is deze transfert een teken van de universaliteit van de Kerk. Jeruzalem symboliseerde en verzamelde de verschillende stammen van Israël, Rome (het centrum van de toenmalige wereld) kreeg dezelfde functie voor de Kerk die joden en niet-joden in zich verzamelde. (cf. Joseph Ratzinger, Das Neue Volk Gottes, 1969).

[4] Adversus Hæreses III, 2, 3.

[5] Het is gebruikelijk om de breuk tussen de “westerse Kerk” en de “oosterse Kerk”, tussen Rome en Constantinopel in het jaar 1054 te dateren, maar dit jaar is feitelijk slechts de consequentie van een op dat moment reeds langdurend conflict waar de theologische strijd om het Filioque slechts de dogmatische druppel was die de reeds lang gevulde emmer met voornamelijk politieke conflicten deed overlopen. De onenigheid rond het Filioque betreft de vraag of de Heilige Geest voortkwam uit de Vader, zoals de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel belijdt [orthodox standpunt] of dat de Geest voortkwam “uit de Vader en de Zoon” [rooms-katholieke toevoeging].

[6] Joseph Ratzinger constateert dat de organisatie van de rooms-katholieke Kerk in de vorm van een gecentraliseerde staat (zoals dit voorafgaand aan het Tweede Vaticaans Concilie het geval was), niet noodzakelijkerwijze uit het Petrusambt voortvloeit en dat veranderingen en aanpassingen daarin niet slechts mogelijk, maar zelfs noodzakelijk zijn (cf. Das Neue Volk Gottes)

[7] Alphonse Borras, “Considérations corrélatives sur l’excercise de la primauté romaine”, in: AETC, Changer la papauté?, p. 88.

[8] Lumen Gentium 27. Veelal wordt de ecclesiologie van Vaticanum II aangeduid als een “communio-ecclesiologie”, hoewel de term in de Constituties en Decreten van het Concilie niet voorkomt.

[9] Naast deze 15 orthodoxe Kerken bestaan er ook oosterse niet-orthodoxe Kerken die ontstaan zijn uit de christologische geschillen uit de eerste eeuwen. Verder bestaan er de Oosters-katholieke Kerken die in volledige gemeenschap met de latijnse (rooms-katholieke) Kerk staan, maar hun eigen byzantijnse liturgie hebben behouden en een eigen kerkelijk recht hebben. Deze laatsten worden door de orthodoxe Kerken met argwaan bekeken.

[10] cf. Olivier Clément, Rome autrement – un orthodoxe face à la papauté, Parijs, 1997, p. 81.

[11] De eerste vorm noemt men wel “universalistische ecclesiologie”, de orthodoxe vorm wordt “eucharistische ecclesiologie” genoemd.

[12] De paus gebruikt opvallenderwijze de uitdrukking « christelijke gemeenschappen ». Daarmee vermeed hij het gebruikelijke onderscheid tussen « Kerken » en « kerkelijke gemeenschappen », dat door het Tweede Vaticaans Concilie werd gebruikt, maar wiens interpretatie door de verklaring Dominus Iesus uit het jaar 2000 werd aangescherpt.

[13] UUS 95-96.

[14] Te vinden op: http://www.vatican.va/roman_curia/pontifical_councils/chrstuni/ch_orthodox_docs/rc_pc_chrstuni_doc_20071013_documento-ravenna_en.html

[15] Dat was overigens niet de eerste keer dat iets dergelijks tijdens het pontificaat van Benedictus XVI, die bekend stond om zijn solitair handelen, gebeurde. Zo moest de aartsbisschop van Bordeaux, kardinaal Ricard, uit de pers vernemen dat het Vaticaan de uiterst conservatieve Petrus-broederschap (een afsplitsing van de Piusbroederschap van Mgr. Lefèbvre) toegestaan had om in zijn bisdom een priesteropleiding te openen. Ricard maakte bovendien nota bene deel uit van de commissie Ecclesia Dei die de dialoog met de de volgelingen van Mgr. Lefèbvre moest voeren!

Kardinaal Kasper, de toenmalige verantwoordelijke voor de oecumene binnen het Vaticaan hoorde enkele jaren later ook uit de pers dat paus Benedictus XVI een “ordinariaat” voor anglicanen, die naar de rooms-katholieke Kerk wilden overstappen, opgericht had. Kasper moest later echter wel zelf de kastanjes uit het vuur halen en de Anglicaanse Kerk gerust stellen en de plooien zoveel mogelijk gladstrijken.

[16] Kardinaal Ratzinger was Prefect voor de Congregatie voor de Geloofsleer. Walter Kasper was, toen de theologische strijd uitbrak naar aanleiding van zijn kritiek op een tekst van de romeinse Congregatie, nog aartsbisschop van Rottenburg-Stutgart (Duitsland), maar werd nog tijdens de discussie door Johannes Paulus II naar Rome gehaald om het hoofd van de Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Oecumene te worden. Enige tijd later creëerde dezelfde paus hem tot kardinaal.

[17] Das Neue Volk Gottes.